Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Vrijwillige bewonersbijdrage

Kamerstuk, 21-3-2006

Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

DLZ/ZI-U-2665604

21 maart 2006

Graag vraag ik uw aandacht voor het volgende. Tijdens het Algemeen Overleg over de Modernisering AWBZ in december vorig jaar, heb ik u medegedeeld dat ik bezig was met een onderzoek naar de vrijwillige bewonersbijdrage. Tevens heb ik u toegezegd u op de hoogte te stellen van de resultaten van het onderzoek. Hierbij stuur ik u het onderzoeksrapport .

In deze quick scan is voor de hele AWBZ nagegaan of en zo ja, welke bedragen de instellingen vragen voor voorzieningen die geen onderdeel uitmaken van de AWBZ. Tevens is een check bij de cliëntenraden uitgevoerd. De respons van zowel instellingen als cliëntenraden is zeer goed geweest. Ik stel hun medewerking aan dit onderzoek zeer op prijs. De quick scan bevestigt de resultaten van een eerdere enquête van de Werkgroep Ouders met kinderen in instellingen (WOI), dat de gevraagde bedragen uiteen lopen. Een andere uitkomst van het onderzoek is dat 60% van de instellingen geen enkele vrijwillige bewonersbijdrage vraagt.

De onderzoeksresultaten zijn voorgelegd aan de koepels van cliëntenraden en instellingen.
Van die zijde werd aangegeven dat er sprake is van diversiteit in de uitvoeringspraktijk. Zo werd als voorbeeld genoemd dat er bijvoorbeeld instellingen zijn, die gebruik maken van een stichting "Vrienden van" of die andere fondsen kunnen benutten voor het financieren van activiteiten en producten die niet tot de AWBZ-verstrekking behoren. Instellingen kunnen dit gebruiken als een middel om zich onderling ten opzichte van elkaar te onderscheiden.

Ik acht diversiteit in de uitvoering geen probleem, nu dit kan aansluiten bij de plaatselijke of instellingsspecifieke omstandigheden en de mogelijkheid biedt om maatwerk te bieden. Wel vind ik dan van belang dat op dat niveau dan ook helder is voor de cliënt wat zijn eigen (rechts)positie is en hoe de cliëntenraad betrokken is bij het vaststellen van bewonersbijdragen. Cliënten moeten weten waarvoor ze betalen en de mogelijkheid hebben af te zien van bepaalde producten en de bijdrage die de instelling daarvoor vraagt. Het CVZ heb ik gevraagd nog eens na te gaan of de brochures voor cliënten over dit onderwerp voldoende duidelijk zijn waar het gaat om informatie over de vrijwillige bewonersbijdrage, de rechten en plichten van cliëntenraden, cliënten en instellingen.

Om cliënten en hun raden in staat te stellen positie te kiezen, is het veelal ook gewenst dat vergelijkende informatie beschikbaar is waaruit afgeleid kan worden wat door instellingen doorgaans aan bewonersbijdragen wordt gevraagd.
Ik zie de vergelijkende informatie op KiesBeter.nl waarbij instellingen in de VenV sector zich presenteren daarbij als een goed voorbeeld dat navolging verdient. Ik verwacht dat het aantal instellingen op www.KiesBeter.nl snel zal toenemen.

In het verlengde hiervan ondersteun ik dan ook de suggestie van de VGN om te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om een handreiking te ontwikkelen die de leden behulpzaam kan zijn bij het vaststellen van de hoogte van de verschillende vrijwillige bewonersbijdragen en daartoe in gesprek te treden met de FvO en de CG-raad.

Ik zal andere partijen oproepen zich bij dit initiatief aan te sluiten.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

drs. Clémence Ross-van Dorp