Ministerie van Financiën

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Postbus 20018

2500 EA Den Haag

Datum Uw brief (Kenmerk) Ons kenmerk

Fin 2006-00106

Onderwerp

Verkoop belang in AVR-Chemie C.V. en aandelen in AVR-Chemie B.V.

Op 31 januari 2006 heeft de Staat der Nederlanden zijn volledige belang in AVR-Chemie C.V. en zijn volledige aandelenbelang in AVR-Chemie B.V. (hierna tezamen ?AVR-Chemie?) verkocht aan AVR-Industrie N.V., een vennootschap binnen de AVR-groep (?AVR?). Het gaat om een belang van 29,7% in het kapitaal van AVR-Chemie C.V. en 39.600 aandelen B die gezamenlijk 30% uitmaken van het geplaatste kapitaal van AVR-Chemie B.V. (AVR-Chemie B.V. is de beherend vennoot van AVR-Chemie C.V.). Op grond van artikel 34 lid 8 Comptabiliteitswet doe ik u hierbij verslag van deze transactie.

Achtergrond

AVR-Chemie is een in 1984 opgerichte joint venture van de Staat (30%) en AVR (70%). AVR-Chemie exploiteerde tot 2002 zelf een tweetal draaitrommelovens (hierna DTO?s, voor de verwerking van gevaarlijk afval dat bij zeer hoge temperaturen moet worden verbrand) en een C2-deponie (voor de opslag van onbrandbaar sterk uitlogend gevaarlijk afval).

In 2001/2002 is AVR-Chemie drastisch gereorganiseerd. Alle feitelijke operationele activiteiten zijn toen reeds beëindigd en ondergebracht bij AVR-Nuts (een andere vennootschap binnen de AVR-groep waarin de Staat niet participeert). Met AVR-Nuts is destijds door de Staat een vijfjarige concessieovereenkomst gesloten voor het verder uitvoeren van genoemde activiteiten op het gebied van de opslag en verwerking van gevaarlijk afval. Hiervoor maakte AVR-Nuts gebruik van de installaties die AVR-Chemie nog in eigendom had.

De concessieovereenkomst is recentelijk volledig beëindigd, hetgeen betekent dat genoemde activiteiten niet meer worden uitgevoerd en de installaties van AVR-Chemie moeten worden gesloten respectievelijk ontmanteld. Voor de achtergronden van de reorganisatie van AVR-Chemie en de beëindiging van de concessieovereenkomst verwijs ik u naar de eerdere correspondentie hierover aan uw Kamer van de staatssecretaris van VROM en mijzelf. Hierbij heb ik uw Kamer ook reeds geïnformeerd over mijn conclusie dat geen belemmeringen meer bestonden voor het afstoten van het belang van de Staat in AVR-Chemie.

Verloop van het proces

Vanwege de beëindiging van de concessieovereenkomst en de voorziene sluiting en ontmanteling van de installaties van AVR-Chemie, is door zowel de Staat als AVR de conclusie getrokken dat geen noodzaak/toegevoegde waarde meer bestaat voor de blijvende aanwezigheid van de Staat als partner in AVR-Chemie. Het zou beter werkbaar zijn als AVR zelfstandig het traject van ontmanteling en liquidatie van de vennootschap verder zou kunnen uitvoeren. De Staat zou dus als vennoot/aandeelhouder in AVR-Chemie kunnen uittreden tegen verrekening van de waarde van zijn kapitaalrekening in de vennootschap.

Daarnaast bestond op basis van de concessieovereenkomst nog de verplichting voor de Staat om bij beëindiging van de concessieovereenkomst naar rato van zijn belang (30%) bij te dragen in de ontmantelings- en nazorgkosten voor de installaties (hierna de ?garantieverplichting?). AVR heeft de verplichting om voor de overige 70% bij te dragen. Vanwege de voorkeur van de Staat om in geval van uittreding als vennoot/aandeelhouder gelijktijdig alle wederzijdse verplichtingen met AVR af te wikkelen is besloten dat bij uittreding gelijktijdig deze garantieverplichting door de Staat zou kunnen worden afgekocht.

Voor de afkoop van de verplichting om bij te dragen in de ontmantelings- en nazorgkosten moest een inschatting worden gemaakt van de daarmee gemoeid zijnde kosten. Hiertoe is door de Staat aan ingenieursbureau Oranjewoud opdracht gegeven een onafhankelijke contra-expertise te leveren op de door AVR-Chemie hierover verschafte gegevens. Op basis van de door Oranjewoud uitgebrachte rapportage is vervolgens met AVR onderhandeld over de uiteindelijke afkoopsom.

Uitkomst van de transactie

Het belang in AVR-Chemie is onder gelijktijdige afkoop van de ontmantelings- en nazorgverplichting verkocht aan AVR inclusief een negatieve vergoeding (dus bedrag mee) van ? 2.028.148,-

Terzake de ontmantelings- en nazorgkosten is mede op basis van de rapportages van bureau Oranjewoud uiteindelijk een bedrag vastgesteld van in totaal ongeveer ? 10,4 mln. voor de DTO?s en ? 9,9 mln. voor de C2-deponie. Hiervan zou dus 30% ofwel ongeveer ? 6,1 mln. op grond van de garantieverplichting voor rekening komen van de Staat.

De kapitaalrekening van de Staat in AVR-Chemie bedroeg ongeveer ? 3,9 mln. positief. Inclusief nog een incidentele bate leidde verrekening van deze twee posten uiteindelijk tot bovengenoemd nog door de Staat te betalen bedrag van ongeveer ? 2,0 mln. terzake de gelijktijdige afkoop van de garantieverplichting en de overdracht van het belang van de Staat in AVR-Chemie aan AVR. Inclusief kosten van adviseurs komen de totale transactiekosten voor de Staat vanwege de verkoop op ongeveer ? 2,1 mln.

Terzake de beëindiging van de concessieovereenkomst is de Staat met AVR overeengekomen nog een bedrag van in totaal ? 0,9 mln. te betalen, voornamelijk als gevolg van vervroegde afschrijvingen.

Naar mijn oordeel is ondanks de negatieve opbrengst sprake van een voor de Staat bevredigende uitkomst. Hiermee wordt vermeden dat de Staat nog over een reeks van jaren zou worden geconfronteerd met de noodzaak van het monitoren van de kosten en de feitelijke operatie van de ontmanteling en nazorg van de installaties van AVR-Chemie. Het betreft een operatie op een gebied waar de Staat vanuit aandeelhoudersoptiek geen relevante eigen expertise heeft of specifieke toegevoegde waarde kan leveren. Mede vanuit die optiek acht ik het verstandig dat op deze manier alle financiële risico?s bij de verdere uitvoering van dat traject vooraf zijn afgekocht. Tevens heeft de Staat vanwege de transactie van AVR finale kwijting verkregen van alle verplichtingen terzake de vroegere deelneming, garantieverplichting en de concessieovereenkomst. De Staat is door AVR ook gevrijwaard tegen eventuele aanspraken van derden terzake de vroegere deelneming en de garantieverplichting.

DE MINISTER VAN FINANCIEN,

G. Zalm


---

Kamerstukken II 2003/04, 29200XI, nr. 131.

Kamerstukken II 2004/05, 28165, nr. 21 en Kamerstukken II 2005/06, 28165, nr. 30.

Overigens is van de kant van AVR en haar aandeelhouder de gemeente Rotterdam aangegeven, dat het voornemen bestaat om AVR-Chemie buiten de thans lopende verkooptransactie van de gehele AVR-Groep te houden en onder te brengen bij de gemeente Rotterdam.