Persbericht
Verdwijningen Indiase alleenstaande minderjarige vreemdelingen uit
opvanglocaties
20 april 2006
Met deze brief wil ik u, mede namens de Minister van Justitie, nader
informeren over de verdwijningen van Indiase alleenstaande
minderjarige vreemdelingen (AMVs) uit opvanglocaties.
Hierbij zal ik, zoals mij verzocht door uw Kamer, ingaan op de rol die
de verschillende ketenpartners speelden, de wijze van
informatievoorziening vanuit de ketenpartners naar het Ministerie en
de vraag of de signalen vanuit de uitvoering tijdig zijn opgepakt.
Informatievoorziening
De eerste signalen omtrent verdwijning van Indiase AMVs bereikten de
Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) in oktober 2004. De
informatie werd verstrekt door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers
(COA) en Nidos. Beide organisaties hebben, onder andere in het
ketenoverleg dat frequent werd gehouden op de toenmalige AMV-locatie
in Vught, de signalen omtrent de verdwijningen van AMVs gesignaleerd
en doorgegeven aan de IND en de Vreemdelingenpolitie. In verband met
de aanhoudende signalen over de verdwijning van Indiase AMVs is deze
groep na de sluiting van de campus in Vught, die plaatsvond per 31
december 2004, in februari 2005 op één locatie geconcentreerd
(Oisterwijk) teneinde mogelijke verdere verdwijningen zoveel mogelijk
te voorkomen en een eventueel onderzoek naar de verdwijningen zoveel
mogelijk te faciliteren.
De informatie is door de IND serieus opgepakt en is eind november 2004
doorgegeven aan het toenmalige Informatie- en Analysecentrum
Mensensmokkel (IAM) van de dienst Nationale Recherche Informatie
(dNRI) van het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD). Het IAM was
onder andere belast met het verzamelen, analyseren en veredelen van
informatie voor de voorbereiding van te initiëren
opsporingsonderzoeken.
Het IAM heeft de regiopolitie Midden- en West Brabant begin december
2004 geïnformeerd over de aanhoudende signalen van het MOB-gaan van
Indiase AMVs. Van de zijde van de regiopolitie is de periode januari
en februari gebruikt om ten behoeve van een eventueel
opsporingsonderzoek een strategie en werkwijze te ontwikkelen Het
opstarten van een zo breed en internationaal gericht strafrechtelijk
onderzoek naar mensensmokkel en mogelijke mensenhandel legt een groot
beslag op de opsporingscapaciteit. Dit vereist dat, voorafgaand aan
het starten van een dergelijk onderzoek, zorgvuldige afwegingen
plaatsvinden. Een afweging bij dergelijke onderzoeken is dat het
vertrekken van de AMVs richting het uiteindelijke doel waarop hun reis
vanaf het begin gericht was, vaak moeilijk verhinderd kan worden.
Vervolgens bleek de IND in maart 2005 dat er nog steeds sprake was van
een toenemend aantal AMVs van Indiase nationaliteit, die met onbekende
bestemming vertrokken. De IND heeft daarom in maart en april 2005 ook
zelf de voorbereidingen voor een onderzoek gedaan, teneinde de aard en
omvang van de problematiek vanuit haar eigen verantwoordelijkheid en
tevens ook ten behoeve van een eventueel te starten strafrechtelijk
onderzoek nog inzichtelijker te maken.
Het formele onderzoek van de IND startte in mei. De aanvankelijk door
de IND geplande quick scan is uiteindelijk uitgemond in een meer
omvattend onderzoek.
De duur van het onderzoek is daardoor langer geweest dan aanvankelijk
gepland. Daarnaast had de IND ook te kampen met ICT-problemen, hetgeen
ook genoemd is in het onderzoek van de Rekenkamer.
Het onderzoek van de IND concentreerde zich daarbij op de
verdwijningen die plaats hadden gevonden in de periode tussen oktober
2004 tot en met april 2005, nl. 35 AMVs.
In april 2005 zijn de regiopolitie Midden- en West-Brabant en de KMar
op basis van de IND-informatie een vooronderzoek gestart naar de
haalbaarheid van een strafrechtelijk onderzoek. Er is voor gekozen met
het strafrechtelijk onderzoek zelf niet eerder te starten dan nadat de
bevindingen van het IND-onderzoek bekend zouden zijn.
Naar aanleiding van de conclusies uit het conceptrapport van de IND
werd van die zijde op 8 september 2005 tijdens een presentatie aan het
Coördinerend Overleg Mensensmokkel (COM) over de problematiek rond het
MOB-gaan van AMVs de zorg uitgesproken over het verdwijnen van de
Indiase AMVs naar de deelnemers aan COM. Dit overleg vond plaats onder
voorzitterschap van de secretaris van de Landelijk Officier van
Justitie belast met mensensmokkel. Het conceptrapport Met onbekende
bestemming vertrokken werd in oktober 2005 aan het opsporingsteam
verstrekt ten behoeve van het te starten opsporingsonderzoek. Op 24
oktober 2005 is de KMar in samenwerking met de regiopolitie het
strafrechtelijk onderzoek gestart.
Het definitieve rapport Met onbekende bestemming vertrokken werd op 4
november 2005 aan mij aangeboden.
Overigens is het verdwijnen van Indiase AMVs ook aan de orde geweest
in de beantwoording van Kamervragen van het lid Lambrechts
(2040514220, d.d. 3 mei 2005) over mogelijk misbruik van
immigratieregels bij minderjarigen (beantwoord op 21 juni 2005). In de
beantwoording van die vragen geef ik reeds aan dat de IND een analyse
doet op mogelijke mensenhandel of mensensmokkel van Indiase AMVs en
dat deze informatie zonodig ter beschikking zal worden gesteld aan de
opsporing.
Mogelijke maatregelen om MOB tegen te gaan
Het MOB-gaan uit de opvangcentra is uiteraard een onwenselijke zaak en
brengt mij op uw volgende vraag omtrent de beheersbaarheid en
veiligheid van opvanglocaties in de huidige situatie. Ik heb in uw
Kamer diverse malen aangegeven dat ik de verdwijning van minderjarige
asielzoekers zeer serieus neem. Ik hecht, met name bij de opvang van
jongeren, sterk aan het creëren van een zo veilige en beheersbaar
mogelijke opvangsituatie, mede om te voorkomen dat de doelgroep van
de campussen al in het begin van de procedure vertrekt uit de
opvanglocatie. Maar zoals eerder aangegeven, het MOB-gaan is niet te
voorkomen tenzij AMVs in gesloten locaties worden gehuisvest.
Ik wil er nog op wijzen dat, wanneer de AMVs kort na aankomst
vertrekken, geen leeftijdsonderzoek kan worden aangeboden, zodat er
naar verwachting niet in alle gevallen sprake is van verdwijning van
minderjarigen. Van de Indiase AMVs waarop het IND-onderzoek betrekking
had bleek 85% vertrokken te zijn voor het eerste gehoor.
Teneinde te trachten de jongeren veiligheid te bieden is in de huidige
situatie in de campussen gekozen voor:
* een 24-uurs aanwezigheid van minimaal twee medewerkers;
* keycards op de toegangsdeuren naar alle units;
* cameratoezicht.
De concrete stand van zaken hieromtrent is:
Drachten:
* 24-uursdienst gestart op 1 februari 2006
* keycards en cameras worden geïmplementeerd op 1 juli 2006
Middelburg:
* 24-uursdienst gestart op 1 februari 2006
* keycards en cameras worden geimplementeerd op 1 juli 2006
Oisterwijk:
* 24-uursdienst gestart op 1 februari 2006
* keycards en cameras worden geimplementeerd op 1 juli 2006
Baexem:
* 24 uursdienst gestart op 15 maart 2006
* cameras zijn al geimplementeerd
* keycards worden geimplementeerd op 1 juli 2006
Voorts is op AMV-locaties aanzienlijk meer begeleidend personeel
aanwezig dan op de locaties waar volwassenen worden opgevangen.
Op de campussen is dus sterk ingezet op het creëren van een situatie
voor de jongere waarin hem veiligheid wordt geboden en tevens voorzien
is in een continue beschikbaarheid van twee medewerkers, ook gedurende
de nacht. Ook wordt op de locaties vanaf het begin intensief ingezet
op het creëren van een vertrouwensrelatie tussen mentor en jongeren,
waarbij ook duidelijk wordt aangegeven wat de nadelen zijn van het
illegaal leven in Nederland. Ik wil echter benadrukken dat deze
maatregelen geen garantie bieden om het MOB-gaan van AMVs in de
toekomst tegen te gaan. De AMVs verblijven immers niet in een gesloten
locatie. Omdat ik het MOB-gaan van AMVs zeer ernstig neem wordt het
MOB-gaan van AMVs op dit moment tevens langs diverse trajecten
onderzocht:
* door het Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel (EMM) is
een onderzoek gestart naar het MOB-gaan van AMVs. Specifiek wordt
hierbij aandacht besteed aan het nemen van preventieve maatregelen
en de wijze waarop de registratie en het hanteren van protocollen
omtrent vermissing, indien nodig, verder verbeterd kunnen worden;
* het COA start, tesamen met diverse ketenpartners (IND, politie,
OM, Nidos) per 1 mei een project dat tot doel heeft mensenhandel
in de COA-locaties zoveel mogelijk te voorkomen, onder andere door
medewerkers alerter te maken op mogelijke signalen van
mensenhandel;
* het MOB-gaan is een belangrijk onderdeel van het WODC-onderzoek
naar de evaluatie van het AMV-beleid, waarvan de uitkomsten deze
zomer zijn te verwachten.
Mede op basis van de uitkomsten van bovengenoemde onderzoeken zal ik
bezien of bestaande regelgeving of beleid verder geïntensiveerd moeten
worden voor bepaalde risicogroepen, in casu voor de Indiase AMVs, of
dat in overleg met de uitvoering nog nadere, nieuwe
uitvoeringsmaatregelen genomen kunnen worden (bijvoorbeeld op het
gebied van toezicht; meer besloten opvang voor risicogroepen; het
direct na binnenkomst benoemen van een voogd).
Informatie uit het onderzoek
Ten aanzien van uw vraag of al bekend is waar de verdwenen AMVs zich
nu ophouden kan ik aangeven dat dit momenteel in enkele gevallen
bekend is. In de gevallen waarin de verblijfplaats van de AMV bekend
is, was sprake van het verrichten van laagbetaalde arbeid, in één
geval in de tuinbouw en in één geval in een autowasserij. Daarmee is
overigens nog niet bekend of dit in de overige gevallen ook zo was.
Een andere situatie betrof een jongere die een asielaanvraag indiende
in het Verenigd Koninkrijk waarna een Dublinclaim gelegd werd.
Tenslotte sluit ik het IND-rapport bij. Gelet op het vertrouwelijk
karakter verzoek ik u dit rapport alleen ter inzage te leggen voor
leden van uw Kamer.
Met betrekking tot het onderzoek merk ik nog het volgende op:
belangrijke constatering betrof dat relatief veel organisaties
betrokken zijn bij AMVs; dat ieder daarin een eigen specifieke
verantwoordelijkheid heeft waarbij samenwerking en uitwisseling van
informatie voor verbetering vatbaar zijn.
Volgens het onderzoek ontbrak het aan regie. Ten tijde van het
onderzoek is het IAM opgevolgd door het EMM. Het EMM is als onderdeel
van de Nationale Recherche van het KLPD op 18 mei 2005 geopend. Het
EMM moet een centrale informatiepositie krijgen om de regie op zich te
nemen bij het aanzetten tot opsporingsonderzoeken. Aangezien het
onderzoek zich richtte op de periode oktober 2004 tot april 2005, is
bij het formuleren van de conclusies deze ontwikkeling niet
meegenomen.
Ik zal u op korte termijn nader berichten over de stand van zaken ten
aanzien van de uitvoering van de aanbevelingen uit het IND-rapport.
De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie.
Ministerie van Justitie