Ministerie van Buitenlandse Zaken

Algemeen Ambtsbericht Angola

29 december 2005

Directie Personenverkeer, Migratie en Vreemdelingenzaken Afdeling Asiel- en Migratiezaken
Den Haag
(070) 348 5964
29 december 2005

Algemeen Ambtsbericht Angola | 29 december 2005


1 Inleiding
In dit algemeen ambtsbericht wordt de huidige situatie in Angola beschreven voor zover deze van belang is voor de beoordeling van asielverzoeken van personen die afkomstig zijn uit Angola en voor besluitvorming over de terugkeer van afgewezen Angolese asielzoekers. Dit ambtsbericht is een actualisering van eerdere ambtsberichten over de situatie in Angola (laatstelijk 9 december 2004). Het algemeen ambtsbericht beslaat de periode van december 2004 tot en met november 2005.
Dit ambtsbericht is gebaseerd op informatie van openbare en vertrouwelijke bronnen. Bij de opstelling is gebruik gemaakt van informatie van verschillende organisaties van de Verenigde Naties, niet-gouvernementele organisaties, vakliteratuur en berichtgeving in de media. Een overzicht van de geraadpleegde openbare bronnen is opgenomen in de literatuurlijst. Bovendien liggen bevindingen ter plaatse en vertrouwelijke rapportages van de Nederlandse vertegenwoordiging in Angola aan dit algemeen ambtsbericht ten grondslag. In het algemeen ambtsbericht wordt veelvuldig verwezen naar geraadpleegde openbare bronnen. Daar waar openbare bronnen zijn vermeld, wordt de tekst in veel gevallen ook ondersteund door informatie die op vertrouwelijke basis is ingewonnen.
In hoofdstuk twee wordt ingegaan op recente ontwikkelingen op politiek, veiligheids- en sociaal-economisch gebied. Deze beschrijving wordt voorafgegaan door een beknopt overzicht van de recente geschiedenis van Angola. Ook is een korte passage over de geografie en de bevolking van Angola opgenomen. In hoofdstuk drie wordt de mensenrechtensituatie in Angola geschetst. Na een beschrijving van wettelijke garanties en internationale verdragen waarbij Angola partij is, komen de mogelijkheden van toezicht op naleving van de mensenrechten aan de orde. Daarna volgt de beschrijving van de naleving dan wel schending van enkele klassieke mensenrechten. Ten slotte wordt de positie van specifieke groepen, waaronder minderjarigen belicht.
In hoofdstuk vier komen de opvang van binnenlands ontheemden, het beleid van een aantal andere Europese landen inzake asielzoekers uit Angola en activiteiten van internationale organisaties, waaronder de positie van de UNHCR, aan de orde. Een algehele samenvatting volgt in hoofdstuk vijf. 4

Algemeen Ambtsbericht Angola | 29 december 2005


2 Landeninformatie
2.1 Basisinformatie
2.1.1 Land en volk
De Republiek Angola is gelegen in het zuidwesten van Afrika. Angola bestaat uit 18 provincies1 en grenst in het westen aan de Atlantische Oceaan, in het noorden aan de Democratische Republiek Congo (DRC), in het zuidoosten aan Zambia en in het zuiden aan Namibië. De provincie Cabinda grenst niet aan een andere Angolese provincie en is als een enclave gelegen tussen de Republiek Congo (Brazzaville) en de DRC, en grenst in het westen eveneens aan de Atlantische Oceaan. Kaarten van Angola en Cabinda zijn toegevoegd als bijlage. De hoofdstad Luanda is onderverdeeld in municipios, die bestaan uit een aantal comunas, die weer opgedeeld zijn in bairros. In de meest recente cijfers wordt de Angolese bevolking geschat op 15 miljoen inwoners, waarvan 43,4% kinderen onder de 15 jaar zijn. Slechts 2,8% van de bevolking is ouder dan 65 jaar.2 De Ovimbundu (37%), de Kimbundu (25%) en de Bakongo (13%) zijn de belangrijkste bevolkingsgroepen. De officiële taal is Portugees. Aangenomen wordt dat ongeveer 70% van de Angolezen Portugees spreekt; in Luanda is dit ongeveer 90%, in de meeste provincies 80%, in het hoge noorden 55% en in het diepe zuiden 25%. Het onderwijs wordt gegeven in het Portugees, in alle onderwijsinstellingen en op alle niveaus. Degenen met enig niveau van onderwijs spreken derhalve (een zekere mate van) Portugees. Angolezen spreken als moedertaal de taal van de eigen etnische groep. Afrikaanse talen die gesproken worden zijn Umbundu, Kimbundu, Kikongo en andere Bantu- talen. In de grensgebieden wonen personen die naast hun moedertaal geen westerse taal spreken, of alleen Frans (grens met DRC) of - in veel mindere mate - Engels (grens met Zambia en Namibië). Langs de grens met Namibië komen ook Duits- en Afrikaanssprekenden voor.
De talen die in de provincie Cabinda het meest gesproken worden zijn Yombe (in het noorden) en San Salvador Kongo (in het zuiden). De verzamelnaam voor de
1 Cabinda, Zaïre, Uíge, Malanje, Lunda Norte, Lunda Sul, Luanda, Bengo, Cuanza Norte, Cuanza Sul, Benguela, Huambo, Bié, Moxico, Namibe, Huíla, Cunene en Cuando Cubango.
2 UNDP schat de bevolking op 15 miljoen in 2003 (Human Development Report 2005) en op 13,2 miljoen in 2002 (Human Develoment Report 2004). Cijfers dateren van juli 2005, op: www.cia.gov/cia/publications/factbook/print/ao.html, bezocht op 13 september 2005.
---

Algemeen Ambtsbericht Angola | 29 december 2005

Kikongodialecten is Ibinda of Fiote3.4 In Cabinda worden de lokale talen over het algemeen als voertaal gebruikt. Portugees wordt op school onderwezen, maar velen spreken ook Frans als tweede taal. Geschat wordt dat 70% van de Cabindezen Portugees spreekt.
Het merendeel van de Angolese bevolking is Christen. De meesten van hen zijn rooms-katholiek. De rooms-katholieke kerk zelf beweert vijf miljoen aanhangers te hebben, maar deze cijfers kunnen niet worden geverifieerd. Een klein deel van de bevolking praktiseert een natuurgodsdienst of één van de traditionele inheemse geloven. Angola kent een kleine moslimgemeenschap, bestaande voornamelijk uit migranten uit West-Afrikaanse landen, en kent weinig atheïsten.5 De Angolese munteenheid is de kwanza (internationale monetaire afkorting: AOA). In september 2005 was 1 euro 109 kwanza waard.6 2.1.2 Geschiedenis
Voor een uitgebreide weergave van de geschiedenis van Angola wordt verwezen naar de algemene ambtsberichten Angola van april 2003, oktober 2003 en juni 2004.
Na de onafhankelijkheid van Portugal in 1975 kent Angola een geschiedenis van bijna dertig jaar burgeroorlog tussen de Movimento Popular de Libertação de Angola (MPLA) en de União Nacional para a Independênçia Total de Angola (UNITA). Na de moord op de leider van de UNITA, Jonas Savimbi, ondertekenden de UNITA en het Angolese leger op 4 april 2002 een officiële staakt-het-vurenovereenkomst. Dit Memorandum of Understanding (MoU) maakte de weg vrij voor verdere besprekingen op politiek niveau. In de daarop volgende jaren diende de UNITA zich volgens het MoU te transformeren van een gewapende rebellenbeweging tot een politieke partij en moest de MPLA ineens rekening houden met andere spelers in de politiek. Van militaire tegenstanders waren zij nu politieke mede- en tegenstanders geworden.
3 Fiote is de oorspronkelijk Portugese benaming voor de talen die werden aangetroffen in Cabinda. Cabindezen houden er niet van om fiote genoemd te worden, want de Portugezen konden de dialecten niet verstaan en refereerden aan alle dialecten als fiote, omdat het de taal was van de zwarte personen. Bovendien werd het woord fiote door Portugezen gebruikt voor alles wat inferieur was (vb. slechte weg= fiote weg, bedorven eten=fiote eten). Nu is Ibinda de verzamelnaam. Bron: www.embangola-can.org/fiote.html, bezocht op 20 september 2005.
4 www.cabinda.net/ibinda.html.
5 US State Department, International Religious Freedom Report 2005, Angola, 8 november 2005.

6 www.oanda.com/convert/classic, bezocht op 13 september 2005.
---

Algemeen Ambtsbericht Angola | 29 december 2005

Vanaf eind 2003 stonden de MPLA en oppositiepartijen (inclusief de UNITA) lijnrecht tegenover elkaar met betrekking tot de aangekondigde verkiezingen. De MPLA wilde de verkiezingen pas laten plaatsvinden na herziening van de grondwet en de kieswet, zonder concreet een datum aan te geven. De UNITA en andere oppositiepartijen beschuldigden de MPLA van tijdrekken en vonden dat de verkiezingen al eind 2005 zouden kunnen plaatsvinden, zonder herziening van de grondwet. Wegens de trage voortgang in de herziening van de grondwet en het ontbreken van een verkiezingsdatum en een verkiezingskalender schortten de UNITA en de oppositiepartijen in mei 2004 hun deelname aan de Constitutionele Commissie van de Nationale Vergadering op.
Na advies van de Raad van de Republiek werd deze impasse in augustus 2004 doorbroken en werd consensus bereikt over een verkiezingskalender met verkiezingen in 2006. In september 2004 kon de Angolese ministerraad hiermee instemmen.
Cabinda
In Cabinda wordt al dertig jaar gestreefd naar en met name in het verleden ook gevochten voor onafhankelijkheid. Het in 1963 opgerichte FLEC (Frente de Libertação do Enclave de Cabinda) strijdt voor onafhankelijkheid van Cabinda. De Angolese regering wil echter niet verder gaan dan een beperkte mate van autonomie voor Cabinda. Beide partijen hebben zich vooral in de periode oktober 2002 tot februari 2003 schuldig gemaakt aan mensenrechtenschendingen. In 2004 hebben zich twee belangrijke politieke ontwikkelingen voorgedaan. Allereerst werd het Cabindese maatschappelijk middenveld7 actiever. Onder leiding van de niet-gouvermentele organisatie (NGO) Mpalabanda werd op 11 juli voor de eerste keer een `Mars voor Vrede' in Cabinda-Stad gehouden. De demonstranten riepen de Angolese overheid en het FLEC op tot een onmiddellijk staakt-het-vuren en om een oplossing voor het probleem via dialoog te vinden. Ten tweede zijn in augustus het FLEC-FAC en FLEC-Renovada8 weer samengegaan in het FLEC. Met het maatschappelijk middenveld in Cabinda en de katholieke kerk is toen besloten gezamenlijk te gaan onderhandelen met de regering in Angola, teneinde een oplossing voor het langslepende conflict te bereiken. De eerste contacten over een dergelijk dialoog zijn inmiddels gelegd.
7 In dit ambtsbericht wordt de term `maatschappelijk middenveld' gebruikt als algemene verzamelnaam voor organisaties en verenigingen die zich bezig houden met maatschappelijke vraagstukken en die vaak tussen burger en overheid in staan, zoals vakbonden, belangenorganisaties, non-gouvermentele organisaties en de media.
8 De FLEC kent meerdere afsplitsingen. FAC (Forças Armadas de Cabinda) is een gewapende tak en FLEC-Renovada is een meer gematigde tak,.
---

Algemeen Ambtsbericht Angola | 29 december 2005

2.1.3 Staatsinrichting
De República de Angola (Republiek van Angola, tot augustus 1992 de Volksrepubliek Angola) is een constitutionele republiek met een uit één Kamer bestaand parlement (Assembleia Nacional, Nationale Vergadering). De Angolese grondwet dateert van 11 november 1975 en is voor het laatst op 26 augustus 1992 herzien. Dit betrof de invoering van een meerpartijensysteem. De Constitutionele Commissie van de Nationale Vergadering is sinds 1998 bezig een geheel nieuwe grondwet te ontwerpen. In januari 2004 is een voorlopige ontwerpversie door een comité van experts voorgelegd aan de Commissie. Echter, door politieke onenigheid vorig jaar is grote vertraging opgelopen in het herzieningsproces.9 Verwacht wordt dat de herziening pas na de verkiezingen in 2006 opgepakt zal worden door een parlementaire commissie.10 Angola is in naam een parlementaire meerpartijendemocratie; in de praktijk is het een republiek met een president die zeer vergaande bevoegdheden heeft. De president van de Republiek benoemt (en ontslaat) de overige leden van het kabinet, hij benoemt de rechters van het Hooggerechtshof en schrijft verkiezingen uit. Hij is tevens opperbevelhebber van de strijdkrachten. José Eduardo dos Santos (MPLA) vervult sinds 21 september 1979 de functie van president. De Raad van de Republiek is het politiek-raadgevende orgaan van het staatshoofd. De Raad bestaat uit de voorzitter van de Nationale Vergadering, de president van het Hooggerechtshof, de procureur-generaal, het voormalige staatshoofd, de voorzitters van alle politieke partijen die vertegenwoordigd zijn in de Nationale Vergadering en tien burgers die door het staatshoofd zijn benoemd. De Raad wordt voorgezeten door de president van de Republiek. Uitvoerende macht
Sinds 5 december 2002 heeft Angola een Regering van Nationale Verzoening en Eenheid, waarin leden van de UNITA zijn opgenomen.11 Bij de benoeming van dit kabinet is de functie van premier opnieuw ingesteld, nadat in januari 1999 de president zichzelf direct aan het hoofd van het kabinet had geplaatst. De president blijft echter tot op heden de kabinetsvergaderingen voorzitten. Ondanks het feit dat de UNITA tot de Regering van Nationale Verzoening behoort, ziet zij zichzelf
9 Zie algemeen ambtsbericht Angola, december 2004, p. 9-10.
10 The Economist Intelligence Unit (EIU), Country Profile 2005: Angola, oktober 2005, p. 8.
11 Volgens het Lusaka Protocol (vredesakkoord) uit 1994, basis van de Regering van Nationale Verzoening en Eenheid, kan de UNITA vier ministers, zeven vice-ministers en vele plaatsen in de provinciale overheden nomineren. Het kabinet heeft in totaal 74 leden. In de praktijk wordt nog regelmatig geschoven binnen de regering, zie paragraaf 2.2. ACTSA, Angola Peace Monitor, issue 3, Vol. XI, 17 december 2004.
---

Algemeen Ambtsbericht Angola | 29 december 2005

meer als een oppositiepartij. In de praktijk heeft de MPLA namelijk de politieke macht in handen.
Wetgevende macht
De Nationale Vergadering telt 223 zetels, waarvan er drie zijn gereserveerd voor in het buitenland verblijvende Angolezen. Deze drie zetels zijn echter nooit vervuld. De leden worden volgens het systeem van evenredige vertegenwoordiging gekozen, in principe voor een termijn van vier jaar. 130 zetels worden via een nationale kieslijst gekozen en 90 zetels worden vanuit regionale kieslijsten vervuld.
Op 29 en 30 september 1992 werden de laatste verkiezingen gehouden, zowel voor het parlement als voor de president, die tevens de eerste meerpartijenverkiezingen waren. In september 2006 staan parlementsverkiezingen gepland. De presidentsverkiezingen zullen vermoedelijk pas in 2007 plaatsvinden.12 (zie paragraaf 2.2)
Lokaal bestuur
Aan het hoofd van een provincie staat een gouverneur, bijgestaan door een vice- gouverneur, die beiden door de president benoemd worden. Aan het hoofd van een gemeente staat een bestuurder en een gemeenteraad, die volgens de grondwet rechtstreeks door de bevolking worden gekozen. Sinds 1992 hebben echter geen lokale verkiezingen meer plaatsgevonden.
Rechtsprekende macht
Het rechtssysteem is gebaseerd op Portugees en gewoonterecht. De tot de rechterlijke macht behorende instanties zijn:
- de gemeentelijke rechtbank;

- de provinciale rechtbank;

- de militaire rechtbank;

- de maritieme rechtbank, en;

- het Hooggerechtshof.
Het Hooggerechtshof zetelt in Luanda, de provinciale en gemeentelijke rechtbanken zetelen in respectievelijk de provinciale en gemeentelijke hoofdsteden. Men kan tegen een vonnis van een gemeentelijke rechtbank in beroep gaan bij de provinciale rechtbank van de provincie waarbinnen de gemeentelijke rechtbank valt. Tegen een vonnis van een provinciale rechtbank kan men in beroep bij het Hooggerechtshof.13

12 EIU, Country Report Angola, september 2005, p. 7.
13 Committee on the Elimination of Discrimination against Women (CEDAW), Angola, combined fourth and fifth periodic report, CEDAW/C/AGO/4-5, 8 juni 2004.
---

Algemeen Ambtsbericht Angola | 29 december 2005

2.2 Politieke ontwikkelingen
In deze paragraaf komen de belangrijkste politieke ontwikkelingen uit de verslagperiode, december 2004 tot en met november 2005, aan bod. Allereerst zal worden ingegaan op de voorbereidingen van de verkiezingen. Hierna zal ingegaan worden op de verhouding tussen de MPLA en de UNITA. Vervolgens zullen de politieke ontwikkelingen in Cabinda en overige ontwikkelingen aan de orde komen, waarna tot slot kort zal worden ingegaan op de buitenlandse betrekkingen van Angola.
Verkiezingen
De komende verkiezingen hebben de politieke ontwikkelingen en ook de politieke berichtgeving in deze verslagperiode gedomineerd. In januari 2005 werd gestart met de parlementaire debatten over het pakket aan verkiezingswetgeving14. Dit pakket werd in juni goedgekeurd en in juli gepubliceerd in de Staatscourant. Het merendeel van de wetgeving werd goedgekeurd zonder veel controverse. Twee onderwerpen gaven echter aanleiding voor flinke discussies. Het eerste onderwerp betrof de financiering van politieke partijen. De oppositie wilde staatsfinanciering voor alle 140 geregistreerde oppositiepartijen, terwijl de MPLA vasthield aan de voorwaarde dat alleen partijen met parlementaire vertegenwoordiging aanspraak kunnen maken op staatsfinanciering. Wegens de parlementaire overmacht kon de MPLA uiteindelijk zijn zin doordrukken.15 Het tweede onderwerp van discussie betrof de samenstelling van de Nationale Kiesraad (Conselho Nacional Eleitoral, CNE), dat zich bezig moet houden met de voorbereiding en het toezicht op de verkiezingen. De UNITA en de oppositiepartijen beargumenteerden dat de Kiesraad een politiek en onafhankelijk orgaan moet zijn en als zodanig vertegenwoordigers uit de politiek, het maatschappelijk middenveld en de kerk moet bevatten. De MPLA, voorstander van de Kiesraad als staatsorgaan, deed slechts een kleine concessie: als vertegenwoordiger van het maatschappelijk middenveld16 mag de Hoge Raad voor Sociale Communicatie twee kandidaten aanwijzen. De president kiest twee kandidaten (waarvan één de voorzitter is), zes worden benoemd door het
14 Het pakket betreft de registratie van politieke partijen, de financiering van politieke partijen, toezicht op de verkiezingen, reglement van gedraging, voorbereidingen voor het verkiezingsregister en het recht op partij-politieke uitzendingen (EIU, Country Report Angola, maart 2005, p. 13).

15 EIU, Country Report Angola, juni 2005, p. 13.
16 De Hoge Raad voor Sociale Communicatie vertegenwoordigt de Angolese media en de Orde van Advocaten.

10

Algemeen Ambtsbericht Angola | 29 december 2005

parlement (drie door de MPLA, twee door de UNITA en één door de PDS), voorts wijst de minister voor Territoriale Administratie één kandidaat aan.17 In augustus 2005 is de Kiesraad geïnstalleerd, met de huidige vice-president van het Hooggerechtshof, António Caetano da Sousa, als voorzitter. De Kiesraad telt twee vrouwen en gezien de benoemingsprocedure zijn in de praktijk tenminste zes van de elf leden lid van de MPLA. Het is echter nog niet duidelijk waar de bevoegdheden van de Kiesraad ophouden en die van het Ministerie van Territoriale Communicatie beginnen. Daarnaast is ook niet duidelijk op welke wijze de Kiesraad zal besluiten: via meerderheidsbesluitvorming of bij consensus. Bovendien kan de partijpolitieke achtergrond van de leden van de Kiesraad een probleem vormen. Toch krijgt de Kiesraad vooralsnog het voordeel van de twijfel van de belangrijkste oppositiepartijen.
Met de goedkeuring van de verkiezingswetgeving en de installatie van de Kiesraad is een concrete stap gezet in het proces van voorbereiding voor de verkiezingen. Een volgende stap in dat proces is het vaststellen van een definitieve verkiezingskalender. Het is waarschijnlijk dat parlementsverkiezingen in september 2006 en presidentsverkiezingen in 2007 gehouden worden. De data worden 90 dagen voor de verkiezingen officieel vastgesteld.18 Er is sprake van een dialoog tussen de MPLA en oppositie over de verkiezingskalender, waarin de meeste oppositieleiders blijven aandringen op het tegelijk houden van beide verkiezingen.19
De komende tijd zal nog veel werk moeten worden verricht om verkiezingen in 2006 te realiseren. Zo moet de Kiesraad onder andere beslissen over het benodigde budget en de rol van de internationale gemeenschap bij de verkiezingen. De Kiesraad heeft een nationale campagne aangekondigd in verband met de achterlopende registratie van kiezers. Volgens regionale verkiezingsexperts zal naast verouderde demografische data, de gebrekkige infrastructuur de grootste uitdaging vormen.20
Ontwapening zal waarschijnlijk ook op de agenda van de Kiesraad staan. Veel wapens uit de tijd van de oorlog zijn nog in omloop en er heerst angst onder de Angolezen voor een toename van (politiek geïnspireerd) geweld in de aanloop
17 AFP, L'Angola commence à préparer des élections dont la date n'est toujours pas fixée, 23 augustus 2005; EIU, Country Report Angola, juni 2005, p. 13.
18 EIU, Country Report Angola, september 2005, p. 13.
19 AFP, Elections 2006: le président angolais entame un dialogue avec l'opposition, 2 september 2005.

20 IRIN, War-damaged infrastructure the biggest challenge to elections, 19 augustus 2005.
---

Algemeen Ambtsbericht Angola | 29 december 2005

naar de verkiezingen.21 De gewelddadige reactie van de UNITA na de verkiezingen in 1992 ligt nog vers in het geheugen.22 Naar eigen zeggen is de UNITA ontwapend en zet de partij zich in voor vreedzame verkiezingen.23 Presidentskandidaten
Na de parlementaire goedkeuring van het wetgevingspakket stuurde president Eduardo dos Santos de kieswet door naar het Hooggerechtshof voor nader advies. De president wilde weten hoe vaak hij zich nog kandidaat mocht stellen, gelet op de voorgestelde wettelijke beperking van drie termijnen van vijf jaar. Het Hooggerechtshof bepaalde in juli 2005 dat de president in constitutionele zin geen enkele termijn heeft afgemaakt, ondanks het feit dat hij al 26 jaar aan de macht is. Derhalve kan hij zich op basis van de nieuwe wet nog voor drie nieuwe termijnen kandidaat stellen. De MPLA is inmiddels begonnen met een campagne om Eduardo dos Santos te promoten. Deze heeft nog niet bevestigd dat hij opnieuw kandidaat zal zijn, maar er zijn nog maar weinigen die daar aan twijfelen.24 Voor de UNITA heeft leider Isias Samakuva zich reeds in januari kandidaat gesteld voor het presidentschap.25 Toch is zijn kandidatuur niet geheel zeker. De verdeeldheid binnen de partij en kritiek op Samakuva zijn in de afgelopen maanden toegenomen. Zo hebben zowel Jorge Valentim als Abel Chivukuvuku (populaire kopstukken binnen de partij) geklaagd dat de UNITA-leiding hun opvattingen marginaliseert. Daarnaast beschuldigde Valentim de partijleiding van het vertragen van zijn benoeming tot parlementslid.26 Valentim werd geschorst en Chivukuvuku legde zijn functie als partijsecretaris neer. Tegen beiden werden disciplinaire maatregelen genomen.27 Nog voordat Valentim in april 2005 tegen de zin van de UNITA werd benoemd tot parlementslid, beweerde Samakuva dat zijn partij niet in een politieke crisis zat.28 Opvallend was daarom zijn beslissing in augustus om de UNITA-fractie in het parlement te vernieuwen met Chivukuvuku en Paulo Lukamba "Gato".29 Sommige waarnemers gaan ervan uit dat Samakuva nog voor de parlementsverkiezingen plaats zal maken voor een van deze rivalen. Samakuva zelf stelt dat hun rentree in het parlement de eenheid van de UNITA onderstreept.

21 AFP, L'Angola commence à préparer des élections dont la date n'est toujours pas fixée, 23 augustus 2005.

22 Reuters, Many Angolans fear 2006 poll, investors unworried, 20 september 2005.
23 Reuters, Uncertain Angola refugees face return deadline, 14 september 2005; Reuters, Many Angolans fear 2006 poll, investors unworried, 20 september 2005.
24 EIU, Country Report Angola, september 2005, p. 13-15.
25 EIU, Country Report Angola, februari 2005, p. 2
26 Eind vorig jaar is Valentim ontslagen als minister voor Toerisme. Action for Southern Africa (ACTSA), Angola Peace Monitor, issue 3, Vol. XI, 17 december 2004.
27 EIU, Country Report Angola, juni 2005, p. 14.
28 Jornal de Angola, 2 april 2005.
29 In 2003 werd Samakuva enigszins verrassend boven "Gato" als leider verkozen.
12

Algemeen Ambtsbericht Angola | 29 december 2005

Van andere partijen is niet bekend wie zich kandidaat gaat stellen voor het presidentschap. Wel is bekend dat Holden Roberto, leider van één van de grootste oppositiepartijen, de Frente Nacional de Libertação de Angola (FNLA), zich niet kandidaat stelt.30 Vanwege interne problemen is deze partij geen machtsfactor van betekenis meer.
Verhouding MPLA-UNITA
Wat betreft de verhouding tussen de MPLA en de UNITA dient onderscheid gemaakt te worden tussen de verhouding op nationaal niveau en op lokaal niveau. Op nationaal niveau was de verhouding tussen de twee partijen aan het einde van de verslagperiode goed te noemen. Ondanks meningsverschillen en soms wantrouwen is tijdens het proces van goedkeuring van de verkiezingswetgeving en de installatie van de kiescommissie constructief samengewerkt. Ook bij verdere stappen richting de verkiezingen lijken de partijen bereid om samen te werken. Zo heeft president Dos Santos in september de UNITA (en andere oppositiepartijen) uitgenodigd om onder andere de voortgang van het verkiezingsproces te bespreken.31
In de provincies en gemeenten liggen de verhoudingen gevoeliger. Hier hangt het onder andere af van de lokale machtsstructuur of oppositieactiviteiten worden getolereerd. De UNITA is overigens nog niet in het gehele land even sterk vertegenwoordigd. De UNITA was namelijk tijdens de burgeroorlog niet overal in het hele land actief en sedertdien heeft de partij zich voornamelijk gemanifesteerd in Luanda en in de provincies waar zij traditioneel sterk was (Benguela, Huambo, Bié en Cuando Cubango). Dat zijn ook de provincies waar in de vorige en in deze verslagperiode de meeste ongeregeldheden hebben plaatsgevonden. (zie paragraaf 2.3 en 3.4.1)
Hulpverleners verwachten dat het aantal ongeregeldheden zal toenemen in de aanloop naar de verkiezingen. Analisten achten echter een nieuwe burgeroorlog onwaarschijnlijk.32 Een analist van het Electoral Institute of Southern Africa meent dat spanningen in de provincies mede gevoed worden door gebrek aan sociale voorzieningen, water en vruchtbaar land. Lokale bewoners reageren als gevolg hiervan niet altijd positief op de terugkeer van voormalig UNITA-strijders.33
30 Jornal de Angola, 27 september 2005.
31 AFP, Elections 2006: le président angolais entame un dialogue avec l'opposition, 2 september 2005; Angola Press Angency, Political leaders in favour of simultaneous elections, 9 september 2005.

32 Reuters, Many Angolans fear 2006 poll, investors unworried, 20 september 2005.
33 IRIN, Competition for resources brings rising political tension, 17 mei 2005.
13

Algemeen Ambtsbericht Angola | 29 december 2005

Cabinda
In positieve navolging van de `Mars voor Vrede' tijdens de vorige verslagperiode is eind januari 2005 wederom een vreedzame demonstratie gehouden door de Cabindese NGO Mpalabanda. Deze keer namen 50.000 personen deel aan de demonstratie, waarbij werd gevraagd om autonomie voor de provincie.34 In maart 2005 werd de niet-Cabindees Filomeno do Nascimento Vieira Dias benoemd tot nieuwe bisschop van Cabinda en van hem wordt weinig sympathie voor de Cabindese zaak verwacht. Vanwege de spanningen die dit bij nationalisten heeft opgeroepen is de Italiaanse bisschop Dom Eugénio dal Corso tijdelijk in Cabinda aangesteld om de gemoederen tot bedaren te brengen en het aantreden van Dom Filomeno voor te bereiden. Dom Eugénio is echter in juli zodanig mishandeld door een groep nationalistische jongeren dat hij in het ziekenhuis moest worden opgenomen. De mishandeling vond plaats in het kerkgebouw van de nationalistische en uitgesproken padre Casimiro Congo.35 Daarop besloot de pauselijke nuntius in Luanda het kerkgebouw te sluiten en werd padre Congo op non-actief gesteld. Verschillende leden van Mpalabanda zijn in dit verband door de Angolese autoriteiten gearresteerd.
De situatie is inmiddels tot rust gekomen. Dom Eugénio's taak in Cabinda is beëindigd, maar Dom Filomeno is nog steeds niet aangetreden. Een datum is niet bekend. Alle priesters zijn echter weer aan het werk, inclusief padre Congo. Beschuldigingen tegen hem over medeplichtigheid aan geweld tegen Dom Eugénio zijn ingetrokken.
In juni 2005 is in Den Haag de Angolees Antonio Bento Bembe, secretaris- generaal van het FLEC, op verzoek van de Verenigde Staten gearresteerd. Hij wordt verdacht van betrokkenheid bij de ontvoering van een Amerikaan in 1990 in Cabinda en de VS heeft daarom zijn uitlevering verzocht. Bembe was in Nederland in verband met vredesoverleg inzake de situatie in Cabinda. Na de eerste zitting van de rechtbank op 13 september werd tijdens de vervolgzitting op 4 oktober Bembe's uitleveringsdetentie geschorst.36 Sinds 6 november is Bembe spoorloos en dit feit was voor de rechtbank reden om het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren, waarmee een einde kwam aan deze rechtszaak.37
34 AFP, Appel au cessez-le-fue à Cabinda, dernière province d'Angola en guerre, 31 januari 2005.

35 Padre Congo heeft zich eerder samen met de Cabindese padre Raul Tatí publiekelijk uitgesproken tegen de benoeming van een niet-Cabindese bisschop voor Cabinda. Hun nationalistische activiteiten konden onder het regime van de oude bisschop rekenen op stilzwijgende goedkeuring.

36 ANP, Afrikaanse vredesonderhandelaar voolopig vrij, 4 oktober 2005.
37 ANP, Vredesonderhandelaar verdwenen, einde zaak, 15 november 2005.
14

Algemeen Ambtsbericht Angola | 29 december 2005

Overige ontwikkelingen
Gedurende de verslagperiode vond voorts nog een aantal opvallende incidenten plaats die een beeld geven van de politieke situatie in Angola. Deze worden hieronder weergegeven.
In een tijdsbestek van enkele maanden (oktober 2004 ­ januari 2005) heeft president Dos Santos meerdere wijzigingen in zijn kabinet doorgevoerd, mede op aandringen van de UNITA. Dit wordt als onderdeel gezien van het nieuwe MPLA beleid van `geleidelijkheid', vermoedelijk om te voorkomen dat niet dezelfde politieke en economische verschuivingen als in de jaren '90 plaatsvinden. Toen werden wijzigingen op een grootse en ingrijpende wijze doorgevoerd. De beleidsverschuivingen waren niet alleen verontrustend voor de bevolking, maar werkte soms ook averechts voor de MPLA zelf.38
Belangrijkste veranderingen in het kabinet waren het vertrek van Antonio Van Dunem (MPLA), secretaris van de ministerraad, die verdacht werd van het verkeerd beheren van een Chinees krediet ter waarde van twee miljard USD, en de benoeming van een nieuwe Minister van Informatie, Manuel Antonio Rabelais (MPLA), voormalig directeur van de door de staat beheerde Radio Nacional de Angola. Aangezien dit het enige radiostation is met landelijke dekking, moet brede verspreiding van de eigen verkiezingsinformatie voor de MPLA geen probleem zijn.39
Een andere opvallende wijziging was het ontslag van Paulo Tjipilica (voormalig UNITA, nu lid van de door hem opgerichte partij Tendéncia de Reflexão Democrática, TRD) als minister van Justitie in december 2004 en zijn nominatie voor de nieuwe functie van Nationale Ombudsman in januari 2005. In april werd hij door het nationaal parlement in deze functie benoemd.40 (zie paragraaf 3.2) De Partido Democrático para Progreso-Aliança Nacional Angolano (PDP-ANA) heeft op 9 april 2005 Sediangani Mbimbi gekozen tot voorzitter als opvolger van de vorig jaar vermoorde Mfulumpinga N'lando Victor41.42 Overigens is tijdens deze verslagperiode niets bekend geworden over aanhoudingen in de moordzaak.
38 EIU, Country Report Angola, maart 2005, p. 15.
39 EIU, Country Report Angola, mei 2005, p. 1.
40 ACTSA, Angola Peace Monitor, issue 7, Vol. XI, 22 april 2005.
41 Zie algemeen ambtsbericht Angola, december 2004, p. 13.
42 ACTSA, Angola Peace Monitor, issue 7, Vol. XI, 22 april 2005.
15

Algemeen Ambtsbericht Angola | 29 december 2005

Economische hervormingen
De "Artikel IV-consultaties43" voor 2004 tussen het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de Angolese autoriteiten werden in juli 2005 afgesloten met het rapport over de bevindingen.44 Het rapport geeft een gemengd beeld van de Angolese economische prestaties. Het Bruto Binnenlands Product (BBP) is in 2004 met 9% gegroeid, met name door de stijging in de olieproductie. Desondanks heerst nog steeds grote armoede onder de bevolking. Het IMF heeft het gebrek aan structurele hervormingen en implementatie van beleid dat armoede moet bestrijden bekritiseerd. Een ander kritiekpunt betrof de kunstmatige koppeling tussen de Angolese kwanza en de US Dollar (USD). Door maandelijks dollars te kopen houdt de Angolese overheid de koers van de kwanza kunstmatig stabiel. Het IMF heeft daarentegen de Angolese autoriteiten gecomplimenteerd met de macro- economische hervormingen die de inflatie hebben teruggebracht van 95% in 2003 naar 31% in 2004. Daarnaast was het IMF te spreken over de toegenomen transparantie als gevolg van de unificatie van budget en het publiceren van informatie over de olie-inkomsten.45 Tegelijkertijd heeft het IMF de grote betrokkenheid van staatsbedrijven in de olie- en diamantindustrie bekritiseerd, omdat deze betrokkenheid niet bijdraagt aan het verbeteren van transparantie.46 De Angolese economie groeit snel. De Angolese autoriteiten verwachten dat het groeicijfer voor geheel 2005 15% zal bedragen en dat de inflatie verder terugloopt naar 20%. Voor 2006 voorspellen zij een economische groei van 27%, te weten 37% in de oliesector en 10% in de non-oliesector (landbouw, toerisme, visserij en industrie).
Buitenlandse betrekkingen
Het buitenlands beleid van Angola is voor een belangrijk deel gericht op het spelen van een grotere politieke rol in Afrika. Daarnaast wil men richting het Westen het imago bestrijden van Angola als een corrupt land en (bilaterale) financiële steun voor de wederopbouw verkrijgen. In de vorige verslagperiode werd nog geklaagd over weinig steun van het Westen voor een donorconferentie.
43 Op basis van artikel IV van de IMF "Articles of Agreement" voert het IMF jaarlijkse bilaterale consultaties met individuele landen over het economische en monetaire beleid van het land.

44 Het eerste IMF bezoek in het kader van deze consultatie was in juli 2004, zie algemeen ambtsbericht Angola, december 2004, p. 14. In november 2004 heeft een tweede bezoek plaatsgevonden. De bevindingen van deze bezoeken zijn in februari 2005 bekend gemaakt in het `staff report' en in maart 2005 door het dagelijks bestuur van de IMF besproken. In het rapport van juli zijn alle stukken met betrekking tot de Artikel IV consultaties gebundeld in het IMF Country Report No. 05/228.

45 Dat betreft de studie van KPMG uit 2004, zie algemeen ambtsbericht Angola, december 2004, p. 14.

46 IMF Country Report No. 05/228, juli 2005; IRIN, A mixed report card by the IMF, 7 juli 2005.

16

Algemeen Ambtsbericht Angola | 29 december 2005

Echter, nu de Angolese autoriteiten aanzienlijke kredietlijnen uit het buitenland (vooral uit China) hebben ontvangen en hoge olie-inkomsten genereren, hebben de Angolese autoriteiten daar geen behoefte meer aan. Zij zijn minder afhankelijk van donoren en staan sterker tegenover de eisen van het IMF zoals transparantie en beter economisch management als voorwaarden voor het verstrekken van leningen. De veranderde relatie tussen Angola en het IMF werd mede duidelijk in de aankondiging in november 2005 dat Angola alleen wil deelnemen in een IMF- programma dat gericht is op het herstructureren van de schulden, maar dat het niet geïnteresseerd is in een lening.47 Inmiddels is de relatie verbeterd en wordt ervan uitgegaan dat een overeenkomst in 2006 mogelijk is. De relatie met Zuid-Afrika is verbeterd. De relatie tussen Angola en Zuid-Afrika was lange tijd koel, maar vanwege wederzijdse economische belangen begint daar verandering in te komen. Verschillende handels- en samenwerkingsovereenkomsten zijn ondertekend en bijvoorbeeld het Zuid- Afrikaanse diamantenconcern De Beers is in augustus 2005 teruggekeerd naar Angola.48
Ongeveer 700 Angolese soldaten en 220 Amerikaanse mariniers hebben in september gezamenlijk deelgenomen aan oefeningen om Angolese legertechnici te trainen voor hulp bij natuurrampen.49
Tijdens de jaarlijkse top van de Southern African Development Community (SADC) in augustus 2005 is de Angolees João Samuel Caholo gekozen tot plaatsvervangend secretaris-generaal. Hij was hiervoor bij het SADC secretariaat werkzaam als directeur van de SADC energiecommissie en onderminister van Visserijen.
En marge van de bijeenkomst van de Afrikaanse Unie (AU) heeft de Angolese Minister van Buitenlandse Zaken, João de Miranda, bevestigd dat Angola de ambitie heeft om één van de door de AU begeerde twee permanente zetels in een nieuwe Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VN) te bezetten. Dit bevestigt dat Angola een grotere politieke rol in de regio wil spelen, en daarvoor ook internationale erkenning wil. Van januari 2003 tot december 2004 bekleedde Angola één van de niet-permanente zetels van de VN Veiligheidsraad. Op 16 oktober 2005 is Angola voor het eerst verkozen tot lid van de Economische en Sociale Raad van de VN (ECOSOC). Het lidmaatschap is voor drie jaar en start in januari 2006.50

47 IRIN, IMF told to keep its money, but help needed with old debts, 8 november 2005.
48 EIU, Country Report Angola, september 2005, p. 8 en 26.
49 AFP, Manoeuvres militaires communes Angola-USA, 13 september 2005.
50 Jornal de Angola, 19 oktober 2005.
17

Algemeen Ambtsbericht Angola | 29 december 2005

2.3 Veiligheidssituatie
In deze paragraaf wordt ingegaan op de veiligheidssituatie in Angola. Veiligheidssituatie
Sinds de ondertekening van het Memorandum of Understanding op 4 april 2002 is in de meeste gebieden in Angola de rust weergekeerd. Met uitzondering van enkele incidenten in de provincie Cabinda (deze provincie wordt hieronder apart behandeld) komen er geen gewapende conflicten meer voor in Angola. Afgezien van Cabinda kan men derhalve in het gehele land reizen en verblijven hoewel de slechte infrastructuur en criminaliteit risico's opleveren. Veel gebieden zijn ontoegankelijk door niet of slecht in kaart gebrachte mijnenvelden en door onbegaanbare wegen en kapotte bruggen. Ook zijn er nog gebieden, waaronder de diamantgebieden in het noordoosten van Angola, die getekend worden door geweld als gevolg van banditisme. Tevens zijn veiligheidstroepen van de Angolese overheid actief in de diamantrijke provincies, om de illegale diamantwinning tegen te gaan.
De kleine criminaliteit in Angola is toegenomen, met name in de grote steden. De slechte sociale omstandigheden zijn hier mede voor verantwoordelijk. Ook worden steeds vaker vuurwapens gebruikt bij overvallen.51 Het ziet er naar uit dat de kleine criminaliteit overal in het land toeneemt, maar in de provincies komt kleine criminaliteit nog steeds in veel mindere mate voor. Een groot deel, schattingen spreken zelfs over een derde, van de Angolese bevolking is in het bezit van een vuurwapen. Het zou gaan om twee miljoen wapens. De meeste wapens bevinden zich in de kustgebieden van Angola en de provincies die in de oorlog het meest getroffen zijn: Huambo, Bié en Cuando Cubango en daarnaast in mindere mate in de Lunda provincies (diamanten), Moxico (grensbescherming) en Cabinda (FLEC). Het gegeven dat zoveel wapens nog in omloop zijn, in combinatie met de angst voor de komende verkiezingen en de toenemende `sociale spanningen', verhoogt het risico op gewelddadige incidenten.52
In samenwerking met de Angolese autoriteiten zijn verschillende NGO's bewustwordings- en inleverprojecten gestart ter vermindering van wapenbezit. Veel personen wantrouwen de autoriteiten en houden vaak enkele wapens achter.
51 IRIN, Crime rises as wealth gap widens, 8 september 2005.
52 Reuters, Many Angolans fear 2006 poll, investors unworried, 20 september 2005; IRIN, Painful period of transition, 27 juli 2005; IRIN, Crime rises as wealth gap widens, 8 september 2005.

18

Algemeen Ambtsbericht Angola | 29 december 2005

Daarom worden wapens publiekelijk vernietigd, zodat personen kunnen zien dat de wapens niet in handen komen van de autoriteiten. Op deze manier wordt vertrouwen gewekt in het proces en zullen personen eerder geneigd zijn al hun wapens in te leveren.
Waarnemers berichten over een toename van geweld tussen aanhangers van de MPLA en de UNITA in verschillende provincies. Dit heeft voornamelijk te maken met de politieke spanningen die ontstaan naar aanleiding van de aankomende verkiezingen. Het bezoek van de UNITA-leider Isias Samakuva aan de provincie Huambo was in februari 2005 aanleiding voor gevechten tussen MPLA en UNITA aanhangers, waarbij vijf personen gewond raakten en zelfs een meisje om het leven kwam.53 In andere (meestal voormalig UNITA) provincies zijn soortgelijke gevallen bekend. Zo zijn volgens een verklaring van de UNITA in de provincie Bié leden gewond geraakt door aanvallen van de MPLA, de Juventude do MPLA (JMPLA, de jeugdafdeling van de MPLA) en de Organização de Defesa Popular (ODP). Zij zouden slachtoffer zijn geworden van mensenrechtenschendingen, zoals onteigening van land, martelingen en zelfs kruisigingen.54 De MPLA daarentegen beschuldigt de UNITA van het uitlokken van geweld in de provincie Cuando Cubango. Daar vonden in maart 2005 in de stad Mavinga hevige rellen plaats tussen leden van de UNITA en de MPLA tijdens een bijeenkomst vanwege het 39-jarig bestaan van de UNITA. Zo'n dertig personen raakten daarbij gewond.55 Een ander voorbeeld van politieke intolerantie was de toespraak in augustus van de bestuurder van Ninda in de provincie Moxico. Hij heeft daarin de gemeenschap opgeroepen om de vestiging van een UNITA kantoor te verhinderen en herinnerde aan de verschrikkingen veroorzaakt door de UNITA tijdens de oorlog. Naar verluidt zou hij de bevolking hebben opgeroepen UNITA leden te slaan of vermoorden indien deze toch zouden doorgaan met de vestiging van het kantoor.56
Het wordt verwacht dat de politieke spanningen zullen toenemen in aantal en hevigheid naarmate de verkiezingen dichterbij komen, vooral in voormalig UNITA-provincies. Een nieuwe burgeroorlog wordt onwaarschijnlijk geacht, evenals een nationale campagne van de partijen die geweld en politieke intolerantie stimuleert.57 (zie paragraaf 2.2 en 3.4.1).
53 EIU, Country Report Angola, maart 2005, p. 15.
54 AFP, L'Unita dénonce de graves atteintes aux droits de l'homme, 9 maart 2005; ACTSA, Angola Peace Monitor, issue 6, Vol. XI, 22 maart 2005.
55 ACTSA, Angola Peace Monitor, issue 6, Vol. XI, 22 maart 2005.
56 Office of the High Commissioner for Human Rights, Angola monthly report August ­ september 2005.

57 Reuters, Many Angolans fear 2006 poll, investors unworried, 20 september 2005.
19

Algemeen Ambtsbericht Angola | 29 december 2005

Landmijnen
Het grote aantal landmijnen zorgt voor onveilige situaties, met name in het binnenland. Sommige gebieden zijn niet of moeilijk toegankelijk en zowel de lokale bevolking als de verschillende hulporganisaties worden hierdoor in hun werk belemmerd.58 Veel Angolezen worden slachtoffer van landmijnexplosies, omdat zij vaak niet op de hoogte zijn van de situatie of omdat zij de informatie negeren. Wegens het regenseizoen en gebrek aan capaciteit en mandaat van NGO's is het moeilijk om daadwerkelijk alle mijnen op te ruimen. Onder toezicht van de Commissão Nacional Intersectorial de Desminagem e Assistência Humanitária às vítimas de minas (CNIDAH), een sub-commissie die onder verschillende ministeries hangt en die verantwoordelijk is voor ontmijning, wordt door diverse NGO's gewerkt aan een beter overzicht van de landmijnsituatie. Middels het in 2003 gestarte Landmine Impact Survey (LIS) worden tot eind 2005 data verzameld, die verwerkt zullen worden in een nieuwe nationale landmijn-database ­ het Information Management System for Mine Action (IMSMA). Het systeem moet een goed overzicht geven van de aanwezige landmijnen, het aantal personen wiens leven beperkt wordt door de aanwezigheid van landmijnen, welke ontmijningsactiviteiten zijn/worden ondernomen, het aantal slachtoffers van explosies etc. De mate waarin gebruik zal worden gemaakt van het IMSMA is afhankelijk van de gegevens die ingevoerd gaan worden en of organisaties bereid zijn het systeem te raadplegen. Uit een tussentijds overzicht van de LIS blijkt dat tussen eind 2003 en juni 2005 meer dan 1400 dodelijke slachtoffers zijn gevallen, de meesten in de provincies Bié en Moxico. Volgens de Landmine Monitor 2005 is het aantal gerapporteerde slachtoffers in 2004 significant gedaald ten opzichte van het voorgaande jaar.59 CNIDAH maakte in november 2005 bekend dat er nog zes tot acht miljoen landmijnen in de grond zitten en dat de prioriteit ligt bij het ontmijnen van de wegen die nodig zijn voor de verkiezingen.60
Veiligheidssituatie in Cabinda
Allereerst dient te worden opgemerkt dat het moeilijk is om onafhankelijke informatie te verkrijgen over de veiligheidssituatie in Cabinda. De betrokken partijen hebben uiteenlopende belangen. De Angolese overheid is erbij gebaat om eventuele militaire incidenten te ontkennen of het belang ervan te minimaliseren. De partijen die naar Cabindese onafhankelijkheid streven benadrukken juist deze incidenten en andere maatregelen die zouden moeten duiden op onderdrukking van de Cabindese bevolking door de centrale overheid. Vanwege het nagenoeg ontbreken van internationale onafhankelijke waarnemers in Cabinda, met name in
58 Reuters, Transport, landmines hamper Angola farm recovery, 15 september 2005.
59 Human Rights Watch (HRW), Landmine Monitor Report 2005 ­ Angola, oktober 2005, op: www.icbl.org, bezocht op 28 november 2005.
60 Jornal de Angola, 4 november 2005.
20

Algemeen Ambtsbericht Angola | 29 december 2005

de binnenlanden, is het onmogelijk om de juistheid van sommige berichten te verifiëren.
De veiligheidssituatie is in de afgelopen jaren in de provincie verbeterd. Ook gedurende deze verslagperiode was het voor burgers veilig (wat afwezigheid van militair geweld betreft) om over de grote wegen door de hele provincie te reizen. Gedurende de verslagperiode hebben geen grootschalige gevechtshandelingen tussen het regeringsleger en de FLEC-rebellen plaatsgevonden. Wel komen nog sporadisch incidenten voor waarbij het regeringsleger en het FLEC betrokken zijn. Het FLEC is sterk in omvang afgenomen en het resterende FLEC heeft zich gereorganiseerd. Het wordt geschat dat slechts een honderdtal strijders actief zou zijn. Deze strijders zouden bij tijd en wijle kleine guerrilla-operaties organiseren tegen het regeringsleger, met name door aanvallen op militaire konvooien en patrouilles. De kleine doch harde en mobiele kern maakt bij aanvallen gebruik van "gelegenheidsstrijders". Hierbij gaat het bijvoorbeeld om dorpelingen, voornamelijk jonge mannen, uit het gebied waar het FLEC een aanval wil uitvoeren.
Het aantal Angolese militairen in Cabinda wordt geschat op 30.000.61 Er zijn grote militaire kampen aan de grens met de Republiek Congo (Brazzaville), ten zuiden van Cabinda-stad, alsmede rondom het noordelijk gelegen Buco Zau, uitvalsbasis voor militaire acties tegen het FLEC.
De weinige incidenten waarbij het FLEC is betrokken, vinden voornamelijk plaats ten noorden van Belize en ten oosten van Buco Zau. Buiten deze gebieden zijn de risico's die burgers buiten Cabinda-stad lopen als gevolg van acties van het regeringsleger en/of het FLEC nagenoeg afwezig. Zoals hierboven is aangegeven is het moeilijk uit onafhankelijke bron bevestigd te krijgen hoe vaak incidenten plaatsvinden.
De militaire overmacht van het regeringsleger in Cabinda (30.000 soldaten op een bevolking van ongeveer 250.000 Cabindezen en 100 FLEC strijders) geeft aanleiding tot een aantal problemen. Veel militairen bevinden zich in de onmiddellijke nabijheid van burgers. Dit is een van de voornaamste oorzaken van mensenrechtenschendingen. Hoewel het aantal incidenten de afgelopen twee jaar sterk is afgenomen, komen nog steeds mishandelingen en verkrachtingen voor. Dit was ook één van de conclusies van de Speciale Vertegenwoordiger van de Secretaris Generaal van de VN voor Mensenrechtenactivisten, mevrouw Hina Jilani, tijdens haar bezoek vorig jaar aan Cabinda.62
61 UNHCR, Returning to the Angolan enclave of Cabinda, 14 september 2005.
62 IRIN, Fighting flares up again, 6 juli 2005.
21

Algemeen Ambtsbericht Angola | 29 december 2005

Zoals aangegeven (zie paragraaf 2.2) zijn na een relatief rustige periode de politieke spanningen in Cabinda weer toegenomen door de benoeming tot bisschop van de niet-Cabindese Filomeno do Nascimento Vieira Dias. In mei 2005 beweerde het FLEC dat diverse regeringssoldaten tijdens gevechten in de steden Necuto en Buco-Zau zouden zijn gedood en dat het FLEC een regeringshelikopter had neergeschoten. De Angolese autoriteiten ontkenden de dood van de soldaten en claimden dat de helikopter was neergestort als gevolg van slecht weer.63
In juli 2005 gaf Mpalabanda aan dat nieuwe militaire operaties tegen FLEC- rebellen waren hervat, wat door het regeringsleger werd ontkend.64 Via onafhankelijke bron kon geen nadere informatie over nieuwe militaire operaties worden verkregen. Wel zijn Angolese militairen duidelijker in het straatbeeld van Cabinda-stad zichtbaar.
Diamantgebieden
Vorig jaar is de Angolese regering begonnen aan de `Operatie Briljant' in de noordelijke provincies Lunda Norte en Lunda Sul om zo illegale diamantzoekers, de garimpeiros, het land uit te zetten.65 Een gevolg van de operatie is dat in die regio ook Angolezen zonder papieren het land werden uitgezet. Volgens de Angolese autoriteiten is de operatie in april 2005 afgerond, hoewel tevens werd gezegd dat `micro-operaties' zouden voortduren. Gedurende de operatie zijn rond de 300.000 buitenlanders, de meesten afkomstig uit de DRC en West-Afrikaanse landen, door het Angolese leger gedwongen uit Angola verwijderd.66 Echter, volgens de Tweede Commandant van de Nationale Politie, Paulo Almeida, wonen er nu meer illegalen dan voor de start van de operatie.67 Dit wordt bevestigd door meerdere bronnen, die tevens aangeven dat de operatie mede daardoor nog niet beëindigd is.
Illegalen die niet meteen gerepatrieerd kunnen worden (voornamelijk West- Afrikanen), worden in een centrum in Luanda in detentie gehouden. De Angolese autoriteiten nemen van daaruit contact op met desbetreffende ambassades. Het Internationale Comité voor het Rode kruis (ICRC) en het Hoge Commissariaat
63 EIU, Country Report Angola, juni 2005, p. 16; SwissPeace, FAST Update Angola. Semi- annual Risk Assessment: December 2004 to May 2005, juni 2005, p. 6.
64 IRIN, Fighting flares up again, 6 juli 2005.
65 Zie algmeen ambtsbericht Angola, december 2004, p. 18-19.
66 Partnership Africa Canada, Diamond Industry Annual Review: Republic of Angola 2005, Ottowa, juni 2005, p. 11.

67 Jornal de Angola, 11 oktober 2005.
---

Algemeen Ambtsbericht Angola | 29 december 2005

voor de Vluchtelingen van de VN (UNHCR) worden toegang tot het centrum geweigerd.
Ook in deze verslagperiode is een rapport uitgebracht over de mensenrechtenschendingen in de Lunda provincies. Het rapport van de Angolese mensenrechtenactivist Rafael Marques geeft aan dat gedurende 2004 en begin 2005 op grote schaal de mensenrechten van zowel Angolezen als illegalen zijn geschonden. Het zou gaan om moord, geweld, willekeurige opsluiting en andere mensenrechtenschendingen. Mede oorzaak daarvan is de grote mate van vrijheid van de gouverneurs om de gebieden te besturen, waarbij ze de controle van de gebieden overlaten aan particuliere beveiligingsbedrijven.68 Een gerenommeerde mensenrechtenorganisatie, één van de bronnen van het rapport, kan zich over het algemeen vinden in de conclusies. Het hoofd van het VN Mensenrechtenbureau (UNHRO) in Angola kan niet alle conclusies uit het rapport bevestigen, maar had de verslechterde situatie reeds aangekaart bij de Angolese parlementaire commissie voor mensenrechten naar aanleiding van eerdere berichten in de media.69 De Angolese autoriteiten hebben echter tot nu toe niet meegewerkt om de toedracht van de gerapporteerde schendingen te achterhalen. Er bestaat een situatie van straffeloosheid in de Lunda's. De provincies worden steeds meer gezien als probleemgebied wat betreft de schending van mensenrechten. Er wordt verwacht dat de komende tijd de Lunda's zelfs Cabinda van de eerste positie verdrijven wat betreft probleemgebied.70 2.4 Sociaal-economische situatie
Hoewel er sprake is van een hoge economische groei, staat Angola op de 160ste plaats (van de 177 landen) van de Human Development Index 2005 van het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties (UNDP).71 Er is sprake van een lage arbeidsproductiviteit, hoge werkloosheid, lage inkomens en een laag niveau van onderwijs, gezondheidszorg en andere sociale voorzieningen. Minder dan de helft van de Angolese bevolking heeft toegang tot basisvoorzieningen op het gebied van gezondheidszorg en onderwijs. Van de volwassenen kan 58% niet lezen of schrijven. De indicatoren - met name de kindersterfte die tot de hoogste ter wereld behoort - weerspiegelen de wijdverbreide armoede. Bijna 70% van de
68 R. Marques en R. F. De Campos, Lundas ­ the stones of death. Angola's deadly diamonds: Human rights abuses in the Lunda porvinces, 2004, Lissabon, 9 maart 2005; Reuters, Angola gem area "concentration camp" ­ rights probe, 8 maart 2005.
69 IRIN, New report alleges blood still stains diamonds, 10 maart 2005.
70 R. Marques en R. F. De Campos, Lundas ­ the stones of death. Angola's deadly diamonds: Human rights abuses in the Lunda porvinces, 2004, Lissabon, 9 maart 2005.
71 UNDP, Human Development Report 2005, tabel 1, p. 222.
23

Algemeen Ambtsbericht Angola | 29 december 2005

bevolking leeft onder de armoedegrens en de gemiddelde levensverwachting is 40 jaar.
Een aantal macro-economische indicatoren is ongunstig. Angola kampt met een schuldenlast (9,9 miljard USD en een verwacht begrotingstekort van 4,5% van het BNP).72 De inflatie die in 2003 nog 98% bedroeg is inmiddels teruggebracht naar 31% in 2004 en voor 2005 verwachten de Angolese autoriteiten een inflatiecijfer van 20%. De overheid heeft met succes bilaterale kredietregelingen getroffen met onder andere China, Israël en Portugal.
Ondanks de groeiende inkomsten ten gevolge van de gestegen olieprijzen en de opbrengsten in de diamantindustrie, komt het geld de bevolking vooralsnog niet ten goede. Inmiddels neemt de ontevredenheid onder de bevolking toe over het uitblijven van vredesdividend, drie jaar na het einde van de oorlog. Volgens de VN uit de bevolking in toenemende mate haar groeiende frustratie over het uitblijven van concrete vorderingen in de overgang van een oorlogssituatie naar een periode van wederopbouw. De oneerlijke verdeling van de rijkdommen kan leiden tot sociale spanningen.73
Volgens de Angolese autoriteiten zal Angola zich de komende twee jaar concentreren op de wederopbouw. Van het budget van 2006 zal 30% worden besteed aan de sociale sectoren, herbouw van ziekenhuizen, gezondheidscentra en ambachtsscholen. Het zal moeten blijken of hier inderdaad sprake is van een verandering van mentaliteit of dat het een korte termijn investering is voor het winnen van stemmen voor de verkiezingen.
De Angolese bevolking bestaat voor 60% uit minderjarigen. De gevolgen van de oorlog voor hen zijn nog duidelijk zichtbaar: bijna de helft van de Angolese kinderen gaat niet naar school, 45% lijdt aan chronische ondervoeding en in Angola sterft één op de vier kinderen voor zijn vijfde verjaardag, het drie-na- hoogste cijfer in de wereld. Gedurende de oorlog raakten 100.000 kinderen gescheiden van hun familie en evenzoveel raakten hun ouders kwijt.74 In juli 2005 hadden rond de 700.000 Angolezen nog voedselhulp nodig. Het Wereldvoedselprogramma (WFP) moet echter de plannen om het programma uit te breiden opschorten vanwege beperkte financiële middelen. Een ander gevolg van de beperkte middelen is dat WFP minder vluchten kan uitvoeren, waardoor
72 EIU, Country Report Angola, oktober 2005, p. 7
73 Reuters, Angola's poor wait for oil wealth to trickle down, 10 oktober 2005; IRIN, Painful period of transition, 27 juli 2005; IRIN, Poor still waiting for peace dividend to trickle down,
24 mei 2005.

74 UNICEF, At a glance, Angola. The big picture, op: www.unicef.org, bezocht op 11 november 2005; IRIN, Painful period of transition, 27 juli 2005. 24

Algemeen Ambtsbericht Angola | 29 december 2005

gebieden die via de weg moeilijk toegankelijk zijn geen hulp ontvangen. Het gaat onder andere om gebieden in de provincies Zaire, Uíge, Moxico, Cuando Cubango en Huíla. Andere NGO's zijn afhankelijk van deze vluchten, aangezien WFP de enige organisatie is die naar deze afgelegen gebieden vliegt.75 Daarnaast ondervindt WFP, net als andere hulporganisaties, problemen bij de uitvoering van zijn programma vanwege de aanwezigheid van landmijnen en de slechte infrastructuur.76
Aan het einde van de oorlog waren 3,8 miljoen Angolezen binnenlands ontheemd. Inmiddels is het overgrote deel ofwel teruggekeerd naar de plaats van herkomst of is lokaal geïntegreerd. In april 2005 waren nog meer dan 91.000 personen binnenlands ontheemd. De gebieden waar de voormalig binnenlands ontheemden naar terugkeren, beschikken echter over gebrekkige faciliteiten en infrastructuur. Ook leveren landmijnen nog problemen op. In Cabinda vormen tevens de aanzienlijke aanwezigheid van het regeringsleger en de daarmee samenhangende mensenrechtenschendingen (zie pagina 21) een probleem voor terugkeer.77 In maart 2005 werd officieel bekend dat in de provincie Uíge het dodelijke Marburg-virus was uitgebroken. Volgens de Angolese autoriteiten en de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) zijn in totaal 227 Angolezen hieraan gestorven, voornamelijk in Uíge. Sinds september 2005 zijn geen nieuwe gevallen bekend geworden en is de epidemie in november door WHO ten einde verklaard.78 Cabinda
Cabinda voorziet in bijna 50% van de olie-inkomsten van Angola dankzij de olievoorraden voor de kust van de provincie. Naast olie heeft Cabinda veel kostbare houtsoorten. Elke provincie in Angola heeft een eigen budget en dit is niet anders voor Cabinda. Daarnaast krijgt Cabinda een bonus van de Angolese autoriteiten als blijk van waardering voor de bijdrage aan de Angolese economie. In 2004-2005 zou dat bedrag 25 miljoen USD moeten bedragen en oplopen tot 35 miljoen USD in het volgende fiscale jaar.79
In juni 2004 kondigde de Angolese regering een sociaal-economisch plan aan voor Cabinda, ter waarde van USD 370 miljoen. Het geld zou onder andere gebruikt worden om de infrastructuur te verbeteren. Het plan is duidelijk bedoeld om het
75 IRIN, Aid flights treatened by lack of cash, 17 november 2005.
76 WFP, Angola: Bleak future for Angola's children, 19 september 2005, op: www.reliefweb.int, bezocht op 28 september 2005; IRIN, Painful period of transition, 27 juli 2005.

77 Global IDP Project, IDP rehabilitation held back by devastated infrastructure, 4 oktober 2005; Refugees International, Forgotten people: Displaced persons in Cabinda province, Angola, 26 mei 2005.

78 AFP, L'épidemie de Marburg officiellement enrayée d'ici trois semaines, 19 september 2005.
79 HRW, Angola: Between war and peace in Cabinda, 23 december 2004, p. 8.
25

Algemeen Ambtsbericht Angola | 29 december 2005

streven naar onafhankelijkheid de wind uit de zeilen te nemen. Het Cabindese maatschappelijk middenveld reageerde dan ook koel op het plan,80 terwijl andere provincies in Angola geen aanspraak kunnen maken op een soortgelijk plan en de noden daar vaak hoger zijn dan in Cabinda. Het is niet bekend of het plan daadwerkelijk is uitgevoerd.
De werkloosheid in Cabinda is hoog. De meeste Cabindezen verkrijgen hun inkomen via landbouw, visserij, de overheid of kleine straathandel. Het aantal Cabindezen dat werkt voor een van de vele (offshore) oliemaatschappijen is klein. Buitenlandse werknemers van de olie-industrie worden om veiligheidsredenen van het vliegveld van Cabinda-stad per helikopter naar een zwaar beveiligde compound binnen de provincie vervoerd en komen Cabinda-stad niet in. De beschikbaarheid van onderwijs en gezondheidszorg in Cabinda is onvoldoende om aan de vraag te voldoen, maar ligt boven het landelijke gemiddelde. Er zijn geen harde cijfers over de besmettingsgraad met HIV/AIDS in Cabinda. Officiële cijfers geven aan dat minder dan 5% van de gehele Angolese bevolking besmet is met HIV.81 Volgens NGO's is de besmettingsgraad in Cabinda nog veel hoger. Dit zou onder andere het gevolg zijn van de ligging van de enclave tussen beide Congo's (met relatief open grenzen), alsmede het grote aantal Angolese militairen in de provincie.


80 IRIN, Economic recovery plan fails to appease Cabindans, 3 juni 2004.
81 UNAIDS, AIDS epidemic update: December 2004, december 2004.
26

Algemeen Ambtsbericht Angola | 29 december 2005

3 Mensenrechten
3.1 Juridische context
3.1.1 Verdragen en protocollen
Angola is partij bij:

- het Vluchtelingenverdrag van Genève en het bijbehorende Protocol van New York (in werking getreden voor Angola in 1981);
- de vier Geneefse Verdragen uit 1949 betreffende krijgsgevangenen, strijdkrachten ter land en ter zee en burgers in oorlogstijd en het eerste Additionele Protocol uit 1977 (betreffende de bescherming van slachtoffers van internationale gewapende conflicten, allen voor Angola in 1985 in werking getreden);

- het Verdrag inzake de Uitbanning van alle Vormen van Discriminatie van Vrouwen (CEDAW, in werking getreden voor Angola in 1986);
- het Verdrag inzake de Rechten van het Kind (CRC, in werking getreden voor Angola in 1991) en het eerste Facultatief Protocol betreffende de verkoop van kinderen, kinderprostitutie en kinderpornografie (in werking getreden voor Angola in april 2005);

- het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (CCPR), evenals het bijbehorende eerste Facultatief Protocol waarin het individueel klachtrecht bij het Mensenrechtencomité is vastgelegd (in werking getreden voor Angola in 1992);

- het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten (CESCR, in werking getreden voor Angola in 1992);
- het Ottawa Verdrag tegen het gebruik van landmijnen (in werking getreden voor Angola in 2002).
Evenals alle leden van de Afrikaanse Unie heeft Angola het Afrikaans Handvest inzake Rechten van de Mens en Volkeren geratificeerd (in werking getreden voor Angola in 1992). Angola heeft het Protocol bij dit Handvest betreffende de Oprichting van een Afrikaans Hof voor de Rechten van de Mens en Volkeren nog niet getekend. Wel heeft Angola het Afrikaans Handvest inzake de Rechten en het Welzijn van het Kind uit 1990 geratificeerd. Toen Angola in 1975 lid werd van de Organisatie van Afrikaanse Eenheid (thans Afrikaanse Unie) werd het automatisch partij bij het Verdrag inzake Specifieke Aspecten van Vluchtelingenproblematiek in Afrika uit 1969. Het verdrag is in 1981 door Angola geratificeerd. Ook gedurende deze verslagperiode heeft Angola de volgende verdragen nog niet geratificeerd: het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof, het Verdrag
27

Algemeen Ambtsbericht Angola | 29 december 2005

tegen Foltering en andere Wrede, Onmenselijke of Onterende Behandeling of Bestraffing (CAT), het Internationaal Verdrag inzake de Uitbanning van alle Vormen van Rassendiscriminatie (CERD), het Tweede Optionele Protocol bij het CCPR (inzake de doodstraf), het Internationale Verdrag voor Preventie en Bestraffing van Genocide. Het Tweede Protocol bij de Geneefse verdragen van 1949, met betrekking tot de bescherming van slachtoffers van interne conflicten, heeft Angola niet getekend. Het Angolese ministerie van Buitenlandse Zaken (MIREX) heeft echter een interdepartementale studie uit laten voeren naar de mogelijkheden tot ratificatie van de bovengenoemde verdragen. Deze studie heeft twee jaar geduurd en de resultaten zouden in het najaar 2004 aan de ministerraad worden aangeboden. De uitkomst van het onderzoek is vooralsnog niet openbaar. Angola heeft in mei 2005 een akkoord gesloten met de VS, waarin het belooft geen Amerikanen uit te leveren aan het Internationaal Strafhof (ICC).82 Het akkoord moet nog geratificeerd worden. Dit zogeheten Bilateraal Immuniteitsakkoord (BIA) is geen belemmering voor Angola om het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof te kunnen ratificeren. 3.1.2 Nationale wetgeving
Gedurende de verslagperiode hebben zich geen wijzigingen van de nationale wetgeving inzake mensenrechten voorgedaan. Het hervormingsproces van de Angolese grondwet heeft nagenoeg stilgelegen. (zie paragraaf 2.2) Op 10 augustus 2004 werd de nieuwe Landwet door de Nationale Vergadering aangenomen en is inmiddels van kracht. Tegen het ontwerp van deze Landwet was fel actie gevoerd door NGO's. Veel arme Angolezen hebben geen of zwakke rechten (titels) op het land dat zij bewonen of bewerken. Vaak zijn documenten via de informele markt verworven en worden deze niet door de overheid erkend. De aangenomen wet geeft een jaar de tijd aan de gebruikers van land om erkenning van hun titel aan te vragen. Gezien het gebrek aan capaciteit in het bestuurlijk apparaat was de verwachting dat velen de termijn van een jaar niet zouden halen. Dit zou volgens NGO's de positie van de huidige landbewoners verder verzwakken. Voorts werden er veel problemen voorzien voor hen die, met name in de gebieden rond Luanda, land bewonen en bewerken dat in het begin van de burgeroorlog is verlaten door de toenmalige eigenaars. Ondanks de kritiek wordt verwacht dat de nieuwe landwet op termijn zal leiden tot meer duidelijkheid over landrechten en ­eigendom. Er is geen nadere informatie bekend over de ontwikkelingen rondom de Landwet.

82 ANP, Angola beschermt Amerikanen tegen Strafhof, 4 mei 2005.
28

Algemeen Ambtsbericht Angola | 29 december 2005

3.2 Toezicht op naleving van de mensenrechten
Diverse NGO's, kerken en beroepsorganisaties spelen een rol in de verspreiding van informatie over mensenrechtenvraagstukken en krijgen hiervoor ook publiciteit in bepaalde media. Het maatschappelijk middenveld wordt actiever en mondiger, ook in Cabinda. Hierbij ondervinden NGO's weinig tegenwerking van de Angolese overheid, maar anderzijds verleent de overheid weinig medewerking. Internationale NGO's zoals Amnesty International en Human Rights Watch (HRW) rapporteren over Angola.
Zo hebben in het begin van de huidige verslagperiode zowel HRW als de Cabindese NGO Mpalabanda een rapport uitgebracht over de mensenrechtensituatie in Cabinda. Beide concludeerden min of meer hetzelfde, namelijk dat de mensenrechtensituatie sinds midden 2003 is verbeterd, maar dat het regeringsleger zich nog regelmatig schuldig maakt aan mensenrechtenschendingen tegen de burgerbevolking, met een hoge mate van straffeloosheid. HRW vond weinig bewijs van recente mensenrechtenschendingen begaan door het FLEC.83
Tijdens een bijeenkomst van de VN Mensenrechtencommissie in februari 2005 presenteerde de Speciale Vertegenwoordiger van de Secretaris Generaal van de VN voor Mensenrechtenactivisten, mevrouw Hina Jilani, de bevindingen van haar bezoek aan Angola van augustus 2004.84 Zij concludeerde daarin dat de situatie van mensenrechtenactivisten in de laatste jaren is verbeterd, maar dat zij nog steeds problemen ondervinden bij de uitoefening van hun taken. Zij was bezorgd over de totale afwezigheid van een justitieel systeem in grote delen van Angola. Tevens maakte zij zich zorgen over de trage voortgang van justitiële hervormingen, de geringe onafhankelijkheid van de media en het ontbreken van persvrijheid, wat veelvuldig leidt tot zelfcensuur. Hoewel er sprake was van een vermindering van mensenrechtenschendingen in Cabinda, was de Speciale Vertegenwoordiger bezorgd over de gevolgen van de aanwezigheid van grote aantallen militairen.
De Angolese autoriteiten lijken terughoudend bij het accepteren van internationale monitoring. De vice-minister van Buitenlandse Zaken, George Chicoti, heeft de kritiek van de Speciale Vertegenwoordiger afgedaan als bemoeienis met
83 HRW, Angola: Between war and peace in Cabinda, 23 december 2004, p. 1; Mpalabanda, Cabinda, o Reino da Impunidade, januari 2005; IRIN, Cabindans seek international awareness of their case, 1 februari 2005; BBC News, Angolan army `abuses Cabindans', 2 februari 2005.

84 ECOSOC, Report submitted by the Special Representative of the Secretary-General on the situation of human rights defenders, Hina Jilani. Mission to Angola, E/CN.4/2005/101/Add.2, 21 februari 2005.
29

Algemeen Ambtsbericht Angola | 29 december 2005

binnenlandse aangelegenheden.85 Ook de VN Speciale Vertegenwoordiger voor Huisvesting zou een bezoek brengen aan Angola, maar zijn bezoek is vanuit Angolese kant voor onbepaalde tijd uitgesteld. Een positieve ontwikkeling in het toezicht op de mensenrechtensituatie is de instelling van de functie van Nationale Ombudsman.86 Volgens de grondwet uit 1992 is de Ombudsman een onafhankelijk en publiek orgaan, dat moet toezien op de bescherming van de grondwettelijke rechten en vrijheden en het openbaar bestuur. De Ombudsman kan klachten van burgers ontvangen en aanbevelingen doen ter preventie en herstel van onrecht.87 In april 2005 is Paulo Tjipilica benoemd in deze functie. In de komende tijd zal duidelijk worden of hij zijn taken daadwerkelijk en onafhankelijk zal kunnen uitvoeren. Zijn benoemingsprocedure was ondoorzichtig. Zo is bijvoorbeeld het maatschappelijk middenveld niet geconsulteerd, wat tot protest heeft geleid.88 Daarnaast bestaan bedenkingen over de mogelijkheden die hem worden geboden voor de invulling van de functie. Zo dient de Ombudsman een dynamisch team achter zich te krijgen en zich te ontdoen van politieke druk, hij moet autonoom kunnen opereren. Dit is het eerste nationale orgaan dat de macht van de staat kritisch kan beoordelen, wat in de huidige politieke cultuur moeilijk zal zijn. Het zal zeker nog lange tijd duren eer die cultuur is veranderd.
3.3 Nalevingen en schendingen
In het algemeen kan gesteld worden dat de mensenrechtensituatie in Angola de afgelopen drie jaar is verbeterd. Ook in Cabinda is de situatie gedurende deze periode verbeterd, zij het in mindere mate. De diamantgebieden (Lunda Norte en Lunda Sul) worden daarentegen steeds meer als probleemgebied gezien. (zie paragraaf 2.3)

85 SwissPeace, FAST Update Angola. Semi-annual Risk Assessment: December 2004 to May 2005, juni 2005, p. 8; Jornal de Angola, 16 maart 2005.
86 Amnesty International, The establishment of the Justice Ombudsman should comply with international standards, 7 maart 2005.
87 Amnesty International, The establishment of the Justice Ombudsman should comply with international standards, 7 maart 2005.
88 IRIN, Appointment of new justice ombudsman sparks concern, 26 januari 2005; ACTSA, Angola Peace Monitor, issue 7, Vol. XI, 22 april 2005; Amnesty International, The establishment of the Justice Ombudsman should comply with international standards, 7 maart 2005.

30

Algemeen Ambtsbericht Angola | 29 december 2005

3.3.1 Vrijheid van meningsuiting
De grondwet garandeert vrijheid van meningsuiting en persvrijheid en bepaalt dat de media niet onderworpen kunnen worden aan ideologische, artistieke of politieke censuur.89 In de praktijk houdt de regering zich hier niet aan. Hoewel in de afgelopen drie jaar de vrijheid van meningsuiting verbeterd is, bleef de informatievoorziening voornamelijk in staatshanden. Dat betekent in de praktijk dat 80 tot 90% van de journalisten voor de staat werkt. Met name buiten Luanda werd af en toe door de autoriteiten druk uitgeoefend op journalisten. Intimidatie en bedreigingen brengen journalisten tot zelfcensuur. Alleen de meest bekende journalisten en activisten voelen zich afdoende beschermd door de internationale gemeenschap. Tot enkele jaren geleden was er sprake van actieve vervolging van journalisten en mensenrechtenactivisten. Derhalve is een simpel dreigement van de kant van de autoriteiten momenteel voor de meeste journalisten reden om zelfcensuur toe te passen. `Stille druk', ofwel psychische chantage, hoort ook daartoe. Zo wordt bijvoorbeeld het ontvangen van speciale bonussen zoals geld voor ziektekosten of een lening afhankelijk gesteld van de (werk)houding ten opzichte van de staat. Het komt nog een enkele keer voor dat journalisten wegens smaad of laster vervolgd worden. Hier geldt dat de rechterlijke macht, zeker bij deze politiek gevoelige zaken, niet geheel onafhankelijk opereert.90 Het enige landelijke dagblad, de Jornal de Angola, is in handen van de staat en levert weinig kritiek op de regering. Oppositiegeluiden komen hierin slechts selectief aan bod. De onafhankelijke pers opereert onder moeilijke omstandigheden. Men verkeert vaak in grote financiële moeilijkheden. Er zijn gevallen bekend waarbij de overheid druk uitoefent op bedrijven en organisaties om niet in de vrije pers te adverteren. Daarnaast willen sommige bedrijven (zoals drukkers of papierleveranciers) niet of slechts tegen woekerprijzen samenwerken met de onafhankelijke media. De nationale vliegtuigmaatschappij (TAAG) weigert onafhankelijke kranten en weekbladen als vracht. Desondanks is de onafhankelijke pers, inclusief regionale bladen, in opkomst.91 Met het hoge percentage analfabeten in Angola zijn radio en televisie de populairste media. Het enige televisiestation, Televisão Pública de Angola (TPA) is staatseigendom en zendt uit in Luanda en enkele provinciehoofdsteden.
89 Artikel 32 en 35 van de grondwet
90 HRW, Unfinished Democracy: Media and Political Freedoms in Angola, 14 juli 2004, p.21.
91 Enkele voorbeelden: In de zuidelijke provincies circuleert het nieuwe weekblad Cruzeiro do Sul (het Zuiderkruis). Verder bestaat sinds enkele jaren Radio Ecclésia met hun website Apostolado, en een handvol onafhankelijke en soms kritische opiniebladen. Unita-leider Samakuva meldt dat de partij binnenkort een eigen radiostation zal starten.
31

Algemeen Ambtsbericht Angola | 29 december 2005

Diegenen die het zich kunnen veroorloven hebben een satelietontvanger van de Zuid-Afrikaanse DsTV, die buitenlandse kanalen uitzendt. De staatsradio, Rádio Nacional de Angola, mag vooralsnog als enige radiostation landelijk uitzenden. Vier onafhankelijke zendgemachtigden kunnen uitzenden in Luanda: LAC (Luanda Antena Comercial), Rádio Ecclésia (gelieerd aan de rooms-katholieke kerk), Radio Escola en Radio CEFOJOR. Deze laatste twee zijn educatief van aard.92 Rádio Ecclésia zou inmiddels een vergunning voor nationale uitzendingen hebben ontvangen. De Angolese regering geeft echter nog steeds geen toestemming om daar gebruik van te maken.
IRIN, de nieuwsdienst van het VN Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden (OCHA), biedt sinds 2004 programmaonderdelen aan voor de Rádio Nacional de Angola. IRIN heeft in 2004 correspondenten opgeleid die op locatie - in de provincie - programma's maken, welke vanuit Luanda op de nationale radio worden uitgezonden. Deze uitzendingen hebben ertoe geleid dat de luisterdichtheid in de provincie sterk is toegenomen, evenals de diversiteit aan onderwerpen. IRIN is ook in staat gebleken moeilijke onderwerpen zoals HIV/AIDS en de zwakke economische positie van de provincies bespreekbaar te maken.
De vrijheid van meningsuiting is in de afgelopen periode ook in Cabinda verbeterd zowel voor journalisten als het maatschappelijk middenveld. In deze verslagperiode is geen bewijs gevonden dat buitenlandse journalisten moeilijkheden ondervinden bij de toegang tot Cabinda. In samenwerking met verschillende belangenorganisaties werken de Angolese autoriteiten sinds 2002 aan een nieuwe Perswet ter vervanging van de huidige Perswet uit 1991. De verwachting is dat deze nieuwe Perswet zal zorgen voor een verbetering van de vrijheid van meningsuiting, in de zin dat de wet een einde maakt aan het eigendomsmonopolie van de staat op tv-stations en nieuwsagentschappen. Dit zorgt waarschijnlijk ook voor meer werk voor journalisten. Daarnaast zal het huidige artikel 46 (verbod van alle negatieve publiciteit over de President) worden geschrapt.93 Het wordt verwacht dat de nieuwe wet in januari 2006 in het nationale parlement kan worden besproken.94 In januari 2005 maakte het Media Institute of Southern Africa (MISA) melding van de arrestatie van een fotograaf van het onafhankelijke weekblad Angolense, Carlo Augusto, op 10 november 2004. Hij maakte foto's van een politieoverval op straatverkopers in Luanda. Daarop is hij naar eigen zeggen gearresteerd, is zijn
92 HRW, Unfinished Democracy: Media and Political Freedoms in Angola, 14 juli 2004, p.15.
93 Office of the High Commissioner for Human Rights, Angola monthly report August ­ september 2005.

94 Jornal de Angola, 7 december 2005.
32

Algemeen Ambtsbericht Angola | 29 december 2005

fototoestel in beslag genomen en zijn de foto's gewist. Na enkele uren werd hij weer vrijgelaten.95
Zoals de Speciale Vertegenwoordiger voor Mensenrechtenactivisten concludeerde, ondervinden mensenrechtenactivisten, net als andere journalisten en NGO's, hinder van de bovenstaande beperkingen op de vrijheid van meningsuiting.96 In het jaarlijkse rapport van de Fédération Internationale des Ligues des Droits de l'Homme (FIDH) over de situatie van mensenrechtenactivisten over de wereld is Angola niet opgenomen.97 In een mediabericht van de Angola Press Agency werd daarom gesuggereerd dat mensenrechtenactivisten in Angola niet in hun werk zijn belemmerd.98 Een betrouwbare bron kan bevestigen dat gedurende 2004 mensenrechtenactivisten nauwelijks gehinderd zijn in hun activiteiten. In 2004 zijn in ieder geval geen mensenrechtenactivisten gevangen genomen.99 Gegevens over 2005 zijn niet bekend.
3.3.2 Vrijheid van vereniging en vergadering
Vereniging
De vrijheid van vereniging is vastgelegd in de Wet op Verenigingen. De oprichtingsprocedure is lang en omslachtig. De wet schrijft voor dat verenigingen in oprichting hun statuten aan de minister van Justitie moeten voorleggen. Nadat deze heeft ingestemd met de statuten publiceert hij ze in het staatsblad, de Diário da República. Na publicatie dient de vereniging een exemplaar van het staatsblad en de statuten op te sturen naar de procureur-generaal om de statuten te laten registreren. De procureur-generaal dient de vereniging een bewijs van inschrijving, alsmede een registratienummer te verstrekken. Registratieverzoeken worden vaak afgewezen, ook al voldoen de verenigingen aan alle formele criteria. Het gebrek aan juridische status belemmert de verenigingen, waaronder ook mensenrechten- NGO's, in hun werk.100 De Speciaal Vertegenwoordiger voor
95 MISA, Photographer arrested, censored, 19 januari 2005.
96 ECOSOC, Report submitted by the Special Representative of the Secretary-General on the situation of human rights defenders, Hina Jilani. Mission to Angola, E/CN.4/2005/101/Add.2, 21 februari 2005.
97 FIDH, Human Rights Defenders in the Front Line, annual report 2004, 15 april 2005.
98 Angola Press Agency, Human Rights defenders freely develop activities in Angola, 15 april 2005.

99 US State Department, Country Report on Human Rights practices in Angola ­ 2004, 28 februari 2005.

100 HRW, Unfinished Democracy: Media and Political Freedoms in Angola, 14 juli 2004, p.30.
---

Algemeen Ambtsbericht Angola | 29 december 2005

Mensenrechtenactivisten bekritiseerde de registratieprocedure in het rapport over haar bezoek in 2004.101
Vergadering
Het recht op vrije vergadering wordt geregeld in de Wet op het Recht van Vergadering en Betoging. Deze wet bepaalt dat een openbare bijeenkomst uiterlijk drie dagen van tevoren schriftelijk moet worden aangemeld, waarbij de persoonsgegevens van minimaal vijf organisatoren moeten worden opgegeven. Ook moeten de tijd, plaats en het doel van de bijeenkomst worden doorgegeven. Deelnemers aan niet goedgekeurde vergaderingen kunnen gerechtelijk vervolgd worden op grond van misdrijven tegen de eer en de waardigheid van personen of staatsinstellingen.102 Aanvragen voor regeringsgezinde bijeenkomsten worden doorgaans onverwijld ingewilligd; protestbijeenkomsten worden nog regelmatig geweigerd, maar de tolerantie voor dergelijke bijeenkomsten neemt toe.103 Voorbeeld daarvan zijn de twee gehouden demonstraties onder leiding van de Cabindese NGO Mpalabanda. (zie paragraaf 2.2) 3.3.3 Vrijheid van godsdienst
In Angola bestaat vrijheid van godsdienst. Met name in de grotere steden bestaat een grote variatie aan kerken en godsdienstige groeperingen. De diverse kerkelijke bijeenkomsten en diensten worden over het algemeen goed bezocht. Het is met name in deze kaders dat de bevolking bredere sociale contacten onderhoudt en elkaar steunt.
In Cabinda zijn vicaris-generaal Raul Tatí en pater Jorge Congo sterk betrokken bij de ontwikkeling van het maatschappelijk middenveld in Cabinda. Met name pater Congo spreekt vaak onverbloemd over de wens tot onafhankelijkheid van Cabinda. (zie paragraaf 2.2)
3.3.4 Bewegingsvrijheid
De Angolese grondwet garandeert de vrijheid van reizen en vestiging evenals de vrijheid het land te verlaten en terug te keren.
101 ECOSOC, Report submitted by the Special Representative of the Secretary-General on the situation of human rights defenders, Hina Jilani. Mission to Angola, E/CN.4/2005/101/Add.2, 21 februari 2005, p. 8.
102 Lei Sobre o Direito de Reunião e de Manifestação, nr. 16/91 (11 mei 1991).
103 US State Department, Country Report on Human Rights practices in Angola ­ 2004, 28 februari 2005.

34

Algemeen Ambtsbericht Angola | 29 december 2005

Er is nog een beperkt aantal controleposten op wegen in Angola. Hier vinden politiecontroles plaats, voornamelijk op rijbewijs, autopapieren en illegale vreemdelingen. Af en toe worden controleposten illegaal ingesteld door politieagenten die reizigers geld aftroggelen.
Het grote aantal landmijnen zorgt voor onveilige situaties en levert in de praktijk een grote beperking van de bewegingsvrijheid op, met name in het binnenland. (zie paragraaf 2.3)
Aan het reizen naar het buitenland en terugkeer naar Angola zijn door de regering geen beperkingen opgelegd, mits men in het bezit is van de benodigde reis- en identiteitsdocumenten. Angola kan verlaten worden over land, per vliegtuig en per boot. Gezien de lengte van Angola's grenzen (over land) is personenverkeer over deze grenzen nauwelijks te controleren. Dit geldt zowel in Angola als in Cabinda. Vaak is er een grenspost op de weg, met aan weerszijden een hek dat enkele honderden meters lang is. Door de velden heen kan men redelijk gemakkelijk zonder controle de grens oversteken, echter met het risico dat men door een mijnenveld zou lopen.
Reizigers die via het vliegveld van Luanda vertrekken, dienen, naast een geldig paspoort, zonodig over een inreisvisum voor het land van bestemming en een plaatsbewijs te beschikken. Bij de uitreis uit Angola vanuit Luanda controleert de Service de Migração e Estrangeiros (SME) van het ministerie van Binnenlandse Zaken met een computersysteem paspoorten en visa en registreert daarbij de uitreis van Angolese burgers. Alleenreizende minderjarigen en minderjarigen die reizen onder begeleiding van andere volwassenen dan hun ouders, behoren officieel een notarieel vastgelegde toestemming van hun ouders te tonen bij het verlaten van Angola. Een kopie van deze notariële toestemming is ook wettelijk nodig voor een minderjarige om een paspoort te krijgen en wordt door de Schengenlanden ook gevraagd voor de afgifte van een visum. Deze notariële toestemming behoort te worden gearchiveerd door de SME. Niet duidelijk is of controle zorgvuldig en stelselmatig door de Angolese autoriteiten wordt uitgevoerd. Hierdoor komt een deel van de controle terecht bij de luchtvaartmaatschappijen die echter vaak alleen controleren bij het inchecken. Er vliegen vijf internationale maatschappijen op Luanda: Air France (wekelijks vanuit Parijs Charles de Gaulle), British Airways (wekelijks vanuit Londen Heathrow), SN Brussels Airlines (wekelijks vanuit Brussel, met een tussenstop in Kinshasa), South African Airlines (drie maal per week vanuit Johannesburg), en TAP Air Portugal (drie maal per week vanuit Lissabon, in samenwerking met de Angolese TAAG). De internationale luchtvaartmaatschappijen hanteren een strenge instapcontrole, waarbij de instapkaart met het paspoort van betrokkene wordt vergeleken.

35

Algemeen Ambtsbericht Angola | 29 december 2005

Vluchten naar de buurlanden zijn ook vanaf de provinciale luchthavens van Cabinda en Lubango mogelijk.104 Hier is de controle voor men aan boord van een vliegtuig stapt veel minder streng en minder professioneel. De luchthavens zijn niet afgesloten en iedereen kan de landings- en vertrekbanen betreden. Overigens geldt voor alle luchthavens dat niet geheel uitgesloten is dat men met de juiste contacten door middel van omkoping zonder de juiste documenten het land uit kan reizen. Op binnenlandse vluchten (dus ook vluchten van en naar Cabinda) zijn reisdocumenten officieel niet nodig, maar vaak wordt Angolese burgers net als buitenlanders wel om een identiteitsdocument gevraagd. Terugkerende (ex) asielzoekers, mits in het bezit van een geldig reisdocument, zijn in de verslagperiode voor zover bekend niet anders behandeld dan andere Angolese reizigers.
Cabinda
Ook gedurende deze verslagperiode konden burgers in Cabinda zonder gevaar voor militair geweld over de grote wegen van de provincie reizen. Er zijn dagelijkse busverbindingen (van de gemeentelijke busbedrijven) tussen Buco Zau, Belize en Cabinda-stad. De reis van Buco Zau naar Cabinda-stad duurt ongeveer drie uur en kost ongeveer 500 kwanza (ongeveer 5 euro). Ook zijn er particuliere minibusjes die op deze route rijden, alsmede taxi's. De secundaire wegen zijn slecht onderhouden, maar kennen geen wegblokkades. Wel komen enkele schermutselingen voor, doch er zijn geen vastomlijnde locaties waar deze plaatsvinden. Waar deze schermutselingen plaatsvinden is het voor de burgers (even) niet veilig om te reizen. Politiecontroles vinden plaats, voornamelijk op rijbewijs, autopapieren en illegaal binnengekomen Congolezen. Dit soort controles is overal in Angola gebruikelijk. Er zijn geen officiële beperkingen voor burgers om Cabinda te verlaten. Voor velen is het echter te duur of te omslachtig om Cabinda te verlaten. De snelste en gemakkelijkste, maar duurste, manier om de provincie te verlaten is per vliegtuig. Een retourticket naar Luanda per TAAG (de nationale vliegtuigmaatschappij) kost ongeveer 500 USD. Het aantal stoelen per vlucht is beperkt en is derhalve ruim van tevoren volgeboekt. Het is geen aantrekkelijke optie om per auto naar Angola te reizen, aangezien de Congo (rivier) overgestoken moet worden. De grenzen met de DRC en de Republiek Congo (Brazzaville) kennen wel controleposten. Er zijn geen problemen te verwachten bij terugkeer van afgewezen asielzoekers uit Cabinda naar Luanda of een van de andere 16 provincies. Er is de autoriteiten veel
104 Vanuit Cabinda stad kan men vliegen naar de Republiek Congo en de DRC, en van Lubango naar Namibië.

36

Algemeen Ambtsbericht Angola | 29 december 2005

aan gelegen te laten zien dat het goed gaat in Cabinda en dat gewone Cabindezen goed worden behandeld. Cabindezen zijn immers Angolezen en die kunnen/mogen terugkeren. Dit geldt eveneens voor FLEC-sympathisanten. Echter, het is mogelijk dat Cabindezen die worden gezocht wegens betrokkenheid bij tegen het regeringsleger gerichte militaire FLEC-activiteiten, zoals aanslagen, of daarvoor zijn veroordeeld en hun straf nog niet hebben uitgezeten bij terugkeer door justitie worden aangehouden.
Documenten
In 2001 werd geschat dat slechts tussen de 10% en 30% van de Angolese bevolking over identiteitsdocumenten beschikt.105 Het overgrote deel hiervan woont in Luanda en de provinciale hoofdsteden. Identiteitsdocumenten zijn het gemakkelijkst te verkrijgen in Luanda. Buiten de steden wordt het gemakkelijker om aan documenten te komen. De provinciale autoriteiten moeten het vaak stellen zonder de faciliteiten om documenten te maken, waardoor het noodzakelijk is om connecties te hebben met personen die deze documenten elders kunnen laten maken. Als gevolg van andere prioriteiten en een gebrek aan financiële middelen verkeert de burgerlijke stand in de provincies vaak nog in slechte staat. Officieel zijn er 25 nationale kantoren van de burgerlijke stand in Angola (zeven in Luanda, twee in Benguela en één in elk van de overige provinciale hoofdsteden) en 137 gemeentelijke kantoren. Eind 2002 was hiervan slechts 40% in bedrijf.106 Meer recente informatie is niet aanwezig.
Angola kent de volgende indentiteitsdocumenten: de cedula pessoal (geboortebewijs), de bilhete de identidade (identiteitskaart), het paspoort, en het rijbewijs. De identiteitskaart kan vanaf de leeftijd van 10 jaar worden aangevraagd, maar wordt algemeen pas wettelijk verplicht beschouwd vanaf de leeftijd van 18 jaar. Voor personen in de leeftijd van 10 tot 45 jaar is de identiteitskaart 5 jaar geldig, daarna wordt een indentiteitskaart verstrekt die 10 jaar geldig is en vanaf 50 jaar is de kaart onbeperkt geldig. Als identiteitsbewijs kunnen ook het paspoort en het rijbewijs gebruikt worden. Vanaf hun geboorte mogen kinderen hun eigen paspoort hebben (geldig voor 10 jaar indien het kind wegens omstandigheden alleen reist), maar tot de leeftijd van 10 jaar mogen ze in het paspoort van hun ouders ingeschreven worden. Voor personen jonger dan 30 is het paspoort 5 jaar geldig en voor personen ouder dan 30 jaar is het 10 jaar geldig.
Een rijbewijs is in principe 10 jaar geldig. Een rijbewijs voor professionele chauffeurs (bijvoorbeeld voor taxi's en vrachtwagens) moet op de 35e, 45e, 50e, 55e en 60e verjaardag en na de 60e verjaardag elke 2 jaar verlengd worden. Overige
105 Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, (S/2001/956) Report of the Secretary-General on the United Nations Office in Angola (UNOA) (10 oktober 2001), para. 37.
106 CRC, Initial report of Angola due in 1993, CRC/C/3/Add.66, 10 augustus 2004.
37

Algemeen Ambtsbericht Angola | 29 december 2005

rijbewijzen moeten op de 40e, 50e, 60e, 65e en 70e verjaardag en na de 70e verjaardag elke 2 jaar verlengd worden.
In Cabinda gelden dezelfde regels en voorschriften voor het verkrijgen van documenten als elders in Angola. Ook in Cabinda beschikt het overgrote deel van de gemeenschap niet over identiteitsdocumenten. Documenten afgegeven aan Cabindezen zijn gelijk aan documenten afgegeven aan Angolezen uit de rest van het land.
3.3.5 Rechtsgang
De onafhankelijkheid van de rechterlijke macht is in de grondwet vastgelegd, doch is in de praktijk niet altijd gegarandeerd. In politiek gevoelige zaken bestaat het risico op politieke beïnvloeding van de rechterlijke macht. Aangezien rechtbanken in alles afhankelijk zijn van de centrale overheid (budget, personele ondersteuning, huisvesting en materiaal en dergelijke) is de politieke druk vaak moeilijk te weerstaan. In overige zaken kunnen rechters wel onafhankelijk opereren, hoewel ook in de rechterlijke macht corruptie niet uit te sluiten is. In sommige gemeenten zijn rechtbanken afwezig. Straffeloosheid voor mensenrechtenschendingen blijft daardoor een groot probleem.
De rechtbanken kampen met tekorten aan middelen, ervaring en opleiding. Ze werken traag en de kosten voor rechtzoekenden zijn naar lokale verhoudingen hoog.107 Vaak ontbreekt kennis over internationale (mensenrechten)verdragen.108 Het recht op een eerlijk proces wordt in de praktijk niet altijd gerespecteerd. In geval van problemen met de provinciale autoriteiten kunnen benadeelden een aanklacht indienen bij een provinciale rechtbank. Ook provinciale rechtbanken functioneren echter niet altijd onafhankelijk. De Angolese NGO Mãos Livres staat burgers in een aantal provincies bij in civiele procedures voor de rechtbank. 3.3.6 Arrestaties en detenties
De grondwet bepaalt dat iedere verdachte recht heeft op rechtsbijstand en dat gebrek aan middelen niet de oorzaak mag zijn dat geen recht wordt gedaan. In de praktijk kan de overheid dit recht niet garanderen.
107 US State Department, Country Report on Human Rights practices in Angola ­ 2004, 28 februari 2005.

108 CEDAW, Concluding comments: Angola, CEDAW/C/2004/II/CRP.3/Add.3/Rev.1, 26 juli 2004, para. 17.

38

Algemeen Ambtsbericht Angola | 29 december 2005

Een persoon die op heterdaad betrapt wordt bij het plegen van een strafbaar feit mag onmiddellijk aangehouden worden. In alle andere gevallen is een arrestatiebevel van een rechter of een provinciale magistraat nodig. Het openbaar ministerie kan ook een arrestatiebevel uitgeven, op voorwaarde dat deze binnen vijf dagen door een rechter bekrachtigd wordt. In de praktijk worden deze voorschriften vaak niet opgevolgd.109 In veel gevallen worden verdachten van kleine en middelgrote delicten mishandeld en vrijgelaten in plaats van te worden voorgeleid.
Doordat veel personen zonder arrestatiebevel gearresteerd worden en vaak ook geen dossier tegen hen geopend wordt, kunnen personen dagen tot maanden verloren raken in het gevangenissysteem. In principe zou hiertegen opgetreden kunnen worden met behulp van een advocaat, maar veel personen zoeken geen bijstand van een advocaat, omdat ze ervan uitgaan dat een advocaat onbetaalbaar is. In Luanda komen meer klachten binnen over onprofessioneel gedrag van politieagenten dan in de rest van Angola, maar dit heeft waarschijnlijk mede te maken met de hoge mate van criminaliteit in Luanda. De politie komt veel vaker in contact met de burgerbevolking dan het leger en heeft dus meer mogelijkheden om schendingen te begaan. Schendingen door politieagenten en militairen zijn vaak, maar niet uitsluitend, het gevolg van een gebrek aan training en slechte werkomstandigheden, zoals ontoereikend salaris, slechte logistieke ondersteuning en gebrekkig toezicht. Het soort schendingen dat begaan wordt betreft mishandeling, afpersing, verkrachting en incidenteel doodslag. Daarentegen worden meer trainingen op het gebied van mensenrechten voor zowel politiefunctionarissen als militairen georganiseerd.110 Er wordt slechts bij uitzondering door de overheid een onderzoek ingesteld naar mensenrechtenschendingen door politie en leger en daadwerkelijke actie tegen de overtreders komt zelden voor.
Situatie in gevangenissen
Er bestaat geen wetgeving die het detentieregime reguleert. Een speciale commissie is in het leven geroepen om een concept detentiewet op te stellen, maar dit heeft nog niet tot een wetsvoorstel geleid.

109 US State Department, Country Report on Human Rights practices in Angola ­ 2004, 28 februari 2005.

110 International Committee of the Red Cross and Red Crescent (ICRC), ICRC Annual Report 2004: Angola, 17 juni 2005; US State Department, Country Report on Human Rights practices in Angola ­ 2004, 28 februari 2005; Office of the High Commissioner for Human Rights, Angola monthly report August ­ september 2005.
39

Algemeen Ambtsbericht Angola | 29 december 2005

De praktijk in de Angolese gevangenissen is ruw, gewelddadig en willekeurig. Mishandeling van gevangenen is dagelijkse praktijk. Ook onderling wordt door gevangenen geweld uitgeoefend, daar effectief toezicht veelal ontbreekt. Vrouwen worden apart gevangen gehouden van mannen, maar er is sprake van seksueel geweld tegen vrouwen door bewakers. Kinderen, die meestal voor kleine vergrijpen vastzitten, hebben geen aparte afdeling binnen de gevangenissen en worden regelmatig mishandeld door zowel bewakers als gevangenen. Vaak is er gebrek aan voedsel, medische zorg, kleding en bedden. Het slecht betaalde en vaak gedemotiveerde gevangenispersoneel vult zijn inkomen aan door het afpersen en bestelen van gevangenen en hun bezoekers.111 Hoe verder een gevangenis van Luanda afligt, hoe groter volgens waarnemers de kans op corruptie van het gevangenispersoneel. Dit betreft vooral omkoping om bijvoorbeeld extra levensmiddelen of kleding bij een bepaalde gedetineerde te doen afleveren. Omkoping om een gedetineerde vrij te laten is niet onmogelijk doch komt vooral voor in een eerder stadium, bijvoorbeeld onmiddellijk na arrestatie of tijdens voorarrest. Omkoping om een gedetineerde vrij te laten uit een gevangenis wordt als zeldzaam omschreven. Zou een gevangene ontsnappen, dan zijn er geen andere repercussies bekend dan de geldende praktijk voor een arrestatie.
De wettelijke termijn waarbinnen verdachten voorgeleid moeten worden is 135 dagen in strafzaken en 180 dagen in zaken die de nationale veiligheid betreffen. In de praktijk zitten personen overal in Angola echter vaak veel langer in voorarrest. Een goed registratiesysteem dat deze termijnen bewaakt ontbreekt. Vertraging van de rechtsgang is het gevolg van gebrek aan middelen, opleiding en ervaring van de rechterlijke macht.112
De gevangenissen zitten overvol. Angop (Angola Press Agency) gaf in september 2005 aan dat er 8159 personen in detentie of gevangenschap zitten, waarvan 2707 in Luanda. Volgens Simão Victor, rechter bij het Hooggerechtshof, wachten 4296 gevangenen op hun proces, waarvan sommigen meer dan 5 jaar.113 Gevangenissen zijn vaak niet toegankelijk voor NGO's. De Angolese NGO Mãos Livres legt bezoeken af aan gevangenen en documenteert en publiceert de omstandigheden in gevangenissen. Het Internationale Comité van het Rode Kruis en de Rode Halve Maan (ICRC) houdt ook in Cabinda toezicht op de
111 US State Department, Country Report on Human Rights practices in Angola ­ 2004, 28 februari 2005.

112 US State Department, Country Report on Human Rights practices in Angola ­ 2004, 28 februari 2005.

113 Office of the High Commissioner for Human Rights, Angola monthly report August ­ september 2005.

40

Algemeen Ambtsbericht Angola | 29 december 2005

omstandigheden waarin de gevangenen met een hoog veiligheidsrisico (security detainees) moeten verblijven en waar nodig heeft het bij de autoriteiten aangedrongen op verbeteringen. ICRC bracht in 2004 zes bezoeken aan twee gevangenissen.114
3.3.7 Mishandeling en foltering
Zowel de grondwet als het Wetboek van Strafrecht verbieden uitdrukkelijk alle vormen van mishandeling van verdachten, arrestanten en gevangenen. Geregeld wordt echter melding gemaakt van overtredingen van dit verbod. (zie paragraaf 3.3.6)
Een groeiende zorg, voornamelijk in Luanda, is de nieuwe tendens dat de politie op straat geweld toepast en zelfs personen vermoord. Toenemend geweld van de politie lijkt gekoppeld aan de stijgende criminaliteit en het gebrek aan een adequate oplossing daarvoor.
Ook individuele soldaten van het regeringsleger in Cabinda maken zich schuldig aan mensenrechtenschendingen zoals verkrachting, afpersing, mishandeling en foltering.115 Er zijn geen aanwijzingen dat een bewust beleid van het regeringsleger tot het schenden van mensenrechten bestaat. De omstandigheid dat de regeringstroepen slecht betaald worden, gedemotiveerd zijn en indien gelegerd in Cabinda: ver van huis zijn, draagt eerder bij aan intimidatiepraktijken, machtsmisbruik en mensenrechtenschendingen. Over de mishandeling en intimidatie van UNITA-leden en -sympathisanten door MPLA-militanten en de Organizações de Defesa Civil (ODC), zie paragraaf 3.4.1. Over verkrachting en ander geweld tegen vrouwen door burgers, politie en leger, zie paragraaf 3.4.2.
3.3.8 Verdwijningen
In de verslagperiode zijn geen verdwijningen gerapporteerd.
114 International Committee of the Red Cross and Red Crescent, ICRC Annual Report 2004: Angola, 17 juni 2005.

115 US State Department, Country Report on Human Rights practices in Angola ­ 2004, 28 februari 2005; HRW, Angola: Between war and peace in Cabinda, 23 december 2004, p. 1; Mpalabanda, Cabinda, o Reino da Impunidade, januari 2005.
41

Algemeen Ambtsbericht Angola | 29 december 2005

3.3.9 Moorden en buitengerechtelijke executies Het komt steeds vaker voor dat personen op straat in Luanda door de politie worden doodgeschoten.116 Vooral de onafhankelijke media berichten over zogenaamde doodseskaders van de politie die de stijgende criminaliteit van jeugdige straatbendes moeten bestrijden. Terwijl de politie ontkent personen gericht te vermoorden, rapporteren de media over bijvoorbeeld geüniformeerde personen die verdachten uit hun huis halen en hen voor de ogen van familie en buren doodschieten.117
Het rapport van HRW over de mensenrechtenschendingen in Cabinda maakt melding van buitengerechtelijke executies van burgers door soldaten van het regeringsleger.118
3.3.10 Doodstraf
De grondwet verbiedt het opleggen van de doodstraf. Het Angolese strafrecht voorziet evenmin in levenslange gevangenisstraffen.119 3.4 Positie van specifieke groepen
3.4.1 Aanhangers van oppositiepartijen
Op nationaal niveau is de verhouding tussen de MPLA, de UNITA en oppositiepartijen goed te noemen. Ondanks meningsverschillen en soms wantrouwen is er tijdens de verslagperiode constructief samengewerkt. In de provincies en gemeenten liggen de verhoudingen gevoeliger. Verschillende waarnemers berichten over een toename van geweld tussen aanhangers van de MPLA en de UNITA in de provincies.
Het wordt verwacht dat de politieke spanningen zullen toenemen in aantal en hevigheid naarmate de verkiezingen vorderen, vooral in voormalig UNITA- provincies.120 (zie paragraaf 2.2 en 2.3)
116 US State Department, Country Report on Human Rights practices in Angola ­ 2004, 28 februari 2005.

117 Angola Press, Police deny public violation instigation charges, 17 november 2005. Office of the High Commissioner for Human Rights, Angola monthly report August ­ september 2005.
118 HRW, Angola: Between war and peace in Cabinda, 23 december 2004; IRIN, Rights body claims torturing civilians in Cabinda, 23 december 2004.
119 CRC, Initial report of Angola due in 1993, CRC/C/3/Add.66, 10 augustus 2004.
120 Reuters, Many Angolans fear 2006 poll, investors unworried, 20 september 2005.
42

Algemeen Ambtsbericht Angola | 29 december 2005

FLEC-aanhangers
De verdergaande marginalisering van het FLEC door het leger doet de belangstelling van de autoriteiten in Cabinda voor FLEC-aanhangers afnemen. De afname in het aantal gerapporteerde mensenrechtenschendingen wijst hierop. Cabindezen buiten Cabinda vallen helemaal buiten de belangstelling van de Angolese autoriteiten, tenzij zij expliciet gezocht worden vanwege hun militaire activiteiten.
HRW gaf aan dat de mensenrechtensituatie in Cabinda sinds midden 2003 is verbeterd, maar dat het regeringsleger zich nog regelmatig schuldig maakt aan mensenrechtenschendingen. De meeste slachtoffers worden verondersteld FLEC- aanhangers te zijn. Het zou hierbij gaan om moord, buitengerechtelijke executies, willekeurige arrestaties en opsluiting, martelingen, seksueel geweld en beperking van de bewegingsvrijheid.121 Met name de omstandigheden waaronder zij moeten werken122 en de militaire overmacht (30.000 soldaten op een bevolking van ongeveer 250.000 Cabindezen en naar schatting 100 FLEC-strijders) werken de genoemde schendingen van de soldaten in de hand. Door de verwevenheid van politieke en familiebanden in Cabinda valt het niet uit te sluiten dat familieleden van FLEC-rebellen als gevolg van hun familierelatie problemen als intimidatie en mishandeling ondervinden van de overheid.123 Er zijn geen aanwijzingen dat dit ook buiten Cabinda het geval is. 3.4.2 Voormalige strijders, dienstplichtigen en deserteurs Het Angolese Instituut voor Sociale Reïntegratie van Voormalige Soldaten (IRSEM) is belast met de uitvoering van het Algemene Demobilisatie en Reïntegratie Programma (ADRP). Dit programma wordt deels gefinancierd door de Wereldbank en is inmiddels 18 maanden operationeel. De demobilisatiecomponent van het programma verloopt goed en is succesvol. Van de 105.000 oud UNITA soldaten zijn er inmiddels 97.116 gedemobiliseerd en gereïntegreerd. Het demobiliseren van de ex-soldaten van de FAA (het Angolese leger) is nog niet van start gegaan. Dat gebeurt naar verwachting vanaf december 2005. De doelgroep van FAA soldaten bestaat uit 33.000 personen. Wat betreft de reïntegratiecomponent geldt dat de meeste oud UNITA soldaten nu landarbeider zijn. Zij hebben in het kader van het ADRP vooral voedselhulp
121 HRW, Angola: Between war and peace in Cabinda, 23 december 2004.
122 Zoals gebrek aan voedsel, geld en motivatie.
123 HRW rapporteert bijvoorbeeld over gevangenneming van vrouwen van FLEC-strijders. Zie HRW, Angola: Between war and peace in Cabinda, 23 december 2004.
43

Algemeen Ambtsbericht Angola | 29 december 2005

gehad, dat gericht was op het ontwikkelen van kleine, zelfvoorzienende landbouwbedrijven die voornamelijk gericht zijn op de eigen voedselvoorziening. Aanvankelijk waren er veel problemen met het registreren van de militairen en het toewijzen van land. Deze problemen zijn inmiddels verholpen. De voortgang van de ondersteuning van kwetsbare groepen binnen het ADRP is tot nu toe beperkt. De totale kwetsbare groep omvat ongeveer 30.000 personen en bestaat uit vrouwen, kinderen en gehandicapten. Vooral het bereiken van de gehandicapten is tot nu toe een probleem gebleken. IRSEM heeft met deze groep weinig ervaring.
Voor meer informatie over de positie van dienstplichtigen en deserteurs wordt verwezen naar paragraaf 3.4.4 van het algemeen ambtsbericht Angola oktober 2003.
3.4.3 Vrouwen
Zowel de grondwet als het Burgerlijk Wetboek voorziet in gelijke behandeling van mannen en vrouwen. Vrouwen zijn wettelijk handelingsbekwaam en kunnen zelfstandig documenten aanvragen. In de praktijk blijft achterstelling van vrouwen echter een probleem. Dit geldt vooral op het platteland, waar de invloed van het traditionele recht en culturele tradities veel groter is dan het burgerlijk recht. In de Nationale Vergadering worden 36 van de 220 zetels ingenomen door een vrouw. In het kabinet zitten drie vrouwelijke ministers en vijf vrouwelijke vice- ministers. In totaal heeft het kabinet 74 leden. Zes van de 78 Angolese ambassadeurs zijn vrouw. In totaal is 21% van de Buitenlandse Dienst vrouw. Er zijn geen vrouwelijke provinciale gouverneurs en slechts vijf van de 321 gemeentelijke bestuurders is een vrouw. Het Hooggerechtshof kent één vrouwelijk lid (van de twaalf) en de Rekenkamer kent twee vrouwelijke leden (van de vijf). Er zijn acht vrouwelijke nationale rechters op een totaal van 67 en vier vrouwelijke gemeentelijke rechters op een totaal van 23. Van de 187 openbare aanklagers zijn 24 vrouw.124
Angola heeft een ministerie voor het Gezin en de Bevordering van Vrouwen (MINFAPW). Dit ministerie houdt zich bezig met problemen zoals geweld tegen vrouwen dat in Angola - meestal binnen het gezin ­ steeds vaker voorkomt, en prostitutie, waarbij vrouwen betrokken raken als gevolg van de slechte sociaal-
124 CEDAW, Angola, combined fourth and fifth periodic report, CEDAW/C/AGO/4-5, 8 juni 2004.

---

Algemeen Ambtsbericht Angola | 29 december 2005

economische situatie. Het ministerie werkt nauw samen met NGO's en internationale organisaties om het geweld tegen vrouwen te verminderen. Verkrachtingen en ander seksueel misbruik komen nog veelvuldig voor, zowel binnen het huwelijk als daarbuiten, ook door politie en leger. Het afkopen van corrupte militairen, politieagenten en ambtenaren door middel van seksuele diensten is welbekend. Seksueel misbruik van vrouwen door bewakingspersoneel in gevangenissen komt in heel Angola voor. Van vervolging van verdachten is nauwelijks sprake.
In Cabinda maken soldaten van het regeringsleger zich soms schuldig aan verkrachting en ander seksueel misbruik. Het is onwaarschijnlijk dat dergelijke verkrachtingen deel uit maken van een militaire strategie. De daders worden zelden of niet strafrechtelijk vervolgd.125
In Angola vallen vrouwen voor bescherming tegen huiselijk en seksueel geweld over het algemeen terug op mannen in hun omgeving, zoals mannelijke familieleden (vader, broers en neven) of echtgenoten en vriendjes, aangezien de politie in de praktijk nauwelijks bescherming biedt. Hoewel zelden tegen verkrachting wordt opgetreden, zijn er tekenen dat de politie en rechtbanken meldingen serieuzer nemen.126 Dit is echter minder het geval indien het een aanklacht tegen een politieagent of een militair betreft. In theorie kunnen vrouwen aangifte doen van seksueel geweld, maar het grootste probleem is dat ze niet op de hoogte zijn van hun rechten en/of niet bekend zijn met instanties die kunnen helpen of die hen kunnen inlichten. Bovendien zijn ze vaak bang om aangifte te doen. De Angolese NGO Mãos Livres biedt vrouwen die een geweldszaak aanhangig willen maken rechtsbijstand. In een enkel geval heeft dit tot veroordeling van de verdachte geleid.
Voor alleenstaande moeders is het bijzonder moeilijk om zich in de Angolese maatschappij staande te houden. Het is moeilijk om zonder hulp aan werk te komen en het is niet bekend of er NGO's actief zijn die zich met inkomensgenererende projecten bezighouden. Het Angolese ministerie voor Hulp en Sociale Herintegratie (MINARS) heeft een micro-financierings project voor vrouwen dat hen aan een inkomen helpt. Om daarvoor in aanmerking te komen, moeten vrouwen zich verenigen in een groep en het is voor alleenstaande moeders
125 HRW, Angola: Between war and peace in Cabinda, 23 december 2004, p. 1; IRIN, Rights body claims army torturing civilians in Cabinda, 23 december 2005; IRIN, Cabindans seek international awareness of their case, 1 februari 2005; BBC News, Angolan army `abuses Cabindans', 2 februari 2005.

126 CEDAW, Angola, combined fourth and fifth periodic report, CEDAW/C/AGO/4-5, 8 juni 2004.

45

Algemeen Ambtsbericht Angola | 29 december 2005

moeilijk om lotgenoten te vinden waarmee zij een projectaanvraag kunnen indienen. De NGO Development Workshop heeft soortgelijke programma's, maar ook hiervoor dienen vrouwen zich in een groep te organiseren. De NGO Centro de Apoio aos Jovens (CAJ) heeft family-planning-programma's, alsmede HIV/AIDS counseling gericht op jonge vrouwen. Eind augustus 2004 is in Luanda een aantal filialen geopend van Novo Banco, een bank die microkredieten verstrekt tegen beperkte voorwaarden. Novo Banco zou in 2005 haar werkzaamheden uitbreiden naar andere wijken van Luanda en andere steden in Angola. Het is niet bekend of dat heeft plaatsgevonden. Samen met MINARS werkt UNHCR binnen haar reïntegratie programma met vrouwen aan de versterking van hun positie in de lokale samenleving.127
De Angolese vrouwenorganisatie AWO heeft, in samenwerking met MINFAPW, in 2000 een Family Counselling Center opgericht. In dit centrum kunnen vrouwen juridische bijstand krijgen. Het centrum biedt eveneens psychosociale hulp aan slachtoffers van geweld. Een dergelijk centrum is in meerdere plaatsen in Angola gevestigd.128
Op 12 en 16 juli 2004 behandelde het Comité voor de Uitbanning van Discriminatie van Vrouwen (CEDAW) de door Angola ingediende eerste tot en met vijfde verdragsrapportages. Het Comité sprak zijn waardering uit voor de getoonde politieke wil van Angola en de vorderingen die de afgelopen tijd zijn gemaakt. Het Comité deed ook een aantal aanbevelingen. Zo moet het Verdrag beter verankerd worden in de nationale wetgeving en moet een aantal wetten worden aangepast. De overheid moet meer maatregelen nemen om geweld tegen vrouwen en meisjes alsmede prostitutie tegen te gaan. Ook moet de overheid bevorderen dat meer vrouwen in een leidinggevende positie zullen komen. Het volgende rapport moet worden gepresenteerd in oktober 2007.129 3.4.4 Minderjarigen
In deze paragraaf wordt ingegaan op de risico's op mensenrechtenschendingen voor minderjarigen in Angola en op de opvang van alleenstaande minderjarigen. Sinds op 4 april 2002 het akkoord tussen de regering en de UNITA werd getekend, zijn er geen dienstplichtigen meer opgeroepen voor militaire dienst, noch zijn er ronselacties uitgevoerd. Dit betekent dat er ook geen kindsoldaten meer zijn
127 Brochure UNHCR en MINARS, Reintegration program in areas of return, 2005-2006.
128 CEDAW, Angola, combined fourth and fifth periodic report, CEDAW/C/AGO/4-5, 8 juni 2004.

129 CEDAW, Concluding comments: Angola, CEDAW/C/2004/II/CRP.3/Add.3/Rev.1, 26 juli 2004.

46

Algemeen Ambtsbericht Angola | 29 december 2005

gerekruteerd. Jongens kunnen zich volgens de wet vanaf hun achttiende tot hun twintigste levensjaar vrijwillig inschrijven voor militaire dienst. Op hun twintigste worden zij automatisch ingeschreven en dienen zij als soldaat. Er zijn uitstelmogelijkheden voor studenten. De Angolese wet verbiedt het ronselen van minderjarigen voor militaire dienst.130
Bijna 70% van de Angolese bevolking is jonger dan 24 jaar. Volgens het Kinderfonds van de Verenigde Naties (UNICEF) hebben ongeveer één miljoen kinderen een ouder verloren in de oorlog en verloren 300.000 kinderen beide ouders. Tweederde van alle kinderen was getuige van de dood of marteling van familieleden of bekenden. Inmiddels zijn ongeveer 3.500 kinderen herenigd met hun families. Bijna 3.500 kinderen, inclusief voormalige kindsoldaten, doen mee met reïntegratieprogramma's ­ zoals terug-naar-school-projecten, programma's voor oudere adolescenten om micro-ondernemingen op te kunnen richten ­ of gaan naar kindvriendelijke centra waar ruimte is om met leeftijdsgenoten om te gaan en te discussiëren.131
Het aantal straatkinderen in de grootste Angolese steden groeit en er wordt weinig gedaan om de situatie te verbeteren. Luanda heeft een bevolking van ongeveer 4,5 miljoen inwoners. De stad telt momenteel ongeveer 3.500 straatkinderen. Voor zover bekend staan straatkinderen niet in de negatieve belangstelling van de politie. Met name wanneer zij economische activiteiten ontplooien, zullen zij echter rekening moeten houden met politieagenten of andere autoriteiten die, informeel, een deel van de opbrengsten opeisen. Kinderen worden opgepakt en vastgehouden, ondanks dat de wet dat verbiedt. Zij worden ook regelmatig vastgehouden tussen volwassenen.132
De wettelijke leeftijd voor meerderjarigheid is 18 jaar. Voor kinderen tussen de 12 en 16 jaar gelden andere strafprocesregels en een andere strafmaat. Kinderen jonger dan 16 jaar kunnen geen vrijheidsontnemende straf opgelegd krijgen, tenzij de maatregel een preventieve werking heeft. Angola kent een leerplicht. Kinderen dienen vanaf de leeftijd van 6 jaar naar school te gaan, en hebben leerplicht tot 14 jaar. Sinds de Onderwijshervormingswet van 2003 dient ieder kind de eerste zes klassen van de lagere school te doorlopen. De gemiddelde leeftijd van een leerling van de zesde klas ligt tussen de 11 en 14 jaar. Kinderen tussen de 2 en 3 jaar oud kunnen
130 CRC, Initial report of Angola due in 1993, CRC/C/3/Add.66, 10 augustus 2004.
131 IRIN, Moving child rights up the agenda, 9 april 2004.
132 US State Department, Country Report on Human Rights practices in Angola ­ 2004, 28 februari 2005.

47

Algemeen Ambtsbericht Angola | 29 december 2005

worden opgevangen in crèches of peuterklassen (voor kinderen tussen 3 en 6 jaar). Het aantal plekken in deze peuter- en kleutervoorzieningen is echter beperkt. Kinderen mogen vanaf hun veertiende levensjaar arbeid verrichten. Kinderen tussen de 14 en 16 jaar mogen slechts na toestemming van hun vader of voogd werken, en de mate waarin kinderen tussen de 14 en 18 mogen werken is bij wet geregeld en afhankelijk van de leeftijd.
In principe mag men eerst vanaf het achttiende levensjaar trouwen. In bijzondere gevallen mogen kinderen eerder voor de wet trouwen, maar alleen met toestemming van een ouder of voogd. Jongens mogen op deze wijze vanaf hun zestiende trouwen en meisjes mogen vanaf hun vijftiende in het huwelijk treden. Huwelijken gesloten tussen kinderen die jonger zijn dan 15 worden derhalve niet door de wet erkend.
Volgens het Wetboek van Strafrecht is gemeenschap met een minderjarig meisje alleen toegestaan als zij tussen de 16 en 18 jaar oud is en geen maagd meer is. Het hebben van heteroseksuele gemeenschap met een al dan niet maagdelijke jongen is toegestaan nadat hij de leeftijd van 17 jaar heeft bereikt. Gemeenschap tussen minderjarigen kan alleen tot vervolging van de jongen leiden, niet van het meisje.133
Hekserij
Aan het einde van de vorige eeuw doken steeds meer verhalen op over discriminatoire praktijken tegen kinderen die van hekserij werden beschuldigd. Deze kinderen werden geslagen, gemarteld, buitengesloten of weggejaagd, soms met maar ook zonder hun familie. Sommige families laten hun `behekste' kinderen in de steek om de eigen eer te redden. Hekserij neemt toe en het komt voornamelijk voor in de noordelijke provincies Zaïre en Uíge. Het komt ook in beperkte mate voor in en rond Luanda bij gemeenschappen die afkomstig zijn uit genoemde provincies, en in toenemende mate in andere provincies.134 Er is nog onvoldoende onderzoek gedaan naar de achterliggende redenen van hekserij. Er zijn professionele quimbandas (exorcisten / traditionele genezers) die een kind tegen vergoeding zouden kunnen `genezen'.135 Deels vallen de praktijken terug te voeren op vetes of angsten, maar het vermoeden bestaat ook dat de toename voortkomt uit het feit dat met de procedure geld verdiend kan worden. Er zijn ook weeskinderen die door familie worden opgevangen, maar die dat wegens gebrek aan geld en voorzieningen zich niet kan veroorloven. De kinderen worden
133 CRC, Initial report of Angola due in 1993, CRC/C/3/Add.66, 10 augustus 2004.
134 BBC News, Angola witchcraft's child victims, 13 juli 2005.
135 CRC, Initial report of Angola due in 1993, CRC/C/3/Add.66, 10 augustus 2004.
48

Algemeen Ambtsbericht Angola | 29 december 2005

dan beschuldigd van hekserij, waardoor de familie een excuus heeft om de kinderen te verlaten of zelfs te doden.136
Opvang
Wettelijk verantwoordelijk voor wezen en andere alleenstaande minderjarigen zijn de directie Kinderen en het Nationale Programma voor Opsporing en Hereniging van Families binnen het Angolese ministerie voor Hulp en Sociale Herintegratie (MINARS). Onder de taakstelling van deze afdelingen valt ook voogdijstelling. De afdelingen zijn zwaar overbelast, ondanks de hulp van NGO's. Het beleid voor wezen en andere alleenstaande minderjarigen wordt uitgevoerd door het Nationale Instituut voor Kinderen (INAC). Nationale NGO's die reïntegratieactiviteiten voor minderjarigen organiseren zijn Associação de Educadores Sociais de Angola (AESA), Associação Kandengues do Makulusso (AKM) en Kandengue Unidos (KU). Internationale NGO's die zich bezighouden met minderjarigen zijn onder andere Save the Children, het Christian Children's Fund en ICRC (opsporing van familie).
Ongeveer eenderde van alle kinderen onder de 14 leeft niet bij beide biologische ouders. Van deze groep woont de overgrote meerderheid bij hun moeder. Ongeveer 10% van alle kinderen leeft bij geen van beide biologische ouders, waarvan ruim de helft bij een gastgezin woont terwijl de biologische vader of moeder nog leeft. Dit komt vaak omdat de financiële situatie van het gezin het voor het kind niet mogelijk maakt om thuis te wonen. 14% van alle kinderen die in pleeggezinnen leven (oftewel ongeveer 0,8% van alle Angolese kinderen) hebben beide ouders verloren.137
Volgens MINARS werden begin 2003 rond de 2.500 kinderen door tehuizen opgevangen. De meerderheid van de kinderen vindt normaal gesproken een plaats bij familieleden of vrienden. Met name in de culturen uit de zuidelijke provincies van Angola is dergelijke opvang vanzelfsprekend. Het kan echter wel voorkomen dat niemand voor een alleenstaande minderjarige wil zorgen. Dit geldt in nog sterkere mate voor kinderen uit Bakongo-culturen uit de noordelijke provincies van Angola tegen de grens van de DRC.
Opvanghuizen voor minderjarigen zijn meestal in de provinciale hoofdsteden te vinden en dan voornamelijk in Luanda. In totaal kent Angola twintig opvangtehuizen. Het overgrote deel van de minderjarigen die gescheiden zijn geraakt van hun families bevindt zich juist op het platteland. Zij doen om die reden vrijwel nooit een beroep op dergelijke opvanghuizen, maar worden opgevangen door bekenden, of andere personen, die het vaak zelf niet beter hebben, maar zich toch hun lot aantrekken.

136 BBC News, Angola witchcraft's child victims, 13 juli 2005.
137 CRC, Initial report of Angola due in 1993, CRC/C/3/Add.66, 10 augustus 2004.
49

Algemeen Ambtsbericht Angola | 29 december 2005

Er vindt nog geen controle op de kwaliteit van weeshuizen plaats, maar in het rapport van de Angolese regering aan het Comité voor de Rechten van het Kind kondigde de regering aan dit te overwegen. Het Comité was bezorgd over het gebrek aan personen en middelen in de opvanghuizen en beval de regering aan om een effectief systeem van pleegzorg te ontwikkelen.138 Mulemba
Ook in deze verslagperiode werden onder andere met Nederlandse middelen het opvangcentrum en de school van de lokale NGO Mulemba ondersteund. In het opvangcentrum konden vanaf augustus 2003 tot twintig vrijwillig uit Nederland teruggekeerde alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv's) van alle leeftijden (0-18) worden opgevangen. Hiervan is slechts één maal kortstondig gebruik gemaakt, omdat alle vrijwillig uit Nederland teruggekeerde amv's elders in Angola opvangmogelijkheden bleken te hebben. Gezien het geringe gebruik is het aantal gereserveerde plaatsen voor vrijwillig uit Nederland teruggekeerde amv's in augustus 2005 teruggebracht naar tien.
Mulemba heeft een opvangcapaciteit van 60 kinderen, niet alleen voor terugkerende amv's, maar ook voor weeskinderen en kinderen uit de buurt wier ouders niet voor hen kunnen zorgen. In oktober 2005 zaten er 50 kinderen, waaronder enkele gehandicapte kinderen. Kinderen, die door de vereniging Mulemba worden opgevangen, kunnen totdat zij meerderjarig worden in het tehuis verblijven en worden tussentijds niet overgeplaatst naar andere opvanghuizen. Wel wordt getracht om de familie te vinden, onder andere via het opsporingsprogramma (tracing) van het Angolese Rode Kruis. De school heeft een capaciteit van 600 leerlingen voor niveaus één tot en met zes, die op dit moment volledig benut wordt. Alle kinderen mogen gratis naar school en krijgen twee, soms drie maaltijden per dag. Een dokter komt twee keer in de week langs voor gratis consults.
De relatie van Mulemba met het Angolese ministerie van Onderwijs is goed. Het ministerie betaalt de leraren, houdt elk jaar inspectie en doneert de boeken voor niveaus één tot en met vier, schriften, pennen en potloden. Het terrein waarop het opvangcentrum en de school zijn gevestigd, is gedoneerd door het ministerie van Onderwijs. Gezien de goede relatie met het ministerie wordt niet verwacht dat het ministerie de donatie zal intrekken en Mulemba zal sluiten. Mulemba is naast Nederland afhankelijk van buitenlandse donoren, zoals Frankrijk, België en Zwitserland, internationale organisaties zoals de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) en UNICEF, en buitenlandse bedrijven.
138 CRC, Concluding observations Angola, CRC/C/15/Add.246, 1 oktober 2004.

50

Algemeen Ambtsbericht Angola | 29 december 2005

3.4.5 Homoseksuelen
De grondwet garandeert geen bescherming tegen discriminatie wegens seksuele gerichtheid. Volgens het Wetboek van Strafrecht is sodomie, waaronder begrepen homoseksuele handelingen, een overtreding van de publieke moraliteit en als zodanig strafbaar. Zoals in meer Afrikaanse landen rust een zwaar taboe op homoseksualiteit, waardoor er nauwelijks over het onderwerp gesproken kan worden. In hoger opgeleide kringen in de Angolese samenleving wordt homoseksualiteit waarschijnlijk stilzwijgend getolereerd, terwijl in meer traditionele kringen homoseksualiteit niet geaccepteerd wordt. In deze kringen komt geweld tegen homoseksuelen incidenteel voor. In het algemeen is homoseksualiteit, zolang dit niet expliciet uitgedragen wordt, niet zodanig stigmatiserend dat het maatschappelijk functioneren van een individuele homoseksueel in het gedrang komt. In Luanda is een uitgaansgelegenheid die voornamelijk door homoseksuelen wordt bezocht. Door het gebrek aan beschermende wetgeving, aan formele en informele acceptatie en door het slechte functioneren van het politieapparaat kan een homoseksueel geen bescherming inroepen tegen voorkomende gevallen van discriminatie door medeburgers, de politie of andere overheidsinstanties. Er zijn geen voorbeelden bekend van discriminatoire praktijken bij strafoplegging als gevolg van homoseksuele gerichtheid.
3.4.6 HIV besmette personen/aids patiënten
Wat betreft het aantal met HIV/AIDS besmette personen in de regio is Angola relatief gezien een positieve uitzondering. Tijdens de langdurige oorlog waren grote delen van het land onbereikbaar, wat de verspreiding van het virus heeft vertraagd. Echter, nu de bewegingsvrijheid is vergroot, maken organisaties zich zorgen dat het virus zich verder en sneller zal verspreiden. Het VN Programma voor HIV/AIDS (UNAIDS) geeft in de Epidemic Update 2004 aan dat minder dan 5% van de gehele Angolese bevolking besmet is met HIV.139 Het rapport van 2005 geeft geen nieuwe cijfers.140 De grensprovincies, vooral de provincies die grenzen aan Namibië en de DRC, kennen een hogere prevalentie dan de rest van het land.141 Volgens NGO's geldt hetzelfde voor Cabinda. Dit zou onder andere het gevolg zijn van de ligging van de enclave tussen beide Congo's (met relatief open grenzen), alsmede het grote aantal Angolese militairen in de provincie.
139 UNAIDS, AIDS epidemic update: December 2004, december 2004.
140 UNAIDS, AIDS epidemic update: December 2005, december 2005.
141 IRIN, Youth key to halting epidemic, 1 december 2004; USAID, Health Profile: Angola. HIV/AIDS, december 2004. UNAIDS, AIDS epidemic update: December 2005, december 2005.

51

Algemeen Ambtsbericht Angola | 29 december 2005

De angst voor besmetting met HIV/AIDS is groot en personen met HIV/AIDS worden zwaar gestigmatiseerd. Zo gaf een rapport uit 2003 aan dat wanneer bekend zou worden dat een eigenaar van een winkel besmet was, de helft van alle jongeren (en meer dan tweederde van de ongeletterde jongeren) geen voedsel uit zijn winkel zou kopen. Eenderde van de jongeren gaf aan niet samen te willen eten met een besmette persoon.142
De Angolese autoriteiten geven blijk van betrokkenheid bij de strijd tegen HIV/AIDS. In 2004 is een uitgebreide HIV/Aids-wet door het parlement aangenomen, waarin de verantwoordelijkheid van de autoriteiten voor de maatregelen ter bescherming, controle en behandeling zijn vastgelegd. Tevens zijn de rechten van met HIV/AIDS besmette personen vastgelegd, zoals het recht op werk en gratis en vertrouwelijke gezondheidszorg. De Angolese autoriteiten hebben verschillende nationale richtlijnen ontwikkeld die moeten voorzien in de zorg voor personen besmet met HIV/AIDS. Vooralsnog is de distributie van medicijnen alleen in Luanda goed verzorgd.143 In september 2005 is het Institute for the Fight Against HIV/AIDS door de President geïnaugureerd.144


142 USAID, Health Profile: Angola. HIV/AIDS, december 2004.
143 USAID, Health Profile: Angola. HIV/AIDS, december 2004; UNAIDS, Country situation analysis: Angola, op: www.unaids.org, bezocht op 17 november 2005.
144 Jornal de Angola, 24 september 2005.
52

Algemeen Ambtsbericht Angola | 29 december 2005

4 Migratieproblematiek
4.1 Opvang van ontheemden en terugkeerders
Sinds de ondertekening van het vredesakkoord op 4 april 2002 zijn bijna alle vier miljoen binnenlands ontheemden teruggekeerd naar hun plaatsen van herkomst. Volgens de Angolese autoriteiten en de VN bevinden zich in Angola nog circa 91.000 binnenlands ontheemden.145 Volgens de Angolese autoriteiten zijn deze binnenlands ontheemden inmiddels lokaal geïntegreerd, zodat niet meer van ontheemden gesproken kan worden.146
Er zijn geen aanwijzingen dat terugkerende Angolezen negatief in de belangstelling staan van de Angolese autoriteiten. Mensenrechtenschendingen zijn niet specifiek gericht tegen terugkeerders. Er zijn weliswaar gevallen bekend van mishandeling van en seksueel geweld tegen teruggekeerde vluchtelingen147, maar volgens verschillende bronnen is geen sprake van structurele mishandeling. Vanwege langzame bureaucratie kan het soms lang duren voordat repatrianten een identiteitskaart krijgen. Hierdoor krijgen betrokkenen geen toegang tot overheidsdiensten zoals onderwijs en kunnen ze niet werken.148 Angolezen die met assistentie van UNHCR terugkeren, worden geregistreerd en kunnen om die reden stemmen, ondanks het ontbreken van een identiteitskaart. IOM bemiddelt bij het verkrijgen van identiteitskaarten voor diegenen die met hulp van IOM uit het buitenland zijn teruggekeerd.
4.2 Opvang in de regio
In juni 2003 begon UNHCR met vrijwillige terugkeer van Angolese vluchtelingen uit de regio Zuidelijk-Afrika, in samenwerking met de regering en de landen van opvang.149 Medio oktober 2005 waren, sinds ondertekening van het vredesakkoord, reeds 355.000 van de ongeveer 450.000 Angolese vluchtelingen uit het buitenland teruggekeerd naar hun plaatsen van herkomst. Van hen werden circa 116.500 personen gerepatrieerd via het UNHCR repatriëringsprogramma; 22.000 van hen keerden terug in de periode januari- 20 oktober 2005. De overige circa 239.000 personen keerden spontaan naar Angola terug. Van deze groep
145 Global IDP Project, Angola: IDP rehabilitation held back by devastated infrastructure, 4 oktober 2005, op: www.idpproject.org, geraadpleegd op 16 november 2005.
146 HRW, Coming home. Return and reintegration in Angola, maart 2005, Vol. 17, No. 2(A).
147 HRW, Coming home. Return and reintegration in Angola, maart 2005, Vol. 17, No. 2(A).
148 HRW, Coming home. Return and reintegration in Angola, maart 2005, Vol. 17, No. 2(A).
149 ACTSA, Angola Peace Monitor, Issue no.9, Vol.X, 18 juni 2004.
53

Algemeen Ambtsbericht Angola | 29 december 2005

ontvingen circa 87.000 personen assistentie van UNHCR bij aankomst in Angola. In 2005 werden 363 personen met assistentie van UNHCR naar Cabinda gerepatrieerd. Het repatriëringsprogramma van UNHCR zou in 2005 eindigen, maar werd verlengd tot en met het eerste kwartaal van 2006. De repatriëring komt echter in gevaar door een ernstig tekort aan financiële middelen voor UNHCR en WFP. Zoals aangegeven (zie paragraaf 2.4) kan WFP als gevolg hiervan minder vluchten uitvoeren naar via de weg ontoegankelijke gebieden. Aangezien WFP als enige naar deze gebieden vliegt, vreest UNHCR ook voor het vervolg van het repatriëringsprogramma in deze gebieden.150 Veel terugkerende vluchtelingen en ontheemden zijn zowel tijdens repatriëring als na terugkeer afhankelijk van door WFP verstrekte voedselrantsoenen, maar wegens de tekorten heeft WFP de hoeveelheden graan die het uitdeelt moeten halveren.151 Daarnaast vertragen de aanwezigheid van landmijnen, de klimatologische omstandigheden en de gebrekkige infrastructuur de terugkeer van Angolese vluchtelingen uit de omringende landen.
Volgens UNHCR verblijven nog ongeveer 132.000 Angolese vluchtelingen in het buitenland.152 Begin 2005 leefden ongeveer 53.000 Angolese vluchtelingen in kampen in de buurlanden.153 Volgens cijfers uit november 2005 bevinden zich in de DRC naar schatting 15.500 door UNHCR geassisteerde Angolese vluchtelingen, voornamelijk in de provincies Bas-Congo en Bandundu, en 80.000 niet-geassisteerde Angolese vluchtelingen, voornamelijk in de provincies Bas- Congo en Kinshasa. In de Republiek Congo (Brazzaville) verblijven naar schatting 2700 door UNHCR geassisteerde Angolese vluchtelingen.154 Naar schatting bevinden zich in december 2005 nog 26.000 Angolese vluchtelingen in Zambia, voornamelijk in de provincies Maheba, Nangweshi en Mayukwayukwa. 4.3 Beleid andere Europese landen
België
In België worden alle asielverzoeken individueel behandeld. Er is geen speciaal beleid voor bepaalde categorieën Angolese asielzoekers. Asielaanvragen van Angolezen die beweren lid van het FLEC te zijn worden met speciale aandacht behandeld. Terugkeer naar Angola van afgewezen en uitgeprocedeerde
150 IRIN, Aid flights treatened by lack of cash, 17 november 2005.
151 Global IDP Project , Angola: IDP rehabilitation held back by devastated infrastructure, 4 oktober 2005, op: www.idpproject.org, geraadpleegd op 16 november 2005.
152 EIU, Country Report Angola, juni 2005, p. 15.
153 HRW, Coming home. Return and reintegration in Angola, maart 2005, Vol. 17, No. 2(A), p.25.

154 UNHCR, Information Bulletin: DRC en ROC, vol. 1 Nº 2 ­ 29 november 2005.
54

Algemeen Ambtsbericht Angola | 29 december 2005

asielzoekers is volgens de autoriteiten veilig en mogelijk, behalve indien de asielzoeker voor vertrek naar België in een kritieke gebied verbleef welke in de position paper van januari 2004 van UNHCR genoemd wordt (waaronder Cabinda), of behoort tot de door UNHCR genoemde kwetsbare groepen.155 De afgifte van laissez-passers door de Angolese ambassade te Brussel verloopt moeizaam. Momenteel vindt geen gedwongen terugkeer plaats, wel is een klein aantal Angolezen vrijwillig teruggekeerd met hulp van IOM. Denemarken
Denemarken kent geen speciaal beleid voor Angolese asielzoekers. Alle asielaanvragen worden individueel getoetst en er is geen bijzonder beleid voor specifieke groepen. Denemarken ontvangt weinig Angolese asielaanvragen. Terugkeer naar Angola wordt over het algemeen veilig en mogelijk geacht en vindt daadwerkelijk plaats.
Verenigd Koninkrijk
Het Verenigd Koninkrijk toetst alle asielverzoeken individueel. Asielzoekers die beweren uit Cabinda afkomstig te zijn worden met speciale aandacht behandeld om de daadwerkelijke herkomst te bepalen. Bij asielzoekers die beweren FLEC- activist te zijn zal een onderzoek in het kader van artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag plaatsvinden. Het Verenigd Koninkrijk kent geen besluitmoratorium voor bepaalde categorieën Angolese asielzoekers. Volgens algemeen beleid krijgen alleenstaande minderjarigen een tijdelijke verblijfsvergunning van drie jaar/twaalf maanden of tot hun achttiende verjaardag; gekozen word voor de kortste periode. Alleen wanneer er voldoende opvangmogelijkheden zijn, bij familie of anderszins, kunnen alleenstaande minderjarigen worden gerepatrieerd. Terugkeer van afgewezen en uitgeprocedeerde asielzoekers vindt daadwerkelijk plaats. Zwitserland
In Zwitserland geldt geen specifiek beleid voor de behandeling van asielaanvragen van Angolese asielzoekers, alle aanvragen worden individueel getoetst. Asielaanvragen van Angolezen die beweren lid van het FLEC te zijn, worden met speciale aandacht behandeld. Er is geen besluitmoratorium voor bepaalde categorieën Angolese asielzoekers. Terugkeer naar Angola wordt over het algemeen mogelijk geacht en vindt daadwerkelijk plaats. Er wordt echter onderscheid gemaakt afhankelijk van de provincie van herkomst. Personen behorende tot kwetsbare groepen worden alleen naar sommige provincies gerepatrieerd en alleen indien bepaalde criteria aanwezig zijn (sociaal netwerk, gezondheidsvoorziening). Wanneer minderjarige kinderen deel uitmaken van het gezin, vindt geen gedwongen terugkeer plaats. In de afgelopen jaren heeft een
155 UNHCR, Position on return of rejected asylum seekers to Angola, januari 2004.
---

Algemeen Ambtsbericht Angola | 29 december 2005

enkele keer gedwongen terugkeer plaatsgevonden. Een redelijk aantal Angolezen is vrijwillig teruggekeerd via het Zwitserse terugkeer programma. 4.4 Activiteiten internationale organisaties
Een groot aantal VN-organisaties, zoals UNHCR, WFP, UNICEF, de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en de Wereldvoedsel- en Landbouworganisatie (FAO) is actief in Angola. De EU is via diplomatieke dialoog en door middel van fondsen uit het European Initiative for Democracy and Human Rights actief in Angola. Daarnaast zijn onder andere de volgende internationale en niet-gouvernementele organisaties actief: ICRC, Artsen Zonder Grenzen, CARE International, Save the Children, Concern, Lutheran World Federation (LWF), Medair, Acción contra la Hambre (ACH), Development Workshop, ZOA-vluchtelingenzorg en IOM.
Standpunt UNHCR
UNHCR adviseert niet langer tegen onvrijwillige terugkeer van afgewezen asielzoekers naar Angola, behalve naar Cabinda. De UNCHR vraagt echter wel aandacht voor risico's die specifieke individuen kunnen lopen. Hierbij denkt UNHCR bijvoorbeeld aan alleenstaande kinderen, alleenstaande ouderen en personen met een lichamelijke handicap of die voortdurende medische zorg nodig hebben. Ook moet volgens UNHCR de nodige terughoudendheid betracht worden bij het terugsturen van personen naar landelijke gebieden die moeilijk of niet te bereiken zijn door humanitaire hulpverleners. Hier doelt UNHCR met name op enkele gemeenten in de provincies Bié, Cuando Cubango, Lunda Norte, Malanje, Moxico en Uíge.156

156 UNHCR, Position on return of rejected asylum seekers to Angola, januari 2004.
56

Algemeen Ambtsbericht Angola | 29 december 2005

5 Samenvatting
Met de goedkeuring van de verkiezingswetgeving en de installatie van de Kiesraad, waarbij de MPLA, de UNITA en andere partijen constructief hebben samengewerkt, is een concrete stap gezet in het proces van voorbereiding voor de verkiezingen. Er zal echter nog veel werk moeten worden verricht om verkiezingen in 2006 te realiseren, vooral wat betreft de registratie van kiezers en de gebrekkige infrastructuur. Op lokaal niveau is de verhouding tussen de MPLA en de UNITA nog regelmatig gespannen. De verwachting is dat deze spanningen in aantal en hevigheid zullen toenemen in aanloop naar de verkiezingen. Met uitzondering van enkele incidenten in de provincie Cabinda komen er geen gewapende conflicten meer voor in Angola. De grootse risico's voor de veiligheidssituatie in Angola zijn de gebrekkige infrastructuur, het aantal landmijnen, het aantal vuurwapens in omloop en de toename van de criminaliteit. In het algemeen kan gesteld worden dat de mensenrechtensituatie in Angola de afgelopen drie jaar is verbeterd. Echter, de vrijheid van meningsuiting blijft beperkt, het justitieel systeem is onvoldoende uitgerust, gevangenispersoneel, politie en militairen maken zich geregeld schuldig aan mensenrechtenschendingen en seksueel misbruik van vrouwen komt nog veelvuldig voor. Een positieve ontwikkeling in het toezicht op de mensenrechtensituatie is de instelling van de functie van Nationale Ombudsman. Dit is het eerste nationale orgaan dat de macht van de staat kritisch kan beoordelen, wat in de huidige politieke cultuur moeilijk zal zijn.
Hoewel er sprake is van een vermindering van mensenrechtenschendingen in Cabinda, blijven de aanwezigheid van grote aantallen militairen en de daarmee samenhangende mensenrechtenschendingen een probleem. De diamantgebieden (Lunda Norte en Lunda Sul) worden ook steeds meer als probleemgebied gezien wat betreft de schending van mensenrechten. Er bestaat in deze provincies een situatie van straffeloosheid. Bijna alle binnenlands ontheemden zijn teruggekeerd naar de plaats van herkomst. Ruim driekwart van de vluchtelingen is inmiddels teruggekeerd uit de buurlanden. Het repatriëringsprogramma van UNHCR zou in 2005 eindigen, maar werd verlengd tot en met het eerste kwartaal van 2006. België, Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland achten terugkeer naar Angola over het algemeen mogelijk en terugkeer vindt daadwerkelijk plaats. In België, het VK en Zwitserland wordt wel speciale aandacht besteed aan personen behorende tot kwetsbare groepen en personen afkomstig uit Cabinda.
57

Algemeen Ambtsbericht Angola | 29 december 2005

Literatuurlijst
Action for Southern Africa (ACTSA), Angola Peace Monitor. Amnesty International, The establishment of the Justice Ombudsman should comply with international standards, 7 maart 2005. The Economist Intelligence Unit (EIU), Country report Angola. Fédération Internationale des Ligues des Droits de l'Homme (FIDH), Human Rights Defenders in the Front Line, annual report 2004, 15 april 2005. Global IDP Project, Angola: IDP rehabilitation held back by devastated infrastructure, 4 oktober 2005.
Human Rights Watch,

- Landmine Monitor Report 2005 ­ Angola, oktober 2005.
- Angola: Between war and peace in Cabinda, 23 december 2004.
- Unfinished Democracy: Media and Political Freedoms in Angola, juli 2004. Internationaal Monetair Fonds (IMF), IMF Country Report No. 05/228, juli 2005. Internationaal Comité van het Rode Kruis en de Rode Halve Maan (ICRC), ICRC Annual Report 2004: Angola, juni 2005.
Marques R. en R. F. De Campos, Lundas ­ the stones of death. Angola's deadly diamonds: Human rights abuses in the Lunda porvinces, 2004, Lissabon, maart 2005.
Media Institute of Southern Africa (MISA), Photographer arrested, censored, 19 januari 2005.
Mpalabanda, Cabinda, o Reino da Impunidade, januari 2005. Partnership Africa Canada, Diamond Industry Annual Review: Republic of Angola 2005, Ottowa, juni 2005.
Refugees International, Forgotten people: Displaced persons in Cabinda province, Angola, mei 2005.
SwissPeace, FAST Update Angola.

58

Algemeen Ambtsbericht Angola | 29 december 2005

Verenigde Naties:
Comité ter Uitbanning van Discriminatie van Vrouwen (CEDAW),
- Angola, combined fourth and fifth periodic report, CEDAW/C/AGO/4-5, juni 2004.

- Concluding comments: Angola, CEDAW/C/2004/II/CRP.3/Add.3/Rev.1, juli 2004.
Comité voor de Rechten van het Kind (CRC),

- Initial report of Angola due in 1993, CRC/C/3/Add.66, augustus 2004.
- Concluding observations Angola, CRC/C/15/Add.246, oktober 2004.
Economische en Sociale Raad (ECOSOC),

- Report submitted by the Special Representative of the Secretary-General on the situation of human rights defenders, Hina Jilani. Mission to Angola, E/CN.4/2005/101/Add.2, 21 februari 2005. Programma voor HIV/AIDS (UNAIDS),

- AIDS epidemic update: December 2005.

- AIDS epidemic update: December 2004.
Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties (UNDP), Human Development Report 2005.
Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor Vluchtelingen (UNHCR),
- Information Bulletin: DRC en ROC, vol. 1 Nº 2 ­ 29 november 2005.
- Position on return of rejected asylum seekers to Angola, januari 2004. Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, Report of the Secretary-General on the United Nations Office in Angola (UNOA), S/2001/956, oktober 2001. US Agency for International Development (USAID), Health Profile: Angola. HIV/AIDS, december 2004.
US State Department,

- Country Report on Human Rights practices in Angola ­ 2004, februari 2005.
- International Religious Freedom Report 2005, Angola, november 2005. Websites:

- Angolese regering: www.angola.org;

- www.apostolado.info;

- www.cabinda.net;

59

Algemeen Ambtsbericht Angola | 29 december 2005


- CIA World Factbook: www.cia.gov;

- www.embangola-can.org;

- ICRC: www.icrc.org;

- www.oanda.com;

- www.reliefweb.int;

- The United Nations Human Rights Treaties: www.bayefsky.int;
- Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de Rechten van de Mens (UNHCHR): www.ohchr.org;

- UNHCR: www.unhcr.ch;

- UNICEF: www.unicef.org.
Tijdschriftartikelen, krantenartikelen en persberichten News from Angola, wekelijkse uitgave van de Nederlandse ambassade in Luanda met artikelen uit Jornal de Angola, Agora en Folha 8. Agence France Presse (AFP), Algemeen Nederlands Persbureau (ANP), Angola Press Agency, Associated Press (AP), BBC News, Integrated Regional Information Network (IRIN), Reuters.


60

Algemeen Ambtsbericht Angola | 29 december 2005

I Kaart van Angola
De weergave van grenzen en namen op deze kaart en de gebruikte benamingen dienen niet te worden opgevat als een bevestiging of aanvaarding daarvan door het Koninkrijk der Nederlanden.


61

Algemeen Ambtsbericht Angola | 29 december 2005

II Kaart van Cabinda
De weergave van grenzen en namen op deze kaart en de gebruikte benamingen dienen niet te worden opgevat als een bevestiging of aanvaarding daarvan door het Koninkrijk der Nederlanden.

DR Congo DR Congo


62


---- --