CPB Notitie
Nummer : 2006/16
Datum : 20 april 2006
Aan : FNV, CNV, MHP, NIBUD, SZW, VWS, BZK en FIN
Koopkrachtontwikkeling 2006: plussen en minnen
1 Inleiding
In het Voorjaarsoverleg is afgesproken dat de vakbonden, de departementen, NIBUD en CPB
nader onderzoek zouden doen naar de koopkrachtontwikkeling in 2006. In het resulterende
overleg is het CPB gevraagd een nadere beschrijving te geven van de groepen die er in 2006 in
koopkracht op vooruit of achteruit gaan. Deze notitie bevat de gevraagde beschrijving.
De koopkrachtmutaties berekend voor het Centraal Economisch Plan (CEP) 2006, inclusief
het niet verlagen van de zorgtoeslag per 1 juli 2006, vormen de basis voor de resultaten in deze
notitie. De koopkrachtmutaties zijn berekend voor een steekproef van bijna 40 000
huishoudens. De steekproef van huishoudens is representatief voor ongeveer 85% van de 7,3
mln huishoudens in Nederland. De belangrijkste groepen die niet in de steekproef zijn
opgenomen zijn zelfstandigen, studenten en mensen met VUT/prepensioen.
De koopkrachtmutaties kunnen in werkelijkheid gunstiger of minder gunstig zijn dan
berekend, bijvoorbeeld doordat de hoogte van de werkgeversbijdrage afwijkt van het
gemiddelde. In de koopkracht voor de steekproef van huishoudens wordt wel onderscheid
gemaakt tussen werknemers met en zonder werkgeversbijdrage particuliere ziektekosten, maar
niet naar de hoogte van de bijdrage per (mede)verzekerde. Er wordt wel rekening gehouden met
verschillen in de particuliere ziektekostenpremie naar leeftijd. Voor andere variabelen, zoals de
inflatie en de contractloonstijging en de pensioenpremie in de marktsector wordt gerekend met
gemiddelden. Het gebruik van gemiddelden kan enige invloed hebben op de berekende
aantallen huishoudens die er in koopkracht op vooruit of achteruit gaan.
De opbouw van deze notitie is als volgt. Paragraaf 2 schetst een totaalbeeld van de
koopkrachtontwikkeling in 2006. Paragraaf 3 en 4 beschrijft de belangrijkste typen huishoudens
die er op vooruit of achteruit gaan en de bijbehorende aantallen. Deze paragrafen bevatten
verder een aantal voorbeelden van huishoudens en hun koopkrachtmutaties. Deze voorbeelden
zijn niet noodzakelijk representatief voor alle huishoudens in de betreffende groep.
---
2 Koopkrachtontwikkeling 2006
Volgens de meest recente raming van het CPB verbetert de koopkracht van huishoudens dit jaar
in doorsnee met 1½%. De koopkrachtverbetering is vooral te danken aan de lastenverlichting en
de invoering van de zorgtoeslag, ter waarde van samen 3½ mld euro. In de Macro Economische
Verkenning (MEV) 2006, die in september 2005 is gepubliceerd, werd voor dit jaar nog een
mediane koopkrachtverbetering van 1% voorzien. De verbetering van het koopkrachtbeeld is
mede te danken aan het besluit om de zorgtoeslag per 1 juli 2006 niet te verlagen, hoewel de
nominale premie voor de nieuwe zorgverzekering lager uitvalt dan in september werd voorzien.
De spreiding in de koopkrachtontwikkeling is fors door de overgang van ziekenfonds
(ZFW) en particuliere verzekeringen naar de nieuwe zorgverzekering (ZVW). De kosten van de
zorg konden voor ZFW- en particulier verzekerden sterk verschillen. Binnen de groep
voormalig particulier verzekerden liepen de ziektekosten tussen leeftijdsgroepen en de
werkgeversbijdragen tussen sectoren ver uiteen.
Ongeveer 80% van de huishoudens in de steekproef gaat er in 2006 in koopkracht op vooruit
en 20% erop achteruit (zie figuur 2.1). Dit betekent voor de populatie, voor zover die
gerepresenteerd wordt in de door het CPB gebruikte steekproef, dat 5,1 mln huishoudens erop
vooruit gaan en 1,1 mln huishoudens erop achteruit. De huishoudens die er in koopkracht op
achteruit gaan zijn overwegend voormalig particulier verzekerden.
De conclusie dat door de overgang naar de nieuwe zorgverzekering een deel van de
huishoudens er in 2006 in koopkracht op achteruit zou gaan is niet nieuw. In de MEV 2006
stond reeds: `De overgang van het oude, hybride systeem naar het nieuwe, uniforme systeem
leidt er onvermijdelijk toe dat sommige huishoudens er fors op vooruit gaan en anderen erop
achteruit. ... Particulier verzekerde huishoudens met kinderen ervaren de nieuwe
zorgverzekering in doorsnee als positief vanwege het vervallen van de premie voor kinderen. ...
Voor particulier verzekerden zonder kinderen daarentegen is de overgang naar het nieuwe
zorgstelsel nadelig. ... De lastenverlichting ... is voor de groep tweeverdieners zonder kinderen
vaak onvoldoende om het inkomensverlies te compenseren'.1
1 Zie CPB, Macro Economische Verkenning 2006, september 2005, blz. 119-121.
2
Figuur 2.1 Koopkracht (exclusief incidenteel) naar huishoudtype, inkomensbron hoofdverdiener en
huishoudinkomen, CEP 2006 en niet verlagen zorgtoeslag (mutaties in %), 2006
---
3 Welke huishoudens gaan er in koopkracht op vooruit?
Van de huishoudens die er in koopkracht op vooruit gaan, ligt voor 50% de koopkrachtmutatie
tussen 0 en +2% en voor 80% (4,2 miljoen huishoudens) tussen 0 en +4%. De overige 20% (0,9
miljoen huishoudens) gaan er meer dan 4% op vooruit. Van de huishoudens die erop vooruit
gaan was vorig jaar 60% ZFW-verzekerd en 40% particulier of gemengd (de ene partner
particulier, de andere partner ZFW) verzekerd.
Tot de 5,1 mln huishoudens die erop vooruit gaan behoren onder meer (tussen haakjes de
aantallen huishoudens van dat type die er in koopkracht op vooruit gaan):
1. alleenverdieners met kinderen (0,6 mln huishoudens);
2. alleenverdieners zonder kinderen (0,4 mln huishoudens);
3. tweeverdieners met kinderen (1,0 mln huishoudens);
4. eenoudergezinnen met een hoog inkomen (0,05 mln huishoudens);
5. gehuwde/samenwonende 65-plussers met een laag inkomen of één aanvullend pensioen (0,4
mln huishoudens);
6. alleenstaande 65-plussers met een laag inkomen (0,6 mln huishoudens).
De overige 2 mln huishoudens die er op vooruit gaan zijn verspreid over andere categorieën,
zoals alleenstaanden en tweeverdieners zonder kinderen en alleenstaande 65-plussers met
hogere inkomens.
Alleenverdieners met kinderen
Alleenverdieners met kinderen (jonger dan 18 jaar) die particulier verzekerd waren hebben
voordeel van het vervallen van de premie voor kinderen. Dit voordeel is groter dan het
eventuele nadeel van de vervanging van de werkgeversbijdrage particuliere ziektekosten door
de inkomensafhankelijke bijdrage ZVW. In de steekproef heeft driekwart van de werknemers
bij bedrijven een werkgeversbijdrage van 56% van de premie van de maatschappijpolis en de
omslagbijdragen MOOZ en WTZ van alle (mede)verzekerden en één kwart heeft geen
werkgeversbijdrage.2 In werkelijkheid ontvingen sommige werknemers een werkgeversbijdrage
van meer dan 56%; zij ondervinden minder voordeel dan in onderstaand voorbeeld. Andere
ontvingen een bijdrage van minder dan 56%; zij ondervinden meer voordeel dan in onderstaand
voorbeeld.
· Voorbeeld 1: particulier verzekerde alleenverdiener met tweemaal modaal inkomen (58 000
euro in 2005), werkgeversbijdrage 56% van de premie van de maatschappijpolis plus
omslagbijdragen, twee kinderen jonger dan 18 jaar, koopkrachtmutatie +5½%.
2 Zie M.H.C. Lever, Werkgeversbijdragen particuliere ziektekosten bij bedrijven, CPB Memorandum 151, mei 2005,
www.cpb.nl.
4
Bij alleenverdieners met kinderen die ZFW-verzekerd waren compenseert de invoering van de
zorgtoeslag de stijging van de ziektekosten. Door de verhoging en de stroomlijning van de
kinderkorting gaan zij er in koopkracht op vooruit. De kinderkorting voor een huishouden met
een modaal inkomen is dit jaar circa 250 euro hoger dan vorig jaar.
· Voorbeeld 2: ziekenfondsverzekerde alleenverdiener met een modaal inkomen (29 000 euro in
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid