Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 Telefax (070) 333 40 33 2513 AA 's-GRAVENHAGE

Uw brief Ons kenmerk
19 januari 2006 SV/R&S/06/6876

Onderwerp Datum
Brief van de Landelijke cliëntenraad 24 februari 2006

U hebt mij om een reactie gevraagd op een brief van de Landelijke cliëntenraad aan de vaste commissie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het indicatiebesluit voor de gemeentelijke doelgroep ten behoeve van de no risk polis en premiekorting.

In zijn brief gaat de Landelijke cliëntenraad in op de voorwaarden waaronder voor personen waarvoor de gemeente verantwoordelijk is, de no risk polis en premiekorting van toepassing zijn. Die voorwaarden zijn opgenomen in de Regeling indicatiestelling no risk polis en premiekorting CWI, gepubliceerd in de Staatscourant 2005, 249, en in verband met de tijdelijke pilot aangevuld bij wijzigingsbesluit, gepubliceerd in de Staatscourant 2006, 20. De Landelijke cliëntenraad heeft bezwaren tegen deze voorwaarden.

De no risk polis en de premiekorting zijn instrumenten, zoals geregeld in de Ziektewet respectievelijk de Wet financiering sociale verzekeringen, die in de eerste plaats beschikbaar worden gesteld ten behoeve van personen die in aanmerking zijn gebracht voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Om in aanmerking te komen voor een WIA-uitkering moet de betrokkene ten minste gedurende twee jaar (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt zijn geweest en na afloop voor ten minste 35% arbeidsongeschikt zijn. Dit geldt dus ook voor de no risk polis en de premiekorting. Daarnaast is vereist dat in deze periode door de werkgever en de werknemer voldoende reïntegratie-inspanningen zijn verricht.
Deze voorwaarden zijn op vergelijkbare wijze van toepassing verklaard op de personen waarvoor de gemeenten verantwoordelijkheid dragen voor reïntegratie in arbeid. Daarmee is beoogd de voorwaarden voor toepasselijkheid van de instrumenten voor werknemers en voor personen met een gemeentelijke uitkering of zonder uitkering op elkaar te laten aansluiten.

Gedurende de eerste twee jaar zijn de instrumenten dus niet van toepassing. Deze keuze sluit aan bij de eigen verantwoordelijkheid van de werkgever voor de reïntegratie van de werknemer. De gemeente draagt een verantwoordelijkheid voor de reïntegratie van de personen met een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand en niet uitkeringsgerechtigde personen (nug-gers) en personen met een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw-ers). De gemeente heeft ook financieel belang bij de reïntegratie van personen waarvoor ze de lasten van een uitkering draagt. In de eerste twee jaar geven de bestaande middelen van de gemeenten voor reïntegratie van bijstandscliënten

2

de mogelijkheid om een scala aan instrumenten toe te passen. Het is redelijk dat aanvullende instrumenten die bij werkgevers na twee jaar beschikbaar komen, ook bij gemeenten na twee jaar beschikbaar komen.

Bij de vormgeving van de voorwaarden is aansluiting gezocht bij de inzichten in de Wet WIA, zulks in navolging van het SER-advies Werken aan arbeidsgeschiktheid 02/05, waarin onderscheid is gemaakt binnen de groep van werknemers met arbeidsbeperkingen (pag. 155). "In grote lijnen komt dit erop neer dat diegenen die met relatief zware beperkingen worden geconfronteerd, via afzonderlijke regelingen extra worden gesteund dan wel gestimuleerd om betaalde arbeid te blijven of te gaan verrichten. Hoewel elke grens op zichzelf genomen een arbitrair element kan bevatten, wil de raad de cesuur leggen bij een verlies van 35 procent van de verdiencapaciteit. Boven deze grens gaat het dan om werknemers met substantiële arbeidsbeperkingen; zij hebben te maken met minimaal 35 procent verlies van verdiencapaciteit. Onder deze grens gaat het om werknemers met lichte arbeidsbeperkingen.".. "Voor werknemers met lichte arbeidsbeperkingen stelt de raad geen specifieke regeling voor. De verantwoordelijkheid voor deze categorie ligt op het niveau van de arbeidsorganisatie."
In navolging van de SER is de cesuur gelegd bij een verlies van 35% van de verdiencapaciteit. Boven deze grens gaat het dan om werknemers met substantiële arbeidsbeperkingen; zij hebben te maken met minimaal 35% verlies van verdiencapaciteit. Er is voor gekozen om zoveel mogelijk bij de criteria van de Wet WIA aan te sluiten en de toegang tot de instrumenten no risk polis en premiekorting voor personen die onder verantwoordelijkheid van de gemeente vallen niet wezenlijk anders te laten zijn dan bij personen die wel onder de Wet WIA vallen. Dit betekent dat het criterium voor de vaststelling voor welke personen buiten de WIA met een vergelijkbare ernst van de handicap deze instrumenten zullen worden ingezet, is aangepast aan dat voor personen met een WIA-uitkering.

In de Wet WIA is de bevordering van de arbeidsinschakeling van de zieke werknemer zowel in als buiten het bedrijf, gedurende de eerste twee jaar van de ziekte een taak van de werkgever. In die periode van ziekte wordt geen no risk polis of premiekorting ter beschikking gesteld. Na afloop van die eerste twee jaar wordt voor degenen die in de voorafgaande jaren niet de weg naar de arbeidsmarkt hebben gevonden, beoordeeld of er voldoende inspanningen zijn gepleegd door de werkgever en de werknemer, en als deze als voldoende zijn beoordeeld, wordt de aanspraak op een WIA-uitkering beoordeeld. Indien de werknemer ten minste 35% arbeidsongeschikt is, zijn de no risk polis en premiekorting beschikbaar als de werknemer in dienst blijft bij de werkgever, respectievelijk in dienst treedt bij een andere werkgever. Indien de werknemer minder dan 35% arbeidsongeschikt is, maar niet geschikt is voor de eigen arbeid en er geen passend werk is bij de eigen werkgever, wordt de no risk polis eveneens ter beschikking gesteld als de werknemer binnen vijf jaar in dienst treedt bij een werkgever.

Deze lijnen zijn doorgetrokken naar de populatie waarvoor de gemeenten verantwoordelijk zijn. Gedurende de eerste twee jaar wordt van de gemeenten verwacht dat ze actief met eigen middelen aan de slag gaan met de reïntegratie van de personen waarvoor ze een reïntegratieverantwoordelijkheid dragen. Indien in deze periode de werkzoekende nog niet is geplaatst, kunnen nadien de instrumenten no risk polis en premiekorting worden ingezet. In de eerste plaats worden de instrumenten pas ter beschikking gesteld als de betrokkene gedurende ten minste twee jaar onder verantwoordelijkheid van de gemeente valt en er

3

reïntegratie-inspanningen zijn gepleegd. Dit laatste is geoperationaliseerd door de voorwaarde dat de betrokkene ten minste twee jaar geregistreerd moet zijn bij het CWI als werkloos werkzoekende. In die periode van twee jaar kan de gemeente al haar eigen instrumenten inzetten uit haar vrij besteedbaar reïntegratiebudget.
Vervolgens wordt vastgesteld of er structurele functionele beperkingen zijn door ziekte of gebrek. Voor de indicatiestelling is bepalend of de betrokkene minder dan 65% van een normale voltijdfunctie kan vervullen door een beperking in uren. Daarmee wordt invulling gegeven aan de vergelijking met de arbeidsongeschiktheid van een werknemer voor ten minste 35%. Bij personen die vallen onder de verantwoordelijkheid van de gemeente, kan anders dan bij werknemers, geen vergelijking worden gemaakt met het voorheen verdiende inkomen. Er is immers geen relevant inkomen. Om die reden is gekozen voor een vaststelling van de arbeidsongeschiktheid in arbeidsduur.
Personen waarvoor de gemeente gedurende ten minste twee jaar onafgebroken op medische gronden individuele volledige vrijstelling van registratieplicht en sollicitatieplicht heeft verleend, en die nadien nog steeds beperkingen hebben, worden geacht eveneens te voldoen aan de voorwaarden voor de indicatiestelling.

Met betrekking tot Anw-ers en nug-gers is de gemeente geen uitkeringsverstrekker en is ze dus ook geen financieel belanghebbende bij het inzetten van reïntegratie-instrumenten. Gemeenten hebben wel een reïntegratieverantwoordelijkheid en hebben in hun reïntegratiebudget wel de mogelijkheid om deze mensen te helpen. De vrees is geuit dat het ontbreken van een direct financieel belang in de vorm van besparing op uitkering en het beschikbaar komen van de extra instrumenten na twee jaar zou kunnen leiden tot een afwachtende houding ten opzichte van Anw-ers en nug-gers. In overleg met de VNG is getracht een indruk te krijgen van de omvang waarin zich dit zou kunnen voordoen. Geconstateerd is dat aan de hand van de beschikbare cijfers over de plaatsingen van nug- gers en Anw-ers geen duidelijke conclusies kunnen worden getrokken over de plaatsingen van gedeeltelijk arbeidsgeschikten binnen deze doelgroepen in of na de periode van twee jaar. Ik heb de indruk dat bij degenen onder hen die een beroep doen op de gemeente om weer aan de slag te komen, over het algemeen niet beperkingen in hun gezondheid de belemmerende factoren zijn bij werkhervatting. In 2006 zal een pilot plaatsvinden waardoor een beter inzicht kan worden verkregen in de plaatsingen en in de noodzaak van het gebruik van de instrumenten voor nug-gers en Anw-ers. In drie gemeenten (Amsterdam, Hengelo en de gemeenten in de Hoeksche Waard) wordt in het kader van de pilot gedurende één jaar de no risk polis en premiekorting bij het bestaan van een relevante beperking ter beschikking gesteld, zonder dat de eis wordt gesteld van twee jaar voorafgaande registratie als werkzoekende bij het CWI en twee jaar durende verantwoordelijkheid van de gemeente.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. A.J. de Geus)