Bve Raad



Open brief mbo aan Hans de Boer

Naar aanleiding van uitspraken van de heer De Boer van de Taskforce Jeugdwerkloosheid in het Algemeen Dagblad van maandag 13 februari 2006 om leerlingen te weigeren voor bepaalde opleidingen in het mbo, heeft voorzitter Margo Vliegenthart van de Bve Raad een open brief aan de heer De Boer gestuurd.

Download brief (pdf)

De integrale tekst van de brief vindt u hieronder
---

De Bilt, 16 februari 2006

Geachte heer De Boer, beste Hans,

Het is me niet ontgaan dat je de laatste tijd nogal van je afbijt als het gaat om de problematiek van het voortijdig schoolverlaten. Het is goed dat je luid en duidelijk om aandacht vraagt voor het probleem van de jeugdwerkloosheid en als tijdelijke Taskforce voer je natuurlijk een race tegen de klok om je streefcijfers te halen. De doelen die jij met de Taskforce Jeugdwerkloosheid nastreeft delen wij als bve-instellingen: zoveel mogelijk jongeren op school of aan het werk. Maar ik begin me steeds meer af te vragen of jouw uitlatingen nog wel gaan over de echte instrumenten die nodig zijn om dat doel te bereiken. We zouden volgens mij veel verder kunnen komen als we gezamenlijk zouden pleiten voor structurele oplossingen. Te vaak haal je de publiciteit met ideetjes die het goed doen op de voorpagina van de krant maar die gebaseerd zijn op vooroordelen en misverstanden. Dat is gemakkelijk scoren maar het helpt niet om de problemen echt te tackelen.

Een voorbeeld is je uitspraak dat we in het mbo opleiden voor werkloosheid en dat we de toelating tot opleidingen sport en bewegen, mode, artiest en communicatie moeten stoppen. We zijn het met elkaar eens dat jongeren zoveel mogelijk moeten kiezen voor opleidingen die een goed baanperspectief hebben en we zijn het er ook over eens dat er meer jongeren aan een opleiding in de techniek zouden moeten beginnen. Maar jouw oneliner gaat aan drie zaken voorbij waardoor je wel scoort in de media maar geen effect bereikt:


1. De voorbeelden die je noemt zijn voornamelijk opleidingen op niveau 3 en 4. Van de gediplomeerde uitstroom op deze niveaus stroomt 40 procent door naar het hoger beroepsonderwijs. Bovendien vindt 95 procent van de afgestudeerde mboers die de arbeidsmarkt opgaan, binnen vier maanden een baan. Het probleem van de jeugdwerkloosheid concentreert zich op de niveaus 1 en 2 en vooral op voortijdig schoolverlaters die de competenties, de sociale vaardigheden en de motivatie missen om een opleiding af te maken of een stageplek of baan te vinden. Dat zijn dus andere jongeren dan de groep waar jij over sprak.


2. De bve-sector is de enige onderwijssector, en dat is juist de kracht ervan, waarin instroom van deelnemers (en dus uiteindelijk de uitstroom naar de arbeidsmarkt) gereguleerd wordt door de beschikbaarheid van stageplaatsen. Stageplaatsen komen tot stand in nauwe samenwerking tussen scholen en bedrijven in de regio en op basis van arbeidsmarktanalyses van de kenniscentra beroepsonderwijs-bedrijfsleven. De beschikbaarheid van stageplaatsen loopt grotendeels parallel met de vraag op de arbeidsmarkt. In de praktijk houden onderwijsinstellingen ook terdege rekening met het aantal mensen dat ze op bepaalde opleidingen plaatsen. Deze vorm van regulering en samenwerking werkt goed en die zouden we toch niet op het spel willen zetten?


3. Drie van de vier opleidingen die je als probleemsectoren kwalificeert, hebben landelijk gezien een zeer gering aantal deelnemers. De theateropleidingen hebben bijvoorbeeld 410 leerlingen, 0.09% van het totaal aantal van 475.000 mboers (terzijde: daar worden al meer dan 1000 jongeren per jaar teleurgesteld omdat er voor hen geen plek is gelet op de arbeidsmarkt). In totaal gaat het bij de door jou genoemde opleidingen om 16.000 deelnemers. De opleidingen binnen de sector Sport en Bewegen nemen daarvan 10.000 deelnemers voor hun rekening en op dat aantal is op dit moment een tekort van circa 600 stageplaatsen. Dat is een tekort van vier à vijf procent. In dat tekort moet natuurlijk worden voorzien, maar een leerlingenstop is daarvoor een te fors middel. Zeker in het licht van CBS-cijfers die een banengroei in deze sector laten zien en gezien het overheidsbeleid om sport en bewegen fors te stimuleren.

Het werk van de Taskforce moet zich vooral richten op de groepen die structurele problemen hebben. Heel veel jongeren die nu aan de kant staan zullen relatief snel hun weg wel vinden. Ten eerste doordat beroepsopleidingen meer zijn dan functietrainingen waardoor gediplomeerden breder inzetbaar zijn dan alleen op het terrein van hun specifieke opleiding. Heb je wel eens uitgezocht hoe veel (lees: hoe weinig) mensen werken in het soort baan of sector waarvoor ze oorspronkelijk zijn opgeleid? Ten tweede moeten we altijd in ons achterhoofd houden dat veel van de jeugdwerkloosheid conjunctureel bepaald is en dat een deel van het probleem opgelost wordt wanneer de arbeidsmarkt weer aantrekt. Dat zien we gelukkig op dit moment al weer gebeuren. Het gaat echter om de harde kern die ook dan het risico loopt aan de kant te blijven staan en waarvoor we veel meer moeite moeten doen om hen in het onderwijs binnenboord te houden en bij werkgevers aan boord te helpen.

Eén van je andere oneliners, over het opvangen en heropvoeden in kazernes, is me in dat licht dan ook in het verkeerde keelgat geschoten. Eerdere kabinetten hebben zich over vergelijkbare voorstellen gebogen en het mag bekend worden verondersteld dat opsluiten alleen kan als daar een juridische grond voor is c.q. een strafmaatregel. Natuurlijk is er een groep criminele jongeren waarvoor een streng regime passend is maar door generaliserend te spreken over de hele groep werkloze jongeren werk je eerder mee aan een klimaat waarbij werkgevers voor de eer zullen bedanken om deze groep op een leerwerkplek te plaatsen dan dat het bijdraagt aan oplossingen. Gelukkig zijn er bij de werktop van kabinet en sociale partners een aantal afspraken gemaakt die meer perspectief bieden op oplossingen, bijvoorbeeld via het creëren van praktijksimulatieplaatsen en intensieve begeleiding. Bijvoorbeeld om ze eerst eens wekkervast te krijgen, zoals één van onze leden het uitdrukte. Je moppert steeds over de gebrekkige aansluiting tussen scholen en bedrijven maar realiseer je wel dat het al een hele prestatie van scholen is om deze leerlingen überhaupt op school te krijgen en te houden. Door meer praktijkelementen in het beroepsonderwijs in te voeren, werken scholen en bedrijven er hard aan om het mbo ook voor deze jongeren aantrekkelijk en toegankelijk te maken.
De groep jongeren die uitvalt of een groot risico loopt om uit te vallen wordt gekenmerkt door een combinatie van probleemfactoren, in het eigen gezin, in de buurt, op school. Ze weten vaak niet wat ze willen en al helemaal niet wat ze kunnen en hebben het vertrouwen in zichzelf én in de omgeving verloren. Maatwerktrajecten met een intensieve begeleiding en een grote mate van praktijk laten zien dat het mogelijk is die jongeren weer op de rails te krijgen. Samenwerking in de regio met jeugdzorg, politie, leerplichtambtenaren én bedrijven is daarbij noodzakelijk. Maar voor al die projecten geldt dat het op dit moment slechts voor een beperkte groep beschikbaar is. Er is geen structurele financiering voor de meerkosten van deze, overigens succesvolle, aanpak. Er dreigt bovendien dat een groot deel van de ESF-financiering die voor de aanpak van voortijdig schoolverlaten op dit moment beschikbaar is, zal verdwijnen en de minister van Financiën heeft aangekondigd dat gat niet te zullen dichten.

Kortom Hans, er moet nog heel veel gebeuren, daar is veel geld en creativiteit voor nodig, maar losse flodders helpen daarbij volgens mij niet. Het lijkt mij beter om als Taskforce, scholen en bedrijven de handen ineen te slaan en samen naar oplossingen te zoeken.

Met vriendelijke groet,

Margo Vliegenthart