Ingezonden persbericht


Onhandige timing enquêterapport Ahold
Rapport veroordeelt Side Letters en negeren van waarschuwingssignalen bij US Foodservice

Eindelijk is het er: het rapport van de onderzoekers in de enquêteprocedure Ahold. Toen de VEB begin 2004 om het onderzoek vroeg, stuitte dat nog op hevig verzet aan de kant van Ahold. In grote advertenties werd de VEB opgeroepen haar schadelijke acties te stoppen. Op 6 januari 2005 wees de Ondernemingskamer het verzoek van de VEB toe en gingen de drie onderzoekers - Hepkema, Van den Blink en Cremers - aan de slag.

Ruim een jaar heeft het onderzoek geduurd en daarbij is het onderzoeksbudget in stappen verhoogd van 250.000 tot 1,35 miljoen euro. Gistermiddag kwam om half vijf het bericht dat het rapport van 229 pagina's ter griffie was gedeponeerd. Een onhandige timing, of misschien bewust om ervoor te zorgen dat de pers niet meer voldoende tijd zou hebben om daarover in de ochtendkranten van vandaag te berichten.

Uitgebreider dan de strafzaak
Hoe verhoudt zich dit rapport tot de strafzaak tegen de vier verdachten in de Ahold zaak? De enquêteprocedure is een civiele procedure waarin Ahold-aandeelhouders willen (of wilden) weten of de verantwoordelijken bij Ahold in strijd hebben gehandeld met 'de elementaire beginselen van verantwoord ondernemerschap'. Die vraag is nu beantwoord. De enquêteprocedure zal evenwel geen verder gevolg hebben, nu de VEB - in het kader van de schikking met Ahold van 28 november 2005 - is overeengekomen dat zij de Ondernemingskamer niet zal vragen om vervolgonderzoek, onmiddellijke voorzieningen of het vaststellen van wanbeleid.

Het enquêteonderzoek is veel breder dan de strafzaak: in het enquêterapport komen naast de side letter-problematiek ook de fraude bij US Foodservice en de interne controle binnen het concern aan de orde. Bovendien bleef het onderzoek niet beperkt tot de vier verdachten in de strafzaak. De strafzaak daarentegen concentreert zich enkel op de economische delicten die de vier verdachten zouden hebben gepleegd. Wat zal de invloed zijn op de strafzaak? De timing van publicatie van het rapport is - als gezegd - zeer ongelukkig. Nadat de verhoren van Van der Hoeven, Meurs, Fahlin en Andreae hebben plaatsgevonden en vijf dagen voordat het Openbaar Ministerie haar eis formuleert. Het is dus niet meer mogelijk voor het OM om vragen te stellen naar aanleiding van de bevindingen van de enquêteurs. Dat is in het voordeel van de verdachten die gebruik kunnen maken van het rapport. Zij zullen eruit citeren als het hen uitkomt en - voorzover er discrepanties zijn met de stellingen van het OM of deskundigen - stellen dat de kwestie kennelijk niet duidelijk is. Onvoldoende om hen te veroordelen.

Meurs en Van der Hoeven verantwoordelijk
Maar wat staat er nu in het rapport? De onderzoekers concluderen dat consolideren alleen kon met control letters die duidden op overwegende zeggenschap. Uit side letters bleek evenwel dat die overwegende zeggenschap niet bestond. Bij de kwestie van de side letters krijgt Meurs de zwartste Piet toegespeeld. "Ten aanzien van het achterhouden van de Side Letters is Meurs primair verantwoordelijk. Het is de onderzoekers, net als alle geïnterviewden die zij daarover spraken, een raadsel hoe Meurs, van wie velen de integriteit noemden, zo verblind in zijn oordeelsvorming is geweest dat hij het idee van de Side Letters accepteerde en de Side Letters vervolgens voor D&T NL, de RvC en andere leden van de RvB met uitzondering van Van der Hoeven (ten aanzien van de Bompreço Side Letter) en Andreae (ten aanzien van de ICA Side Letter), verborgen heeft gehouden." Uit een volgend citaat blijkt dat Van der Hoeven eveneens over de schreef is gegaan: "... en als Van der Hoeven het bestaan ervan al niet eerder wist of vermoedde, dan is hij vanaf 16 november 2002 niet alleen medeverantwoordelijk, maar zelfs primair verantwoordelijk voor het achterhouden van deze wetenschap." Over bestuurder Andreae en commissaris Fahlin zijn de onderzoekers milder. Zij verwijten Andreae, die verder afstond van de consolidatiekwestie, naïviteit en onwil. Bij hem had "op zijn minst de gedachte over de mogelijke bestemming van de Side Letter op moeten komen." Fahlin kan op zijn minst naïviteit worden aangerekend.

Red flags bij US Foodservice genegeerd
Ook bij de overname van US Foodservice (USF) ging het nodige mis. De haast die Ahold had bij het doen van overnames ging ten koste van de zorgvuldigheid van het proces. Bij de overname van USF werd slechts een beperkt boekenonderzoek uitgevoerd. De onderzoekers plaatsen daarbij enkele kritische kanttekeningen. Het had voor de hand gelegen dat Ahold een extern accountantskantoor had ingeschakeld voor het onderzoek. Met waarschuwingen uit het due diligence onderzoek werd niets gedaan en het had voor de hand gelegen dat het due diligence onderzoek (de notitie Ekelschot) ook aan de Raad van Commissarissen was voorgelegd.

Er werd "wel degelijk een 'red flag'gesignaleerd met betrekking tot de zwakheid van de systemen en controles en zelfs de mogelijkheid tot fraude met betrekking tot de registratie van PA's (promotional allowances (verkoopkortingen))". De onderzoekers verwijten Ahold dat het niets met die wetenschap heeft gedaan: bijvoorbeeld een neerwaartse aanpassing van de verkoopprijs. Vanaf het begin was het Zaandam (het hoofdkantoor) duidelijk dat sprake was van zwakke interne controlesystemen bij USF en geen betrouwbaar systeem bestond van tracken (controleren en nagaan) van de verkoopkortingen, die een allesoverheersende invloed op het resultaat hadden. Ahold had een actieplan moeten opstellen om die zwakke controle aan te pakken, maar "een dergelijk plan was er niet." Te gemakkelijk werd vertrouwd op de topman van USF (Miller) die evident gebrek aan kennis en interesse in de controle aan de dag legde.

Onthutsend beeld van expansiedrift bij Ahold
Over de commissarissen zijn de onderzoekers opvallend mild. "In de pre-Sarbanes Oxley/Tabaksblat periode valt hen het gebrek aan een actievere opstelling niet aan te rekenen." Om even mild te vervolgen: "Bij het Audit Committee had kritischer doorvragen tot de mogelijkheden behoord". Een opmerkelijk en ongevraagd oordeel van de onderzoekers die kennelijk menen dat de commissarissen voor 2003 een passieve functie vervulden.

Verder wordt een onthutsend beeld geschetst van slechte controle in een organisatie waar alles ondergeschikt is aan de snelle expansie van het bedrijf. "De aandacht van de RvB lag voornamelijk op het terrein van acquisities en groei en in veel mindere mate bij de beheersing van de organisatie. Dat geldt in het bijzonder ook voor de CFO, die zich veel meer bezighield met de financiering van de uitbreiding van het concern dan met de controlling aspecten van zijn werk." Dat ging ten koste van de interne controle. "Herhaaldelijk moest worden geconstateerd dat circa 60% van de onderzochte interne controlemaatregelen bij de werkmaatschappijen 'not (fully) adequate' werd beoordeeld." Hoe de onderzoekers daarna tot de conclusie komen dat het "toezicht op de kwaliteit van interne controle bij de werkmaatschappijen en de rapportage daarover, voldoende is" valt moeilijk te begrijpen.

Onderzoekers gaan verder dan feitenonderzoek
Een manco van het rapport is dat de onderzoekers de feiten zo af en toe achter zich laten. De onderzoekers zijn gevraagd om feitenonderzoek te doen en niet om zelf conclusies te trekken. Dat recht is voorbehouden aan de Ondernemingskamer. Opvallend is dat de conclusies veelal milder zijn dan de feitelijke constateringen en dat men ondermaats presteren - bijvoorbeeld van de commissarissen - hier en daar vergoeilijkt. Op basis van het rapport kan worden geconcludeerd dat Ahold in strijd heeft gehandeld met de elementaire beginselen van verantwoord ondernemerschap. Dat is een hele juridische mond vol die kan worden samengevat in één woord: wanbeleid.

Vereniging van Effectenbezitters

Download het enquêterapport