Ministerie van Buitenlandse Zaken

Graag bieden wij u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de vaste commissies voor Buitenlandse Zaken en voor Defensie. Deze vragen werden in herziene versie ingezonden op 14 februari 2006 met kenmerk 06-Buza-B-16.

DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Dr. B.R. Bot H.G.J. Kamp

Antwoorden van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken, en de heer Kamp, minister van Defensie, op vragen van de vaste commissies voor Buitenlandse Zaken en voor Defensie.

Vraag 1
Hoe verhoudt de grote voorziene bijdrage van Nederland aan NRF 10 zich tot de thans bekende lopende of te verwachten (voortgezette) deelname aan andere operaties (ISAF, operatie Althea) en de Nederlandse betrokkenheid bij de EU Battlegroups? Kan daarbij onder andere worden ingegaan op rotatieschema's, voorbereidingstijd, overige paraatstellingen, gelijktijdige inzet bij andere missies in de eerste helft van 2008 en in het bijzonder op de relatie met het beslag dat de missie in Zuid-Afghanistan tegen die tijd nog zal leggen op de krijgsmacht?

Vraag 2
Op welke wijze maken zowel toewijzing als paraatstelling deel uit van de Nederlandse ambitie op het gebied van gelijktijdige deelname aan operaties?

Vraag 3
Wat betekent de forse bijdrage van de KL aan NRF 10 voor het materieel (onderhoud en beschikbaarheid) en de hoeveelheid mensen die voor andere taken beschikbaar zal zijn?

Vraag 4
Wat zullen de consequenties zijn van het enorme beroep dat op de Nederlandse krijgsmacht zal worden gedaan in de eerste helft van 2008 (1200 militairen in Zuid-Afghanistan en 3150 militairen in NRF 10)? Welke bijzondere problemen zullen daardoor ontstaan (bijvoorbeeld wat betreft opleidingen, oefeningen, onderhoud enzovoort) en hoe wordt daarin voorzien?

Antwoord
De voorziene bijdrage aan NRF 10 past binnen het in de Prinsjesdagbrief geformuleerde ambitieniveau, ook in het licht van de overige verplichtingen die ons land is aangegaan.

Voordat wordt besloten tot een toewijzing aan een snelle reactiemacht of een operatie wordt de haalbaarheid van de deelneming onderzocht. Onderdeel van dit onderzoek zijn onder andere de vragen in hoeverre toewijzing past binnen het ambitieniveau, hoe groot het beslag is dat lopende operaties op de krijgsmacht leggen, welke activiteiten plaats dienen te vinden om het personeel en het materieel tijdig gereed te stellen en voor welke duur (binnen de op dat moment bekende gegevens) deelname aan de operatie mogelijk is. De weging van al deze factoren leidt uiteindelijk tot de conclusie of toewijzing mogelijk is. Een dergelijk onderzoek is ook voor de bijdrage aan NRF 10 uitgevoerd. Daarbij zijn de in vraag 1 genoemde elementen als rotatieschema's, voorbereidingstijd e.d. meegenomen.

Hoewel de beoogde militaire bijdrage aan NRF 10 en de uitbreiding van ISAF naar het zuiden van Afghanistan in de eerste helft van 2008 een belangrijk beslag op de krijgsmacht zullen leggen, blijft in voldoende mate personeel en materieel beschikbaar voor overige lopende operaties, de EU Battlegroups en overige taken.

Vraag 5
In hoeverre kan Nederland, nadat het met de instelling van de NRF heeft ingestemd en met de Nederlandse militaire bijdrage daaraan heeft ingestemd, zijn troepen bij een feitelijke inzet van de NRF nog terugtrekken?

Antwoord
Tot inzet van de NRF wordt besloten bij consensus. Dit betekent dat de NRF niet wordt ingezet indien één of meer lidstaten hiermee politiek niet kunnen instemmen. De NAVO-besluitvorming over inzet van de NRF laat onverlet de Nederlandse wijze van besluitvorming over de inzet van de Nederlandse krijgsmacht en de verhouding regering-parlement in deze. Hoewel een toewijzing aan een NRF niet vrijblijvend is, zou Nederland in uitzonderlijke omstandigheden, op grond van de aandachtspunten uit het Toetsingskader, kunnen afzien van daadwerkelijke inzet. Dit is conform hetgeen reeds op 30 december 2005 gemeld werd aan de Kamer in antwoord op vragen over de Nederlandse bijdrage aan EU Battle Groups (kamerstuk 30 363, nr 2).

Vraag 6
Welke (operationele) gevolgen heeft het terugtrekken van een fregat door Nederland voor de vulling van NRF 8?

Vraag 7
Wordt complete vulling van NRF 8 nu bereikt door een aanvullend verzoek aan een andere lidstaat, zoals Nederland voor NRF 7 vanwege gebleken tekorten het aanbod heeft uitgebreid?

Vraag 10
Kunt u aangeven hoe door de bondgenoten is gereageerd op het intrekken van het aanbod een fregat te leveren voor NRF 8? Welke bondgenoten nemen de betreffende taak over?

Antwoord
De operationele gevolgen van terugtrekking zijn afhankelijk van het soort operatie, de missie en het inzetgebied. Omdat op voorhand niet bekend is waarvoor en waar de NRF eventueel zal worden ingezet, kan vooraf geen inzicht worden gegeven in de operationele gevolgen van deze terugtrekking.

Momenteel is nog niet bekend welk land het tekort in NRF 8 zal invullen. Het blijkt echter lastig de NRF-rotaties geheel te vullen. Waar tijdens de voorgaande rotaties nog tekorten zijn geaccepteerd, dient voor het welslagen van het NRF-concept zeker te worden gesteld dat de benodigde eenheden vanaf NRF 7, bij het bereiken van de volledige operationele inzetbaarheid, wel beschikbaar zijn. Vanaf NRF 7 zijn er in iedere NRF-rotatie nog tekorten. Binnen de NAVO vindt momenteel overleg plaats over maatregelen die kunnen bijdragen aan een betere vulling van de NRF.

Vraag 8
Wat is thans de stand van zaken met betrekking tot de afstoting van fregatten (twee M-fregatten) als gevolg van de recente Marinestudie? Wanneer verwacht de regering de twee resterende, als gevolg van de Marinestudie af te stoten M-fregatten te verkopen?

Antwoord
Op 22 december 2005 is een contract getekend voor de verkoop van twee M-fregatten aan België. Deze fregatten worden in 2007 en 2008 overgedragen. Voor de verkoop van de overige twee fregatten is nog geen contract gesloten. Wel worden verkennende gesprekken gevoerd met geïnteresseerde landen. Deze fregatten zijn volgens planning in 2009 en 2010 beschikbaar voor overdracht.

Vraag 9
Waarom wordt het fregat uit NRF 8 teruggetrokken als gevolg van de Marinestudie, terwijl er voor NRF 9 weer wel een fregat ter beschikking wordt gesteld?

Antwoord
Door de verkoop van M-fregatten, vooruitlopend op het in dienst stellen van patrouillevaartuigen, is het bestand aan grotere oppervlakteschepen tijdelijk kleiner. De Hr.Ms. Karel Doorman, die gepland stond voor deelname aan NRF 8, is verkocht aan België. Er is begin 2007 geen vervangend fregat beschikbaar vanwege onderhoud aan materieel en recuperatie van de bemanning als gevolg van langdurige inzet in de periode daarvoor. Voor NRF 9 is weer een Nederlands fregat beschikbaar.

Vraag 11
Zal op enigerlei wijze sprake zijn van een missiegerichte opleiding van Nederlandse eenheden die aan de NRF ter beschikking zijn gesteld, voorafgaand aan de inzet van de NRF? Hoe verhoudt zich een adequate missiegerichte voorbereiding tot het beoogde vermogen tot snelle inzetbaarheid?

Antwoord
De nationale voorbereiding voor een NRF-bijdrage start ongeveer een jaar voorafgaand aan de stand-by periode met de nationale gereedstelling en training op eenheidsniveau. In deze periode van een jaar worden militairen individueel en collectief voorbereid op deelname aan de NRF. In de zes maanden voorafgaand aan de stand-by periode vindt de multinationale integratietraining plaats, evenals de NAVO-certificering van de landcomponent en van de NRF als geheel. Voor aanvang van de stand-by periode beschikken de militairen over de noodzakelijke individuele vaardigheden om te kunnen worden uitgezonden en is de eenheid voorbereid op de mogelijke missies van de NRF. Hierdoor is bij een inzet van de NRF alleen nog een beperkte aanvullende missiegerichte instructie nodig, die binnen de korte tijd die beschikbaar is, voorafgaand aan de uitzending kan worden gegeven.


---- --