Partij van de Arbeid


Den Haag, 3 april 2006


Bijdrage van Harm Evert Waalkens (PvdA) aan het Nota Overleg Kiezen voor Landbouw


Het afgelopen jaar is er veel gesproken over landbouw. Onder aanvoering van Tony Blair is een discussie gevoerd over het afbouwen van de landbouwsubsidies in Europa. De WTO-onderhandelingen draaien om landbouwproducten. Ook in de Tweede Kamer hebben we over Tot mijn grote teleurstelling hebben we echter geen diepgaande discussie gevoerd over doelstellingen in het landbouwbeleid en strategische keuzen die gemaakt moeten worden.


Em vandaag praten we over Kiezen voor Landbouw. Maar anders dan de titel doet vermoeden, ontbreken hierin de strategische keuzes. En dat op een moment dat zowel ontwikkelingen in de wereldhandel als vraagstukken rond de inrichting van het Europees platteland verschillende sectoren in de landbouw onder druk zetten.


De minister erkent weliswaar dat er problemen zijn, maar koppelt daar geen consequenties aan. In Kiezen voor Landbouw wordt de illusie gewekt dat de ondernemersgeest van de agrarische sector alle oplossingen zal bieden. De minister ziet zijn rol daarbij beperkt tot het bij elkaar brengen van mensen die het onderling regelen. Daarbij neemt hij geen verantwoordelijkheid, niet voor boeren en niet voor het landschap.


Collectieve verantwoordelijkheid

Ondertussen gaat het beleid voorbij aan maatschappelijke problemen op het platteland waar de sector weinig aan kan doen, en waar actie van de overheid vereist is. Het voorkomen van regionale achteruitgang; het verdwijnen van de koe uit de wei; ruimte geven aan jonge boeren, landschappelijke kwaliteit, dierwelzijn, milieubelasting door de landbouw, natuur, waterberging, concentratie van glastuinbouw: stuk voor stuk onderwerpen waar volgens de Partij van de Arbeid een sterke overheid nodig is. Ook de SER schrijft in haar rapport van maart 2003 met als titel "Duurzaamheid vraagt om openheid"dat de overheid met wortel stok en preek moet werken aan een duurzame consumptie Het lijkt erop dat de minister alleen voor de preek lijkt te kiezen.
De minister noemt de consument hypocriet in zijn gedrag. Het ene moment kiezen voor het goedkoopste en als burger maar roepen dat het allemaal duurzamer moet.
Als dat dan een constatering is, is dat dan niet het ultieme bewijs dat we de overheid als meest betrokken verantwoordelijke op de bok moeten zetten om samen met partijen tot resultaatsverplichtingen te komen. We kunnen deze verantwoordelijkheid toch niet over de schutting gooien?


Landschap, dierwelzijn, milieu en voedselveiligheid zijn onderwerpen die je niet alleen aan de mark of consument kunt overlaten. De markt heeft geen geweten en geen geheugen. Ook kun je het niet aan de sector overlaten. Dierwelzijn laten bepalen door de sector is alsof je de slager zijn eigen vlees laat keuren. Recente misstanden bij diervoeders laten ook zien dat zelfcontrole in de sector gevaarlijk is: we kennen een heel systeem van keurmerken, maar gesjoemel blijft mogelijk.
De biologische landbouw heeft behoefte aan een een strategisch consequent doorgevoerd beleid. Het jo jo beleid van de achterliggende jaren brengt iedereen in verwarring. Blijf op koers en introduceer reeele ha toeslagen voor duurzame productie systemen, afhankelijk van plaats tijd en regio.


De PvdA ziet een collectieve verantwoordelijkheid voor het platteland. Wij redeneren daarbij niet vanuit de boer, maar vanuit de burger en vanuit de zorg voor het platteland, mèt landbouw. In ons manifest "Mensenwerk in het landelijk gebied" geven we aan dat het om maatwerk gaat: er is niet één oplossing, elke sector en elk gebied heeft zijn eigen problemen en kansen.


Ruimtelijk spoor

In Kiezen voor Landbouw en ook in Nota Ruimte kan alles overal. Er worden dus geen keuzes gemaakt. Niet voor de landbouw die dus overal met andere functies blijft concurreren en botsen, niet voor het landschap, dat overal wordt aangetast.


Als we geld willen blijven verdienen met technisch hoogwaardige tuinbouw en als we het groot aantal arbeidsplaatsen op alle niveau's in de landbouw- en voedselindustrie willen behouden, zullen we daar de mogelijkheid voor moeten geven. Wij kiezen daarom in gebieden die zich lenen voor moderne, geïndustrialiseerde, intensieve landbouw voor een Agrarische Hoofdstructuur. Deze landbouw past in een verstedelijkt Nederland. In die gebieden krijgt de landbouw van ons de ruimte, méér dan nu. Zoals de Rotterdamwet onderscheid maakt tussen gedeelten van steden waar meer en minder mag, zo kun je ook op het platteland gebieden aanwijzen waar meer mogelijk is. Daar kies je dan voor ruimte geven aan de landbouw, die dan ook niet meer hoeft te worden gesubsidieerd.


De kracht van de Nederlandse landbouw zit in innovatie, kwaliteit en een scherpe handelsgeest. Grote aaneengesloten gebieden zijn daar uitermate geschikt voor: een laboratorium op praktijkschaal, waarbij er een sterke verbinding is met de verwerking van de producten. Grote arealen die geschikt zijn voor teelt van (gemodificeerd) gewassen en het houden van grotere aantallen dieren. Zoals de Rotterdamwet onderscheid maakt tussen gedeelten van steden waar meer en minder mag, zo kun je ook op het platteland gebieden aanwijzen waar meer mogelijk is. Dan kan een krachtige (agrarische) industrie opbloeien.


Binnen de Agrarische Hoofdstructuur ligt een uitdaging voor de verschillende sectoren: zuivel, suiker, zetmeel, vlees en tuinbouw moeten elkaar opzoeken en elkaars krachten bundelen. Op logistiek gebied zijn veel voordelen te halen uit verregaande samenwerking. Maar ook op andere terreinen kunnen ontwikkelingen in verschillende sectoren elkaar versterken.


Multifunctionele landbouw

De PvdA stelt voor een Task Force multifunctionele landbouw in te stellen. Zorgboerderijen, verbrede landbouw: her en der verschijnen nieuwe initiatieven. Educatie over elementaire levensbehoeften als voedsel en natuur is broodnodig. Zo hebben scholieren smaak- en proeflessen aan scholieren nodig, omdat ze de smaak van groenten nauwelijks nog kennen. De Task Force moet in korte lijnen met LNV, VWS én Onderwijs op zoek gaan naar de mogelijkheden en nieuwe initiatieven steunen.


Nieuwe financieringsinstrumenten

Naast gebieden die zich lenen voor concurrerende landbouw, zijn er ook kwetsbare gebieden die zich niet lenen voor grootschalige landbouw, maar waar landbouw bijdraagt aan de invulling van het landschap. Neem de veenweidepolders: die zijn door de hoge waterstand en kleine arealen niet geschikt voor commerciële melkveehouderij. Voor financieel houdbaar beheer, ook in de toekomst, moeten we nu de keuze maken om een deel van de polders terug te geven aan het water, en in een ander deel boeren in te zetten om het landschap te behouden of natuur te beheren. Hier worden dan de subsidies ingezet, niet om het boeren te steunen, maar als betaling voor prestaties waar de maatschappij om vraagt, zoals het behoud van dat landschap.


In de discussie over omvormen en afromen van landbouwsubsidies wordt nog wel eens verweten dat dit een vorm van diefstal is. Alsof het gemeenschappelijk landbouwbeleid een verworven recht is! Dat is een manier van denken die meer kwaad dan goed doet en voorbij gaat aan de werkelijkheid.
Het openbaar maken van de gegevens over subsidies is een stap die we zetten in de omvorming van het stelsel. Landbouwsubsidies zijn publiek geld, waar we niet geheimzinnig over moeten doen en die een publiek doel dienen.


De voorlopige versie van het SER-rapport over cofinanciering oordeelt over de huidige bedrijfstoeslagen als bot, niet doeltreffend en niet efficient. Krampachtige pogingen om de bedrijfstoeslagen die er nu zijn in stand te houden, moeten we zo snel mogelijk achter ons laten. Deze ontkoppeling zal gevolgd moeten worden door een her koppeling aan maatschappelijke doelen.


Voor zover we nu kunnen beoordelen is het stelsel van obligaties, zoals voorgesteld door de SER een beleid voor wijkers die met hun verzilverde toeslagen aan de haal gaan.
Zonder op de definitieve versie van het rapport vooruit te willen lopen, kunnen we toch wel concluderen dat cofinanciering van de eerste pijler een interessante optie is. Hiermee kunnen we echt stappen vooruit zetten. We moeten de doelen van een Plattelandsbeleid centraal stellen, daarbij de instrumenten zoeken en daarna op zoek gaan naar het nodige budget. Díe doelen moeten echterwel overtuigen. Het is de maatschappelijke vraag die het geld stuurt, en niet andersom.


Voedselproductie is een strategisch onderdeel van een economisch blok Hierover willen we terecht een vorm van soeverein beheer houden. Daarom dienen stabilisatie instrumenten als buffer tegen te sterke fluctuaties op de wereld markt aanwezig te zijn.
Niet alleen tegen fluctuaties op de wereldmarkt, maar ook soevereiniteit over zaken als productie omstandigheden, dierenwelzijn, milieu voedselveiligheid en traditie moeten kunnen worden beschermd. Hier mag echter geen verborgen agenda van protectionisme achter zitten, zeker niet als de OS landen hierdoor geen enkele ruimte krijgen om zich verder te ontwikkelen.


Graag wil ik verwijzen naar uitspraken van Allan Buckwell. Het gemeenschappelijk landbouwbeleid omvormen tot een plattelandsbeleid. Beleid voor het platteland dat rekening moet houden met de bijzondere omstandigheden op het platteland en de bijzondere economische organisatie van de landbouw, maar vooral ook voor het in stand houden van het landschap en het leveren van groene en blauwe diensten. De indeling in een eerste en tweede pijler is niet reeel: het is een indeling in drieën. Drie soorten betalingen: brede plattelandssubsidies (dorpen enz.), basis-marktinstrumenten (vangnetconstructies) en, het grootste aandeel, betalingen voor groene diensten. Dus die indeling in 1e en 2e pijler werkt dan al niet meer. Basisinstrumenten voor de agrarische markt vormen slechts een klein onderdeel van het hele beleid, en zijn beperkte vangnetconstructies. Het opzetten van een heel stelsel van verzekeringen met overheidsparticipatie is voor de PvdA geen begaanbare weg.


Geen noodzaak ministerie LNV

Het huidige gebrek aan sturing door de minister bevestigt voor ons het beeld dat een ministerie van LNV niet noodzakelijk is. Een daadkrachtiger beleid zou je kunnen verwachten als de economische aspecten worden ondergebracht bij Economische Zaken en de maatschappelijke ruimtelijke doelen bij VROM, waar één bewindspersoon verantwoordelijkheid krijgt voor natuur, landbouw/natuur en water, zodat hij of zij in samenhang de noodzakelijke keuzes kan maken.


Toekomst

Hoe dan ook is de toekomst van de landbouw, het platteland en iedereen die daar bij betrokken gebaat bij duidelijkheid. Geen mooie illusies, maar keuzes en antwoorden op een veranderende wereld. 'In de politiek moet je soms schokken, de zaak scherp stellen.' Dat zijn woorden van Sicco Mansholt, die in 1957 de Tweede Kamer tijdens de behandeling van de landbouwbegroting al waarschuwde dat niets dodelijker is voor initiatief dan een onterecht gevoel van geborgenheid.