Ingezonden persbericht


De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018
2500 EA Den Haag

ons kenmerk : JZ. 2006/398
datum : 24-02-2006

Antwoord Kamervragen intrekking vergunning De Kooy

bijlagen :

Geachte Voorzitter,

Mede namens de minister van Economische Zaken en de staatssecretarissen van Defensie en van Verkeer en Waterstaat ontvangt u hierbij de antwoorden op de vragen van het lid Haverkamp (CDA) (nr. 2050600980) en de aanvullende vragen van de leden De Krom, Snijder-Hazelhoff en Szabó (allen VVD) (nr. 2050601140) over de intrekking van de vergunning voor 4000 extra vliegtuigbewegingen voor Den Helder Airport.

2050600980


1
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving over het intrekken van de vergunning voor alle vluchten van en naar Marine Vliegkamp De Kooy?

Ja.


2
Klopt het dat u niet bereid bent 4000 extra vliegbewegingen toe te staan op de Kooy, en dat u zelfs de vergunning voor alle vluchten heeft ingetrokken, omdat onvoldoende duidelijk is of vluchten vanaf De Kooy schadelijk zijn voor de natuur in de Waddenzee? Kunt u uw antwoord op deze vraag nader toelichten?

Het gaat hier om een juridisch ingewikkelde kwestie. Allereerst is voor de vliegtuigbewegingen zowel een ontheffing op grond van de Luchtvaartwet (afgegeven door de staatssecretarissen van Defensie en Verkeer en Waterstaat) als een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet (van de minister van LNV) nodig.

De staatssecretarissen van Defensie en van Verkeer en Waterstaat hebben in november 2003 voor Den Helder Airport een ontheffing afgegeven voor 20.000 vliegtuigbewegingen op grond van artikel 33 van de Luchtvaartwet, die ook nu nog onverkort geldt. Het gaat hier om het aantal van 16.000 civiele vliegtuigbewegingen, dat tot dan toe in principe plaatsvond, en 4000 gewenste extra vliegtuigbewegingen. Dit aantal van 20.000 vliegtuigbewegingen past binnen de geluidszone die voor De Kooy is vastgesteld bij de aanwijzing als luchtvaartterrein.

Daarnaast diende Den Helder Airport bij mijn departement een vergunningaanvraag in op grond van de Natuurbeschermingswet voor de 4000 gewenste extra vliegtuigbewegingen vanaf Marinevliegkamp De Kooy. Men liet de 16.000 vliegtuigbewegingen hierbij buiten beschouwing in de veronderstelling dat een vergunning niet nodig zou zijn voor het aantal vliegtuigbewegingen dat tot dan toe in principe plaatsvond. Op de vergunningaanvraag is in eerste instantie positief beslist, waarbij vergunning is verleend tot en met 31 december 2005. Naar aanleiding van een bezwaarschrift is deze vergunning vervolgens ingetrokken omdat niet de vereiste zekerheid bestond omtrent het uitblijven van significante effecten op de natuur in de Waddenzee.

De reden voor deze intrekking was met name dat onvoldoende bekend was wat de cumulatieve effecten zijn van deze 4000 extra vliegtuigbewegingen en andere activiteiten die in en nabij de Waddenzee plaatsvinden. Verder bleek tijdens de afhandeling van het bezwaar ook dat voor geen van de 16.000 vliegtuigbewegingen, waarop de aangevraagde 4000 vliegtuigbewegingen als aanvulling zouden dienen, een vergunning op basis van de Natuurbeschermingswet aanwezig was. Dit terwijl in de aanwijzingsbesluiten van de Waddenzee als staatsnatuurmonument expliciet staat dat voor intensiveringen van vliegtuigbewegingen een natuurbeschermingswetvergunning nodig is. Het staat vast dat de civiele vliegtuigbewegingen vanaf De Kooy na 1981 (de eerste aanwijzing van de Waddenzee als staatsnatuurmonument) en na 1993 (de aanwijzing van een groter deel van de Waddenzee als staatsnatuurmonument) zijn geïntensiveerd. Dus er geldt een vergunningplicht voor een groter aantal vliegtuigbewegingen dan de 4000 extra vliegtuigbewegingen waarvoor vergunning was aangevraagd.

Na overleg met mijn departement en verschillende (natuur)organisaties heeft Den Helder Airport inmiddels een nieuwe vergunningaanvraag voor alle vliegtuigbewegingen ingediend. Op deze vergunningaanvraag is de 'oude' Natuurbeschermingswet van toepassing omdat de vergunningaanvraag is ingediend vóór de inwerkingtreding van de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998.

Bij de beslissing om een nieuwe aanvraag in te dienen voor zowel de 16.000 als de gewenste 4000 extra vliegtuigbewegingen speelde mee dat rekening gehouden moet worden met het Kokkelvisserij-arrest. Een activiteit die in Nederland gezien kan worden als bestaand gebruik kan onder omstandigheden ook aangemerkt worden als project. Bij de toestemmingverlening daarvoor is dan een passende beoordeling nodig als die activiteit significante gevolgen kan hebben. Het Europese Hof oordeelde namelijk als volgt: 'Het feit dat een activiteit al vele jaren periodiek wordt uitgeoefend in het betrokken gebied en dat daarvoor elk jaar een vergunning nodig is, voor verlening waarvan telkens opnieuw wordt beoordeeld of, en zo ja in welk gebied, de activiteit mag worden uitgeoefend, er niet aan in de weg staat dat zij bij elke aanvraag kan worden beschouwd als een apart plan of project in de zin van de habitatrichtlijn.' U bent over deze uitspraak geïnformeerd bij brief van 16 september 2004 (Kamerstukken II, 2004/2005 29 684, nr. 4).

In overleg met alle betrokkenen is vastgesteld dat voor de beoordeling van de voorliggende aanvraag een passende beoordeling van de gevolgen van de aangevraagde civiele vliegtuigbewegingen in combinatie met de effecten van andere plannen en projecten nodig is.

Er vindt overleg plaats met de betrokken natuurbeschermingsorganisaties, Staatsbosbeheer, de gemeente Den Helder, de Stuurgroep Waddenprovincies, Alterra, het ministerie van Defensie en Den Helder Airport over de vraag welke gegevens nodig zijn voor een goede afhandeling van de vergunningaanvraag. Daarbij wordt tevens gekeken naar de mogelijkheid om door het gebruik van andere vliegroutes de Waddenzee zoveel mogelijk te ontzien. Ik zet, tezamen met deze betrokkenen, in op een volledige en goed onderbouwde besluitvorming over de betreffende vergunningaanvraag. Gedurende de periode tot na de besluitvorming wordt voorlopig uitgegaan van het huidige aantal vliegtuigbewegingen per jaar. Of ik positief zal beslissen op de nieuwe aanvraag is afhankelijk van de informatie over de gevolgen voor de Waddenzee die op dat moment beschikbaar is. Als er geen zekerheid bestaat dat de natuurlijke kenmerken van de Waddenzee niet worden aangetast, kan de natuurbeschermingswetvergunning alleen worden verleend als er geen alternatieven zijn, er dwingende redenen van groot openbaar belang aanwezig zijn en er compenserende maatregelen worden genomen. Redenen van sociale en economische aard kunnen in beginsel ook een dwingende reden van groot openbaar belang vormen.

Terzijde merk ik op dat Den Helder Airport beroep heeft ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tegen de intrekking van de vergunning. Verder merk ik op dat Den Helder Airport in haar aanvraag het aantal gewenste civiele vliegtuigbewegingen op 22.000 heeft gesteld. Dit zijn 2000 extra civiele vliegtuigbewegingen in vergelijking tot de huidige onder de Luchtvaartwet toegestane 20.000 vliegtuigbewegingen. Den Helder Airport heeft aangekondigd deze uitbreiding ook in het kader van de Luchtvaartwet bij de minister van Verkeer & Waterstaat en bij de minister van Defensie aan te vragen.


3
Is hierover overleg geweest tussen de bewindspersonen van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Defensie? Welke stappen gaat u zetten om te voorkomen dat de operationele inzetbaarheid van de krijgsmacht aangetast wordt door het beperken van vliegbewegingen? Welke gevolgen heeft het intrekken van de vergunning voor het uitvoeren van de Search en Rescue vluchten vanaf De Kooy?

Er heeft op ambtelijk niveau overleg plaatsgevonden met het ministerie van Defensie. Het intrekken van de vergunning staat los van andere vliegtuigbewegingen vanaf De Kooy. Bij het beoordelen van de nieuwe vergunningaanvraag spelen de gevolgen van andere vliegtuigbewegingen in het kader van cumulatieve effecten wel een rol. Het intrekken van de vergunning heeft geen directe gevolgen voor het uitvoeren van search- and rescuevluchten.

De inwerkingtreding van de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 en het kokkelvisserij-arrest nopen tot een herbezinning op het beleid ten aanzien van bestaand gebruik. Hierover vindt op dit moment interdepartementaal overleg plaats. Ik zal u nader informeren over het beleid dat ik op dit punt ga voeren. Dit beleid is ook relevant voor militaire en search- and rescuevluchten die aangemerkt kunnen worden als bestaand gebruik.


4
Is bij u bekend wat de schade voor de economie van de kop van Noord-Holland is wanneer het bedrijfsleven geen gebruik meer mag maken van De Kooy? Zo ja, hoe groot is deze schade? Zo neen, bent u bereid dit te onderzoeken? Op welke wijze bent u voornemens deze schade zoveel mogelijk te beperken?

Het vliegverkeer vanaf Den Helder Airport - het civiele gedeelte van De Kooy - staat nagenoeg geheel ten dienste van de off shore-sector. Het gaat om vervoer ten behoeve van de aflossing van het personeel dat werkt op de platforms op het Nederlandse deel van het Continentale Plat en om het invliegen van specialisten en overheidspersoneel, in totaal ruim 50.000 personen per jaar. Er vindt zeer beperkt vliegverkeer plaats met een ander doel. De betekenis van Den Helder Airport ligt in de combinatie met de nabije zeehaven in Den Helder ten behoeve van de off shore-sector. Deze betekenis kan worden gemeten in directe en in indirecte arbeidsplaatsen. Op Den Helder Airport zijn er 300 à 350 aan de off shore-industrie gerelateerde luchtvaart- en luchthavengebonden arbeidsplaatsen. De directe werkgelegenheid in de off shore-industrie in Den Helder bedraagt circa 1700. Het totaal aantal arbeidsplaatsen in Den Helder, dat direct en indirect valt toe te rekenen aan de off shore-industrie, bedraagt circa 4000; voor de gehele regio ligt dit hoger. Staatssecretaris Van der Knaap heeft in een Algemeen Overleg in de Tweede Kamer, op 8 maart 2005, een onderzoek aangekondigd naar de toekomst van het Marinevliegkamp De Kooy. Dit onderzoek, dat wordt uitgevoerd op last van de minister van Defensie, de provincie Noord-Holland, de gemeente Den Helder en Den Helder Airport moet twee zaken in kaart brengen: enerzijds de versterking van de economische positie van de luchthaven en anderzijds de voors en tegens van een omkering van de eigendomsverhoudingen (van een militair luchtvaartterrein met civiel medegebruik naar een civiel luchtvaartterrein met militair medegebruik). De staatssecretaris heeft de heer R.H.P.W. Kottman, voorzitter van de Raad van Bestuur van Ballast Nedam en lid van de Raad voor Verkeer en Waterstaat, gevraagd dit onderzoek te leiden. Het rapport Kottman is inmiddels aan uw Kamer toegezonden.

Voor de rol die het economisch belang van een activiteit speelt in het kader van de vergunningverlening op grond van de Natuurbeschermingswet verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 2.


5
In hoeverre komt de civiel-militaire samenwerking op De Kooy nu onder druk te staan, evenals de verdeling van de kosten van het gebruik van het vliegveld?

Met de brief van 3 november 2004 (Kamerstukken II, 2004/2005, 29800 X, nr. 13) bent u geïnformeerd over de afspraken tussen de minister van Defensie, de provincie Noord-Holland, de gemeente Den Helder en Den Helder Airport over het burgermedegebruik van Marinevliegkamp De Kooy. Nu Den Helder Airport een nieuwe vergunningaanvraag heeft ingediend, ligt het in de rede de uitkomst van deze aanvraag af te wachten en niet vooruit te lopen op de eventuele gevolgen van het niet verlenen van een vergunning.


6
Bent u bereid de Kamer op korte termijn te informeren over de situatie rondom De Kooy?

Ja.

2050601140


1
Bent u bekend met het artikel 'Op slot zetten vliegveld desastreus voor de regio'?

Ja.


2
Is het waar dat het intrekken van de vergunning betekent dat vanaf half november geen vluchten meer kunnen worden uitgevoerd vanaf Den Helder Airport? Zo ja, welke economische gevolgen heeft dit voor het vliegveld?

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar mijn antwoorden op vragen 2 en 4 van het lid Haverkamp.


3
Welke invloed heeft het intrekken van de vergunning voor de militaire exploitatie van het vliegveld?

Zie de antwoorden op vraag 3 en 5 van het lid Haverkamp.


4
Deelt u de mening dat het intrekken van de vergunning betekent dat de verschillende platforms in de Noordzee bediend moeten worden vanuit Rotterdam of Eelde waarbij het risico bestaat dat er meer gevlogen wordt over de Waddenzee? Hoe beoordeelt u deze oplossing uit het oogpunt van het milieu en werk?

Deze situatie is op dit moment niet aan de orde. Voor de betekenis van het bestaan van alternatieven in het kader van de vergunningverlening op basis van de Natuurbeschermingswet verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 2 van het lid Haverkamp.


5
Bent u ermee bekend dat onderzoeksbureau Alterra heeft geconcludeerd dat een groei van het aantal reguliere civiele helikoptervluchten vanaf Den Helder geen significante effecten heeft voor vogels en zeehonden in het gebied? Hoe verhoudt dit onderzoek zich met het intrekken van de vergunning?

Ik ben bekend met het rapport van Alterra. In dit rapport zijn de cumulatieve effecten van de 4000 extra vliegtuigbe wegingen, de 16.000 vliegtuigbewegingen en van andere projecten en handelingen op de Waddenzee, naar mijn oordeel onvoldoende meegewogen. Dit is wel vereist volgens de Habitatrichtlijn.


6
Verwacht u dat er schadeclaims worden ingediend vanuit de off-shore industrie? Zo ja, hoe hoog zijn de verwachte claims en wie is hier verantwoordelijk voor? Zo neen, waarom niet?

Ik heb geen signalen ontvangen dat vanuit de off-shore industrie schadeclaims zullen worden ingediend. Daar lijkt mij ook geen aanleiding toe omdat niet vaststaat dat de vliegtuigbewegingen niet uitgevoerd kunnen worden.

De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,

dr. C.P. Veerman