Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Postbus 90801 Kamer der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA 's-GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33 www.szw.nl

Ons kenmerk AM/SAM/06/16995 Onderwerp Werkgelegenheid vrouwen/Herintredende vrouwen Datum 9 maart 2006

Tijdens een Algemeen Overleg over arbeidsmarktbeleid op 23 november 2005 (TK 2005- 2006, 23 972, nr. 83), heb ik uw Kamer toegezegd schriftelijk te antwoorden op:
· de vraag van het lid Van Hijum (CDA) of duidelijkheid kan worden gegeven in hoeverre vrouwen zullen profiteren van de aantrekkende werkgelegenheid;
· het voorstel van het lid Bussemaker (PvdA) om hierover advies te vragen aan de Raad voor Werk en Inkomen (RWI) en

· het verzoek van het lid Bussemaker om de convenanten herintredende vrouwen hierbij te betrekken.
Onderstaand kom ik deze toezegging na.

Vrouwen en aantrekkende werkgelegenheid
Om te kunnen vaststellen in welke mate vrouwen zullen profiteren van de aantrekkende werkgelegenheid, zijn zowel ontwikkelingen aan de vraag- als aan de aanbodzijde van de arbeidsmarkt van belang.

Het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) heeft op basis van CPB-cijfers geraamd dat de werkgelegenheidsgroei in de periode 2005-2010 naar verwachting jaarlijks gemiddeld 1,0% zal bedragen (De Arbeidsmarkt naar Opleiding en Beroep tot 2010, ROA, Maastricht, 2005). Hoewel de totale werkgelegenheid de komende jaren naar verwachting dus zal groeien, geldt dit niet voor alle delen van de economie en ook niet in even sterke mate. Zo is er in deze periode sprake van een afname van de werkgelegenheid in de sectoren landbouw en visserij (-1,1%), overige industrie (-1,1%) en voeding (-0,7%). Daartegenover staat een sterker dan gemiddelde groei in de sectoren kwartaire diensten ­ waaronder het onderwijs - (2,0%), bouw en onroerend goed (1,7%) en handel en reparatie (1,3%). Deze ontwikkelingen vertalen zich ook in werkgelegenheidsveranderingen naar beroepsgroep; afname in de agrarische beroepen (-0,5%) en de sterkste toename in informaticaberoepen (2,2%), verzorgende en dienstverlenende beroepen (1,8%) en (para)medische beroepen (1,5%). Rekening houdend met de werkgelegenheidsverdeling tussen mannen en vrouwen naar sectoren en beroepsgroepen, mag verwacht worden dat de arbeidsvraag de komende jaren licht in het voordeel van vrouwen uitpakt.

Ons kenmerk AM/SAM/06/16995
Datum 9 maart 2006

Werkgelegenheidsgroei betreft in feite de vraagkant van de arbeidsmarkt. Daarnaast is ook de aanbodkant van belang. Immers, wanneer de werkgelegenheidsgroei sterker in het voordeel van vrouwen uitpakt, maar het aanbod (om welke reden dan ook) niet tot stand komt, profiteren vrouwen de facto niet van deze ontwikkeling. Voorzover de extra werkgelegenheid tot uitdrukking komt in stijgende lonen, zullen vrouwen op grond hiervan geneigd zijn hun arbeidsaanbod sterker uit te breiden dan mannen, omdat ze een hogere aanbodelasticiteit (i.e. de mate waarin het arbeidsaanbod reageert op veranderingen in het loon) kennen. Daarnaast is er -naast de maatregelen tot een meer activerende sociale zekerheid- een aantal beleidsmaatregelen genomen die ertoe (moeten) bijdragen dat vrouwen zich meer op de arbeidsmarkt begeven. Ik wijs op bijvoorbeeld de extra middelen die beschikbaar zijn gesteld voor kinderopvang. Hoewel met de beleidsmaatregelen die zijn genomen wordt beoogd het arbeidsaanbod in z'n algemeenheid te stimuleren, geldt dit in sterkere mate voor het arbeidsaanbod van vrouwen.

Onlangs concludeerde het Sociaal Cultureel Planbureau in het rapport: "Hoe werkt het met kinderen, moeders over kinderopvang en werk", dat de opvattingen van moeders over kinderopvang doorslaggevend zijn voor de (non-) arbeidsparticipatie van moeders en dat het van belang is dat het vertrouwen in de formele kinderopvang toeneemt. In reactie wijst de Minister van SZW in zijn brief aan uw Kamer van 28 februari jl, op de extra middelen die zijn vrijgemaakt voor bevordering van de kwaliteit van de kinderopvang. In dezelfde brief gaat de Minister van SZW in op de uitkomsten van het onderzoek naar de gevolgen van de Wet kinderopvang voor de gebruikers. Voor 85% van de gebruikers zijn er geen gevolgen; 7,5% geeft aan het gebruik verminderd te hebben en 6% zegt te zijn gestopt met formele kinderopvang. De kosten van kinderopvang worden veelal als reden genoemd door de laatste twee groepen, die overwegend midden- en hogere inkomensklassen betreffen. Juist voor deze inkomensklassen zijn de extra middelen voor formele kinderopvang met ingang van 2006, overwegend bedoeld.

Omdat zowel (de groei van) de arbeidsvraag naar als (de groei van) het arbeidsaanbod van vrouwen naar verwachting sterker zal zijn dan naar/van mannen, is aannemelijk dat (ook) vrouwen zullen profiteren van de aantrekkende werkgelegenheid. Over de mate waarin vrouwen hiervan zullen profiteren, is echter niet met enige zekerheid een kwantitatieve uitspraak te doen.

Convenanten herintredende vrouwen
De meeste vrouwen slagen er in op eigen kracht een baan te vinden. Een aantal heeft hulp en ondersteuning nodig, dikwijls omdat kennis en ervaring verouderd zijn omdat er sprake is van terugkeer op de arbeidsmarkt na een periode van afwezigheid. De Centra voor Werk en Inkomen (CWI) en gemeenten zijn toegerust om die ondersteuning te bieden. De afgelopen
---

Ons kenmerk AM/SAM/06/16995
Datum 9 maart 2006

jaren heb ik getracht te stimuleren dat vrouwen zonder uitkering die na enige tot geruime tijd weer wilden terugkeren op de arbeidsmarkt ­ herintreedsters ­ die ondersteuning kregen. Bij deze vrouwen is er overigens veelal weinig behoefte aan kinderopvang. Het project "Ruim Baan voor Vrouwen" kende een plan van aanpak waarin het samenbrengen van partijen die deze vrouwen aan het werk kunnen helpen, centraal stond. Partijen als gemeenten, CWI en werkgevers(vertegenwoordigers) maakten afspraken, neergelegd in convenanten. Waar mogelijk fungeerde het Regionale Platform Arbeidsmarktbeleid (RPA) als spil in de uitvoering. Mijn departement vervulde een ondersteunende, faciliërende rol, onder beschikbaarstelling van beperkte middelen voor communicatie-activiteiten van de partners. De afspraken in de convenanten gingen uit van de regionale/lokale arbeidsmarktsituatie. Inspanningen om vrouwen aan het werk te krijgen, waren overwegend gebaseerd op de (te verwachten) vraag. Naast een convenant met afspraken met zeven landelijke partijen, zijn er zes regionale/lokale convenanten gesloten

Eerder heb ik u bericht (TK 2003-2004, 27 853 nr. 7), dat de kwantitatieve ambities voor het aantal herintreedsters dat duurzaam aan het werk kwam, niet konden worden waargemaakt, juist vanwege het ontbreken van de vraag en vanwege een oplopende werkloosheid. In het eerstvolgende Kwartaalbericht arbeidsmarkt informeer ik uw Kamer uitgebreider over de kwantitatieve resultaten.

Ik acht de kennis en ervaring die zijn opgedaan in de projecten door partijen die zich wél specifiek wilden inspannen voor herintreedsters, de moeite waard om vast te leggen. Dit om gebruikt te worden bij verbetering van de werkgelegenheid en verbetering van de kansen op betaald werk voor herintreedsters, een situatie die al weer aan het ontstaan is. In bijgaande bundel: "Ruim baan voor vrouwen", wordt de groep om wie het gaat belicht, worden leerpunten en aanbevelingen achter elkaar gezet, voorbeelden van projecten gegeven en toekomstverwachtingen uitgesproken.

Toename van de werkgelegenheid en een potentieel aan vrouwen die weer aan het werk wil maar niet voldoende gekwalificeerd is, stelt gemeenten in staat op lokaal of regionaal niveau een op de vraag afgestemd arbeidsaanbod te ontwikkelen. Gemeenten die participeerden in het project Ruim baan voor vrouwen hanteerden overwegend deze aanpak. Voorts was er sprake van samenwerking tussen verschillende partijen. Samenwerking tussen partijen zoals gemeenten, CWI en UWV, werkgevers en onderwijsinstellingen en een vraaggerichte benadering wordt ook voorgestaan in de Gezamenlijke visie gemeentelijk arbeidsmarktbeleid, waarover ik deze week met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten overeenstemming heb bereikt.

De week van 6 - 12 maart is door de Minister van SZW uitgeroepen tot de "Week van de vrouw", met voor 9 maart het thema "scholing en werk". Die dag zal de bundel "Ruim baan
---

Ons kenmerk AM/SAM/06/16995
Datum 9 maart 2006

voor vrouwen" landelijk worden verspreid. Op tenminste drie plaatsen in het land - Almelo, Amsterdam en Maastricht - wordt voortbouwend op convenantsafspraken, een evenement rond herintredende vrouwen georganiseerd. Een volledig programma-overzicht geeft www.weekvandevrouw.nl. Onder www.szw.nl/gemeenteloket/vrouwen is voor gemeenten een beknopte samenvatting van "Ruim baan voor vrouwen" te vinden. Informatie voor werkgevers over herintredende vrouwen wordt geplaatst op de site van het Landelijk Netwerk Diversiteitsmanagement, www.div-management.nl.

Advies RWI
De RWI wil volgens zijn Jaarplan 2006 dit jaar een handreiking uitbrengen over vraaggerichte reïntegratie. Ook heeft de Raad het voornemen een advies uit te brengen over het bevorderen van de arbeidsdeelname van niet-uitkeringsgerechtigden. Voorts heb ik de RWI verzocht om een advies over regionaal arbeidsmarktbeleid. In afwachting van deze adviezen en gegeven de positieve trend van de werkgelegenheid en de genomen beleidsmaatregelen ter bevordering van de arbeidsparticipatie, gevoegd bij de actieve houding van vrouwen op de arbeidsmarkt (Macro Economische Verkenningen, CPB 2006) zie ik op dit moment geen aanleiding de RWI separaat om een advies te vragen over de wijze waarop vrouwen van de aantrekkende werkgelegenheid kunnen profiteren.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(H.A.L. van Hoof)

Bijlage: bundel "Ruim Baan voor Vrouwen".


---