Ministerie van Buitenlandse Zaken

Beantwoording vragen over visserijverdragen tussen Europese Unie en Marokko

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4
Den Haag | | Directie Integratie Europa
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag | |

|Datum |6 april 2006                        |Behand|Bonnie Horbach       |
|      |                                    |eld   |                     |
|Kenmer|DIE-521/06                          |Telefo|070 - 348 4869       |
|k     |                                    |on    |                     |
|Blad  |1/9                                 |Fax   |070 - 348 6381       |
|Bijlag|                                    |Bonnie.horbach@minbuza.nl    |
|e(n)  |                                    |                             |
|Betref|Beantwoording vragen van het lid Van|                             |
|t     |Bommel (SP) over de                 |                             |
|      |visserijverdragen tussen de Europese|                             |
|      |Unie en Marokko.                    |                             |
Graag bied ik u hierbij, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Van Bommel (SP) over de visserijverdragen tussen de Europese Unie en Marokko. Deze vragen werden ingezonden op 9 maart 2006 met kenmerk 2050609300.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot
Beantwoording vragen van het lid Van Bommel (SP) aan de ministers van Landbouw, Natuur en voedselkwaliteit en van Buitenlandse Zaken over de visserijverdragen tussen de Europese Unie en Marokko. (Ingezonden 9 maart 2006)

Vraag 1
Kunt u aangeven wat de positie van de Nederlandse regering is ten aanzien van de aanspraak van Marokko op de Westelijke Sahara, en haar natuurlijke hulpbronnen, zoals vastgelegd onder artikel 73 van het VN-handvest inzake niet-zelfbesturende territoria en daaraan gerelateerde verklaringen en resoluties van de Algemene Vergadering en de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties?

Vraag 2
Is het waar dat tussen de Europese Unie en Marokko onlangs visserijakkoorden tot stand zijn gekomen, waarin ook afspraken zijn gemaakt over de exploitatie door Europese vissersvloten (waaronder Nederlandse) in de kustgebieden van de Westelijke Sahara?

Vraag 4
Kunt u aangeven hoe deze visserijakkoorden zich verhouden tot het ontwikkelde internationaal gewoonterecht, zoals te vinden is in de resoluties en verklaringen van de Algemene Vergadering en de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, onder het agendapunt "Implementatie van de Verklaring voor het Geven van de Onafhankelijkheid aan Koloniale Landen en Volkeren"? Kunt u tevens aangeven hoe deze akkoorden zich verhouden tot de Algemene Vergadering der Verenigde Naties (AVVN)-resolutie van 6 december 1995 1) en tot het in opdracht van de VN-Veiligheidsraad geschreven rapport van de VN-Ondersecretaris-Generaal voor Juridische Zaken, Hans Corell, inzake een eerdere situatie waarin Marokko een overeenkomst had gesloten met buitenlandse maatschappijen ten behoeve van de exploitatie van minerale grondstoffen in het gebied? 2)

Vraag 5
Bent u van oordeel dat het bevorderen van het ontplooien van economische activiteiten in dit gebied internationaal geïnterpreteerd kan worden als een ondersteuning van de Marokkaanse claim? Zo neen, waarom niet?

Vraag 6
Bent u van oordeel dat landen die het bestuur zijn toegewezen over niet-zelfbesturende territoria zorg moeten dragen dat alle activiteiten in deze territoria dienen bij te dragen aan de verbetering van de positie van de lokale bevolking, het recht tot zelfbeschikking en soevereiniteit over haar natuurlijke hulpbronnen waaronder ook maritieme?

Vraag 7
Ondersteunt/bevordert de Nederlandse regering afspraken met de Marokkaanse autoriteiten waarin Nederlandse bedrijven toegang krijgen tot de natuurlijke hulpbronnen in de Westerlijke Sahara? Zet de Nederlandse regering zich hierbij in om de rechten van de lokale bevolking, zoals vastgelegd in het VN-recht, (inclusief de fundamentele economische en sociale rechten), te waarborgen? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 1, 2, 4, 5, 6, 7 De Europese Commissie heeft op 25 juli 2005 een Partnerschapsovereenkomst in de visserijsector met Marokko geparafeerd met een protocol en een bijlage omvattende de technische en financiële voorwaarden die gelden voor de visserijactiviteiten van vaartuigen onder de vlag van de lidstaten. De Commissie is voornemens de Overeenkomst op 26 en 27 april aanstaande aan de Raad ter goedkeuring voor te leggen.

De Overeenkomst bevat, evenals voorgaande communautaire visserijovereenkomsten met Marokko, afspraken over de toegang van vaartuigen van de lidstaten (waaronder Nederlandse) tot de wateren van Marokko én de wateren onder Marokkaanse rechtsmacht.

Zowel de Europese Unie als Nederland erkennen de soevereiniteit van Marokko over de Westelijke Sahara niet. Net als vorige visserijovereenkomsten prejudicieert deze overeenkomst niet op de Marokkaanse claim ten aanzien van de status van de Westelijke Sahara. De formulering van de geografische reikwijdte van de Overeenkomst maakt duidelijk dat het feit dat Marokko onder deze Overeenkomst vergunningen kan uitreiken voor visserij in de wateren van de Westelijke Sahara, waar Marokko de facto het beheer uitoefent, geen erkenning inhoudt van soevereiniteit.

Ter ondersteuning van deze positie zet Nederland zich er voor in dat de EU bij de ondertekening van de Overeenkomst een verklaring zal afleggen waarin andermaal wordt onderstreept dat de totstandkoming van het akkoord geen invloed heeft op de status van de Westelijke Sahara. Nederland steunt de inspanningen van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties en zijn persoonlijke Gezant, Peter van Walsum, om een politieke oplossing die voorziet in zelfbeschikking te vinden.

Marokko is gehouden aan de verplichtingen die op grond van artikel 73 van het VN Handvest op het land rusten. Deze omvatten onder meer het beginsel dat de belangen van de oorspronkelijke inwoners van dit gebied op de eerste plaats dienen te komen en dat het welzijn van de inwoners van de gebieden naar beste krachten bevorderd dient te worden.

De op het grondgebied van de Westelijke Sahara ondernomen activiteiten in het kader van de exploratie en exploitatie van natuurlijke hulpbronnen zijn in het internationale recht niet onrechtmatig indien zij ten bate van de oorspronkelijke bevolking plaatsvinden. Daarnaast rust er op Staten die, zoals Marokko, op grond van het VN Handvest verantwoordelijk zijn voor het bestuur van grondgebieden wier volken nog geen volledig zelfbestuur hebben bereikt, onder andere de verplichting de economische vooruitgang van deze volken te bevorderen.

Om de implementatie van dit principe van het internationale recht naar beste vermogen te waarborgen wordt samen met een aantal gelijkgestemde landen getracht een raadsverklaring op te stellen waarin het belang van de EG-Marokko Joint Committee nogmaals wordt benadrukt. In deze door Nederland gesteunde ontwerpverklaring wordt de Joint Committee opgedragen om de overeenkomst uit te voeren in belang van alle betrokkenen en in lijn met internationale afspraken.

Vraag 3
Bent u op de hoogte van het feit dat POLISARIO deze visserijakkoorden heeft afgewezen?

Antwoord
Ja.

Vraag 8
Wat is de Nederlandse positie, in het licht van het bovenstaande, ten aanzien van het onlangs tot stand gekomen visserijakkoord tussen de Europese Unie en Marokko?

Antwoord
Nederland is voorstander van het visserijakkoord tussen de Europese Gemeenschap en Marokko.

Vraag 9
Bent u op de hoogte van het feit dat de Nederlandse regering bij monde van de toenmalige minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, in 1987 bij de onderhandelingen die toen plaatsvonden, gesteld heeft dat Nederland geen Marokkaanse soevereiniteit of rechtsmacht over de Westelijke Sahara erkent en dus de Saharaanse wateren uitsluit van het verdrag?

Vraag 10
Kunt u aangeven of en zo ja, wanneer dit standpunt is gewijzigd? Zo ja, wat zijn hiervoor de precieze gronden?

Antwoord 9 en 10
Het Nederlandse standpunt inzake het ontbreken van Marokkaanse soevereiniteit over de Westelijke Sahara is ongewijzigd. Nederland erkent de Marokkaanse soevereiniteit over de Westelijke Sahara niet. In die zin heeft toenmalig minister Braks u in 1987 bericht. Nederland kon destijds uiteindelijk, net als nu, akkoord gaan met de visserijovereenkomst omdat de tekst van de Overeenkomst niet prejudicieert ten aanzien van de Marokkaanse claim inzake de status van de Westelijke Sahara. Wel neemt Nederland kennis van het feit dat Marokko de facto het beheer uitoefent over de Westelijke Sahara. Juist daarom verwacht Nederland ook van Marokko dat het zich houdt aan de internationale verplichtingen die hieruit voortvloeien, namelijk dat exploratie en exploitatie ten goede komen aan de oorspronkelijke bevolking.

Vraag 11
Bent u op de hoogte van de staat van de visserij in het gebied, zoals vastgelegd door de FAO, die stelt dat de visbestanden in de Centraal Oost-Atlantische Oceaan grotendeels volledig geëxploiteerd zijn, waardoor verdere bevissing de duurzaamheid, en daarmee dus de beschikbaarheid voor de lokale bevolking verder ondermijnt?

Antwoord
De Overeenkomst houdt rekening met de staat van de visserij zoals vastgelegd door de FAO en sluit visbestanden die grotendeels geëxploiteerd zijn (zoals koppotigen en schelpdieren) uit van mogelijke visserij.

Vraag 12
Hoe verhoudt zich volgens u de afwijzing van POLISARIO tot de conclusies van het hierbovengenoemde rapport door VN-OSG Corell inzake zelfbeschikking over natuurlijke hulpbronnen?

Antwoord
Gezien de verhouding tussen POLISARIO en Marokko is het niet verwonderlijk dat de verzetsbeweging tot een afwijzing van het visserijakkoord is gekomen. Nederland onderschrijft het rapport van de Juridisch Adviseur van de VN, dat aangeeft dat het gebruik van natuurlijke hulpbronnen in bezette gebieden door derden niet onwettig is, mits de baten aan de (oorspronkelijke) lokale bevolking ten goede komen.

Vraag 13
Deelt de Nederlandse regering de mening dat de juridische basis van het onderhandelingsmandaat van de Europese Commissie in dit soort handelsakkoorden niet kan betekenen dat het buitenlands beleid op andere terreinen zoals het respecteren van de rechten van de volkeren in niet-zelfbesturende voormalige koloniale territoria, zoals vastgesteld door de AVVN, ondermijnd mag worden? Zo neen, waarom niet? Zo ja, welke stappen gaat u ondernemen?

Antwoord
De Nederlandse regering hecht aan een zo coherent mogelijk extern beleid van de Europese Unie. Bij het aangaan van verdragsrechtelijke verplichtingen tussen de Europese Unie/Europese Gemeenschappen met derde landen, maakt Nederland zich derhalve voortdurend sterk voor de naleving van internationaal-rechtelijke verplichtingen en principes. Zoals aangegeven in de antwoorden zal de Nederlandse regering in dit specifieke geval aandringen op een adequate verklaring terzake en een verantwoorde uitvoering van het overeenkomst onder het Joint Committee in lijn met internationale verdragen. Overigens is het voor het moment niet waarschijnlijk dat voor een dergelijke verklaring de vereiste unanimiteit gevonden kan worden.


---- --