Ministerie van Buitenlandse Zaken

Kamerbrief inzake berechting en detentie Charles Taylor

Aan de Voorzitter van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

|Ministerie van Buitenlandse Zaken
Directie Juridische Zaken
Bezuidenhoutseweg 67
2594 AC Den Haag
| |

|Datum |10 april 2006                       |Auteur|mr.drs. W.E.M. van   |
|      |                                    |      |Bladel               |
|Kenmer|DJZ/IR-014/06                       |Telefo|+31(0)70-348.4931    |
|k     |                                    |on    |                     |
|Blad  |1/3                                 |Fax   |+31(0)70-348.5128    |
|Bijlag|-                                   |Ineke-van.bladel@minbuza.nl  |
|e(n)  |                                    |                             |
|Betref|Berechting en detentie Charles      |www.minbuza.nl               |
|t     |Taylor                              |                             |
|C.c.  |                                    |      |                     |
Op 29 maart jl. is het voormalige Liberiaanse staatshoofd Charles Taylor voor berechting overgedragen aan het Special Court for Sierra Leone (SCSL). In verband hiermee informeer ik u, mede namens mijn ambtgenoot van Justitie, over de eventuele door Nederland, als gastland van enkele internationale strafhoven, te verlenen medewerking aan de berechting van Taylor door het SCSL in Den Haag.

Taylor werd op 4 juni 2003 aangeklaagd door het SCSL. Hij wordt ervan verdacht steun te hebben verleend aan de rebellen van het Revolutionary United Front (RUF) in Sierra Leone en wordt verantwoordelijk gehouden voor oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid. Omdat Taylor nog steeds aanhang heeft onder de bevolking in de regio, wordt zijn aanwezigheid in de regio ten behoeve van zijn berechting een risico geacht voor de stabiliteit en een bedreiging van de vrede in Liberia en Sierra Leone, alsmede van de vrede en veiligheid in de regio.

Tegen deze achtergrond heeft de President van het SCSL per brief van 29 maart 2006 aan de Nederlandse regering verzocht in te stemmen met de detentie en berechting van Taylor in Nederland, op last van en door het SCSL en met gebruikmaking van celruimte en een rechtszaal van één van de in Den Haag gevestigde internationale strafhoven. Ik heb de President van het SCSL dezelfde dag medegedeeld dat de Nederlandse regering onder de volgende voorwaarden aan dit verzoek wil meewerken.

Ten eerste is voor de berechting van Taylor in Nederland een deugdelijke rechtsgrondslag noodzakelijk. Het SCSL is opgericht middels een verdrag tussen Sierra Leone en de Verenigde Naties op basis van Resolutie 1315 (2000) van 14 augustus 2000 van de Veiligheidsraad. Het Statuut van het SCSL voorziet in uitvaardiging van bevelen tot vrijheidsontneming. Het op 4 juni 2003 door het SCSL afgekondigde bevel heeft evenwel geen gelding op Nederlands grondgebied. Het SCSL heeft immers zijn zetel niet, zoals het Internationaal Strafhof en het Joegoslavië Tribunaal, in Nederland en heeft dus geen bevoegdheden op Nederlands grondgebied. Evenmin roept het genoemde verdrag tussen Sierra Leone en de VN verplichtingen in het leven voor Nederland.

De enig mogelijke weg om op korte termijn een grondslag voor vrijheidsbeneming in Nederland te scheppen is een Resolutie van de Veiligheidsraad, die, mits voldoende specifiek, via de artikelen 93 en 94 van de Nederlandse Grondwet rechtstreeks doorwerkt in de Nederlandse rechtsorde met voorbijgaan eventueel aan binnen Nederland geldende wettelijke voorschriften. Deze Resolutie dient er tevens in te voorzien dat Taylor in Nederland toegang heeft tot het SCSL, zodat hij alhier gebruik kan maken van de rechten die hem als gedetineerde toekomen op basis van het Statuut van het SCSL. De Veiligheidsraad heeft een dergelijke Resolutie thans in voorbereiding.

Ondertussen wordt gewerkt aan een zetelverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het SCSL. Voorts bereidt de regering thans een wetsontwerp voor dat is geïnspireerd door de wetgeving ten behoeve van het functioneren van het Internationaal Strafhof en het Joegoslavië Tribunaal in Nederland.

Ten tweede heeft de regering aangegeven vooraf de garantie te willen dat Taylor onmiddellijk na beëindiging van zijn proces overgebracht zal worden naar een derde land. Hierover vinden momenteel in VN-verband consultaties plaats.

Ten derde dient het SCSL met één van de hier gevestigde internationale strafhoven zelf afspraken te maken over het gebruik van onder meer celruimte en rechtszaal. Ook hierover vindt momenteel tussen betrokkenen intensief overleg plaats.

Overigens is de regering met het SCSL overeengekomen dat de kosten voor de berechting van Taylor in Nederland ten laste komen van de begroting van het SCSL.

Over de verdere gang van zaken zal ik u op de hoogte houden.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot


---- --