Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Bijlage 2. Onderhoudstraject Verdeelmodellen WWB 2007

Opgesteld in september 2006

A. Inleiding

Ten behoeve van het onderhoud van de verdeelmodellen WWB is toegezegd aan de Tweede Kamer een onderhoudstraject te ontwikkelen. Doelstelling van het onderhoud is de kwaliteit van de verdeelmodellen WWB te waarborgen en zo mogelijk te verbeteren. Het onderhoudstraject biedt gemeenten en parlement de garantie dat extreme uitkomsten van de verdeelmodellen onderzocht en bekeken worden.
Het onderhoudstraject zal een continu proces zijn, waarbij van jaar op jaar bekeken wordt welke onderdelen van de verdeelmodellen onder de loep genomen moeten worden. Hieronder wordt uiteengezet welke onderwerpen geïnventariseerd zijn ten behoeve van de het onderhoudstraject dat in de periode 2005/2006 uitgevoerd gaat worden. Hierin zijn tevens de toezeggingen aan de Tweede Kamer opgenomen.
De onderwerpen die tijdens het onderhoudstraject opgepakt worden, kunnen mogelijk gevolgen hebben voor de verdeelsystematiek die voor het budgetjaar 2007 wordt toegepast. Om die reden wordt dit onderhoudstraject aangeduid als onderhoudstraject verdeelmodellen WWB 2007. Bij de verdeelsystematiek voor 2007 is echter ook de stabiliteit van de budgetten een belangrijk punt van aandacht; eventuele wijzigingen zullen dan ook in relatie tot de stabiliteit beoordeeld worden.

B. Werkwijze

Onderhoud is een continu proces. De uitkomsten van het onderhoudstraject kunnen leiden tot bijstelling van de verdeelsystematiek (niet per definitie). Daarbij dient bedacht te worden dat het doorvoeren van aanpassingen van het verdeelmodel, zoals die voortvloeien uit het hierna beschreven stramien, de nodige tijd vergen.
Om aanpassingen van het model op zorgvuldige wijze te laten plaatsvinden wordt het stramien dat bij het onderhoud van het gemeentefonds gebruikt wordt, gehanteerd. Dit betekent dat de volgende fasen worden onderscheiden:

o Signaleringsfase; in deze fase worden zaken gesignaleerd die mogelijke gevolgen zouden kunnen hebben voor het verdeelmodel. Dergelijke signalen kunnen zowel uit het veld (individuele/groep gemeente(n)), als van het Rijk komen. In het laatste geval kan bijvoorbeeld bedacht worden aan de mogelijke gevolgen van nieuw beleid voor de verdeling. Ook de (analyse van de) jaarverantwoordingen van gemeenten kunnen signalen geven. In deze fase wordt beslist of er aanleiding is voor nader onderzoek.

o Onderzoeksfase; onderzocht wordt of er aanleiding is het verdeelmodel aan te passen en zo ja op welke wijze dit zou kunnen, in deze fase kan uitbesteding aan derden aan de orde zijn;
o Aanpassingsfase; in deze fase wordt de aanpassing concreet vorm gegeven en doorgevoerd. Tussen elke fase is een besluitvormingsmoment opgenomen. Deze methodiek draagt er toe bij dat grote schoksgewijze aanpassingen van de verdeelmodellen zoveel mogelijk worden vermeden. Aanpassingen kunnen een langere doorlooptijd hebben.

Deze planning sluit overigens niet uit dat in de loop van het jaar amenderingen van het onderhoudsprogramma kunnen worden doorgevoerd; het onderzoeksprogramma zal een dynamisch karakter hebben. De kans bestaat wel dat aanpassingen die voortvloeien uit deze amenderingen pas later doorgevoerd kunnen worden.

---

C. I-deel

Toetsingscriteria verdeelmodel I-deel
Bij de ontwikkeling van het objectief verdeelmodel I-deel zijn de volgende criteria geformuleerd waaraan het verdeelmodel dient te voldoen (de verschillende criteria kunnen onderling conflicteren):

- Plausibiliteit van de verdeelkenmerken: de gehanteerde variabelen in het model hebben een logisch verband met de relatieve omvang van de bijstandsuitgaven van gemeenten;
- Transparantie: de werking van het model is ook voor niet-ingewijden inzichtelijk en gemeenten zouden in principe in staat moeten zijn om hun eigen budgetten te berekenen (dat betekent ondermeer dat het model gebaseerd moet zijn op openbare en betrouwbare beleidsinformatie);

- Plausibiliteit herverdeeleffecten: herverdeeleffecten (verschillen tussen de objectief modelmatig berekende uitkeringslasten en de feitelijke bijstandsuitgaven) dienen plausibel te zijn;

- Omvang van de herverdeeleffecten; omvang herverdeeleffecten moet `acceptabel' zijn;
- Actualiteit: er wordt gebruik gemaakt van de meest recente data;
- Stabiliteit: het is van belang dat het verdeelmodel redelijk voorspelbare uitkomsten voor gemeenten oplevert. Dit betekent dat veranderingen in de herverdeeleffecten van het ene op het andere jaar beperkt van omvang dienen te zijn;

- Bestand tegen gemeentelijke herindelingen; de som van de budgetten op basis van individuele budgettering is gelijk aan het budget bij gezamenlijke budgettering.

Onderhoudsagenda verdeelmodel I-deel
De volgende activiteiten zijn tot nu toe geïnventariseerd in de signaleringsfase.


1. Compartimentering: De vraag die aan de orde gesteld zou kunnen worden is in hoeverre kleine gemeenten onevenredig nadeel ondervinden van de daling van het bestand van grote gemeenten waardoor het macrobudget afneemt. Deze vraag dient in relatie met onderdeel 5 (herschatten model) beantwoord te worden.
In het verlengde van deze vraag zou nagegaan kunnen worden wat het effect is voor kleine gemeenten van het feit dat de compartimentering plaats vindt op basis van het objectieve model en niet op basis van historische kosten of een andere maatstaf (zoals bij de verdeling). Vraag daarbij is of hierin een relatie schuilt met het feit dat vooral kleine gemeenten een aanvraag hebben ingediend bij de toetsingscommissie. Analyse moet twee kanten opgaan: (objectieve) compartimentering versus (historische) verdeling, hoe verhouden deze twee zich tot elkaar. Tot slot zou nagegaan kunnen worden of bij de huidige afspraken over ex-ante inperking het verdeelmodel verder uitgebreid kan worden naar kleinere gemeenten (omdat door de ex-ante inperking het verschil tussen objectief en historisch bepaal budget verkleind wordt). Een andere vraag die onderzocht dient te worden is of het voordelen heeft om de compartimenten niet objectief maar historisch te bepalen.

Fasering: onderzoeksfase, uitwerken t.b.v. verdeelmodel 2007.
De vragen uit onderdeel 1 staan hoog op de prioriteitenlijst. Er is in gemeenteland grote behoefte aan beantwoording van deze vragen. Kleine gemeenten hebben de indruk dat zij gedupeerd worden door de inspanningen van grote gemeenten die gevolgen hebben voor de omvang van het macrobudget en daarmee op de omvang van het budget voor kleine gemeenten.
---

Beantwoording van deze vragen zal daarom het draagvlak voor de financieringssystematiek ten goede komen.

Aanpak

· Via simulaties doorrekenen wat het effect is van de daling van het bestand van grote gemeenten voor het budget van kleine gemeenten. Hierbij rekening houden met de jaarlijkse herschatting van het verdeelmodel.

· Verkennen of de systematiek van compartimentering verbeterd kan worden (bijvoorbeeld door de drie modellen in één keer te schatten waardoor er geen overgangsproblematiek meer is).

· Analyseren of de objectieve compartimentering de oorzaak is voor de relatief grote budgetproblematiek van kleine gemeenten.

· Analyseren wat het effect is van het historisch bepalen van de compartimenten (in plaats van objectief).


2. Samenwerkingsverbanden: Ten aanzien van samenwerkingsverbanden kunnen de volgende drie vragen verkend worden.
a. Er blijven grote verschillen waarneembaar tussen de som van de afzonderlijke budgetten en het budget voor het geheel. Deze worden voor het grootste deel verklaard door de overgang van historisch naar objectief. Is dat terecht? Moeten we een specifiek plausibiliteitsonderzoek doen bij samenwerkingsverbanden? Of zondermeer een apart overgangsregime treffen voor deze gemeenten? Wanneer is dat gerechtvaardigd? b. Samenwerkingsverbanden hebben een verstorende werking op het objectief verdeelmodel, omdat daardoor kleine gemeenten op een hoop gegooid worden met grote gemeenten, terwijl deze gemeenten toch heel andere kenmerken hebben. Nagegaan zou moeten worden of hier een oplossing voor is.
c. Kan - door het ontstaan van nieuwe samenwerkingsverbanden - het voorkomen dat andere gemeenten een ander budget krijgen, met name door de gevolgen voor de compartimentering? Welke omvang kunnen deze aanpassingen hebben voor de budgetten van individuele gemeenten?

Fasering: signaleringsfase.
Op dit moment wordt in overleg met de VNG verkend of de huidige financieringssystematiek voor samenwerkingsverbanden voortgezet kan worden. Volgens planning wordt hierover in het BO op 3 november een besluit genomen. Indien de uitkomst hiervan is dat de huidige financieringssystematiek voortgezet wordt, is een antwoord op beide vragen van belang. Beantwoording van deze vragen is daarom afhankelijk van het besluit hierover.

Aanpak

· Analyseren waardoor de verschillen verklaard kunnen worden tussen de som van de afzonderlijke budgetten en het budget voor het samenwerkingsverband als geheel.
· Onderzoeken in welke mate het opnemen van samenwerkingsverbanden in het verdeelmodel leidt tot verstoring van het verdeelmodel, en nagaan of een minder `verstorende' opname van samenwerkingsverbanden in het verdeelmodel mogelijk is.
· Analyseren in welke mate de vorming van nieuwe samenwerkingsverbanden gevolgen kunnen hebben voor de budgetten van andere gemeenten.


---

3. Positie kleine gemeenten: Vraag die gesteld kan worden is welke alternatieven denkbaar zijn voor de huidige verdeling op basis van historische kostenaandelen (bijvoorbeeld driejaarsgemiddelden, netto/bruto).

Fasering: signaleringsfase. Naar onderzoeksfase als meer gegevens beschikbaar komen. Voor 2006 is gekozen de systematiek om bruto te verdelen, waarbij terugontvangsten niet worden meegereken. Deze systematiek doet minder afbreuk aan de actualiteit dan rekenen met driejaarsgemiddelden. Begin 2007 komen de eerste uitkomsten van deze systematiek beschikbaar die gebruikt kunnen worden voor analyse. Daarnaast kunnen meer in het algemeen alternatieven verkend worden.

Aanpak

· Analyseren wat de effecten zijn van de diverse varianten.

· Onderzoeken of het objectief verdeelmodel uitgebreid kan worden naar kleinere gemeenten, mede in het licht van de huidige afspraken over ex-ante inperking?


4. Kenmerken in het objectief verdeelmodel: Nagegaan kan worden welke kenmerken in het verdeelmodel verbeterd kunnen worden en op welke manier. Voor 2007 zijn de volgende kenmerken geïnventariseerd.
a. Mate van segregatie: waardoor probleemversterking optreedt (cultuur van armoede) à segregatie-index (hiervoor bestaan maten) betrekken in model?
b. COROP-indeling: à suggestie APE: score gemeente delen door omliggende gemeenten in bepaalde straal o.i.d. / suggestie Enschede: differentiëren naar steden i.p.v. regio's c. Inwoners in stedelijk gebied (met negatief teken), en regionaal klantensurplus: à gevolgen voor samenwerkingsverbanden (komen er te positief uit?) of voor gemeenten met stedelijk karakter maar lage score op variabele allochtonen e.d.à zijn er alternatieven? d. Allochtonen: verbijzonderen kenmerk (heeft afgelopen jaar niets opgeleverd, maar blijft genoemd worden).
e. Industrieel verleden / samenstelling bevolking (suggestie Enschede): opnamecapaciteit lokale arbeidsmarkt ten op zicht van arbeidsaanbod (kwalitatieve aansluiting op de arbeidsmarkt) / geografische grensligging / analfabetisme of maximaal basisschoolniveau. f. Maatstaf sociaal-psychische problematiek opnemen (suggestie APE). g. Analyse van extreem scorende gemeenten (uitbijters-analyse).
h. Instroompercentage in de werkloosheid (kan van invloed zijn op kans op uitstroom voor zittend bestand).
i. Treedt multicollineariteit op (meten de variabelen niet in belangrijke mate hetzelfde), en zo ja, welke invloed heeft dat?

Fasering: onderzoeksfase.
Nagaan of verdere verbeteringen van het objectief verdeelmodel via de kenmerken gerealiseerd kunnen worden is van groot belang voor het draagvlak van het verdeelmodel. Met enige regelmaat worden suggesties gedaan voor dit type verbeteringen. Met dit soort constructieve suggesties dient zorgvuldig omgegaan te worden, waarvoor het nodig is deze op waarde te kunnen schatten. Alle suggesties die aan SZW zijn gedaan worden onderzocht op hun bruikbaarheid.

Aanpak

---


· Onderzoeken of de voorgestelde verdeelkenmerken kunnen leiden tot verbetering van het verdeelmodel. Daarbij zijn de criteria die geformuleerd zijn voor de beoordeling van het verdeelmodel (en die kunnen conflicteren) de leidraad.

· Nagaan het berekenen van de herverdeeleffecten op basis van meerjaarsgemiddelden tot een grotere voorspelkracht leidt.

· Bij de optimalisatie van de gewichten ook de gemeenten met 30.000-40.000 inwoners betrekken (is door tijdgebrek nog niet gedaan). Mogelijk leidt dit tot nieuwe inzichten over variabelen.

· Uitvoeringskenmerken uit het plausibiliteitsonderzoek in het model opnemen, vervolgens het model schatten, en dan de uitvoeringskenmerken weer uit het verdeelmodel wegnemen (suggestie van Divosa). Nagaan of dit tot een beter verdeelmodel leidt.


5. Herschatten verdeelmodel
Ieder jaar wordt nagegaan of de gewichten van de verdeelkenmerken blijven aansluiten bij de actualiteit. Tevens dient nagegaan te worden welke gevolgen ontstaan indien niet het budget, maar het volume zou worden geschat met het verdeelmodel.

Fasering: onderzoeksfase.
Dit onderdeel behoort standaard tot het onderzoeksprogramma en kan dan uitkomsten opleveren die direct bruikbaar zijn voor eventuele aanpassing van het model.

Aanpak
Herschatten gewichten verdeelmodel en beoordelen uitkomsten. Uitgangspunt zijn de toetsingscriteria, waarbij de plausibiliteit voor het verdeelmodel 2007 wordt getoetst aan de hand van het plausibiliteitsonderzoek 2006. Tevens wordt aandacht besteed aan de cumulatie met de herverdeeleffecten W-deel. Ook wordt in kaart gebracht in welke mate technische aanpassingen (bijvoorbeeld als gevolg van definitieaanpassingen van het CBS) gevolgen hebben voor de uitkomsten van het verdeelmodel. Tot slot wordt geanalyseerd welke gevolgen ontstaan indien niet het budget, maar het volume zou worden geschat met het verdeelmodel.


6. Plausibiliteit: De Kamer heeft gevraagd de plausibiliteit van het verdeelmodel verder te verbeteren. Daarbij zou gedacht kunnen worden aan de volgende onderwerpen. a. Keuze indicatoren/uitvoeringskenmerken
b. Methodiek (kritiek UT terecht?)
Plausibiliteit van het verdeelmodel heeft sterk de aandacht. Divosa overweegt daarom een visitatiesysteem op te zetten, waarbij zo mogelijk een link gelegd zal worden met het plausibiliteitsonderzoek.

Fasering: signaleringsfase. Gedurende het komende seizoen 2005/2006 bezien op overbrengen van signaleringsfase naar onderzoeksfase.
Nieuw onderzoek moet in ieder geval uitgevoerd worden, maar zal pas worden uitgevoerd in het seizoen 2006/2007 te laten uitvoeren met het oog op eventuele aanpassing van de verdeelsystematiek voor 2008. Enerzijds legt onmiddellijk opnieuw onderzoek doen een te groot beslag op gemeenten. Anderzijds heeft uitstel het voordeel dat de WWB- uitvoeringspraktijk wat meer gestabiliseerd is. Komend jaar zal wel benut kunnen worden om de opzet van het plausibiliteitsonderzoek tegen het licht te houden.

Aanpak

---

Organiseren van een expertmeeting over de gewenste opzet van het plausibiliteitsonderzoek. De expertmeeting krijgt een vervolg via een aantal beperkte analyses.


7. Ex-ante inperking: Dit onderwerp heeft een nauwe relatie met het vorige, de plausibiliteit. De staatssecretaris heeft in de Kamer immers toegezegd dat de ex-ante inperking eerst na een (positief) oordeel van de Kamer kan worden gewijzigd. Om meer zicht te krijgen op het effect van verschillende varianten van ex-ante inperking kunnen - voorafgaand aan nieuw plausibiliteitsonderzoek ­ al wel een aantal analyses/simulaties worden uitgevoerd. a. Simuleren van verschillende percentages.
b. Effecten op langere termijn: neemt het aantal gemeenten buiten een bepaalde bandbreedte in de loop van de tijd af?
c. Budgeteffecten: zijn er gemeenten die van jaar op jaar een tekort hebben, en waarvoor dus een structureel probleem dreigt?

Fasering: Signaleringsfase, voorbereiding onderzoeksfase.
De ex-ante inperking krijgt veel politieke belangstelling. Als het plausibiliteitsonderzoek een jaar uitgesteld wordt, zal dit jaar geen sprake kunnen zijn van aanpassing van de ex-ante inperking. Toch is het nuttig de effecten van de ex-ante inperking wel nader te onderzoeken.

Aanpak
Diverse analyses uitvoeren.


8. Ervaringen toetsingscommissie: In 2005 zijn de eerste aanvragen bij de toetsingscommissie ontvangen. Daaruit blijkt dat vrijwel uitsluitend kleine gemeenten een aanvraag hebben ingediend. Door het analyseren wat de rode draad in de aanvragen, kunnen we zicht krijgen op de oorzaken van tekorten bij gemeenten, en wellicht meer zicht krijgen op het effect van compartimentering (onderdeel 1) en de positie van kleine gemeenten (onderdeel 3).

Fasering: signaleringsfase.
Het nut van deze analyse is evident en levert mogelijke nieuwe signalen op voor het onderhoudstraject.

Aanpak
Analyseren van de aanvragen bij de toetsingscommissie, ook kijken naar casuïstiek.


9. Beleidswijzigingen: Wijzigingen in rijksbeleid worden meegenomen bij de berekening van het macrobudget. Het is mogelijk dat deze beleidswijzigingen ook van invloed zijn op de verdeling. Voorgesteld wordt daarom om na te gaan wat het effect is van de gevolgen van beleidswijziging (bijvoorbeeld uitkeringsgerechtigden die instromen vanwege WAO- maatregelen en invoering WIA) op de verdeling: leidt deze tot nadelige effecten voor bepaalde gemeenten? BZK hecht er in dit verband aan dat dergelijke effecten ook vooraf worden beoordeeld op hun mogelijke gevolgen voor de verdeling (vloeit voort uit artikel 2 Financiële Verhoudingswet).

Fasering: Verder inventariseren (signaleringsfase) en zonodig betrekken in onderzoek genoemd bij punt 4 (onderzoeksfase).


---

Aanpak
Zie punt 4.


10. Stabiliteit uitkomsten verdeelmodel: Eventuele aanpassingen in het verdeelmodel worden beoordeeld in relatie tot de gevolgen daarvan op de stabiliteit van de uitkomsten. Voor gemeenten is het daardoor moeilijk te voorspellen hoe hun budget zich zal ontwikkelen. Nieuwe aanpassingen zullen dit versterken.

Fasering: Signaleringsfase. Indien uit het onderhoudstraject informatie naar voren komt met mogelijke gevolgen voor het verdeelmodel, zullen de gevolgen daarvan voor de stabiliteit in beeld gebracht worden (onderzoeksfase).

Aanpak: Doorrekenen wat de gevolgen zijn van aanpassingen in het verdeelmodel op de individuele gemeentebudgetten.

D. W-deel

Toetsingscriteria verdeelmodel W-deel
Voor het verdeelmodel W-deel zijn de volgende criteria geformuleerd waaraan het verdeelmodel dient te voldoen (de verschillende criteria kunnen onderling conflicteren):
- model moet verdelen naar behoefte;

- model dient de beleidsvrijheid van gemeenten te waarborgen, dus moet het model neutraal zijn t.o.v. de inzet van middelen;

- model moet garant staan voor een evenwichtige benadering van doelgroepen;
- model moet de prikkelwerking van de WWB (uitstroom naar regulier werk) niet doorkruisen;

- model moet niet aanzetten tot oneigenlijk handelen, bijvoorbeeld het manipuleren van cliëntenstromen of manipuleren van gegevensaanlevering;

- model moet transparant en eenvoudig zijn;

- model mag niet tot hoge administratieve lasten leiden;

- model leidt niet tot onnodig sterke herverdeeleffecten;

- model kan rekenen op draagvlak.

Onderhoudsagenda Verdeelmodel W-deel
De volgende activiteiten zijn tot nu toe geïnventariseerd ten behoeve van het onderhoudstraject.


1. Definitie variabelen verdeelmodel: van enkele variabelen kan nagegaan worden of deze verbeterd kunnen worden.
a) definitie variabelen Abw-ers en WW-ers;
b) wijze waarop waarden voor gemeenten worden bepaald binnen COROP-gebieden.

Fasering: onderzoeksfase.
De definitie van de variabelen Abw-ers en WW-ers zorgt op dit moment voor veel extra werk en gebrek aan transparantie (cijfers worden immers niet volgens de in het Besluit opgenomen definitie door het CBS gepubliceerd). Ook de wijze waarop waarden voor gemeenten worden bepaald binnen COROP-gebieden en de correctiemechanismen die daarvoor nodig zijn is weinig transparant en kan tot ongewenste herverdeeleffecten leiden bij samenwerking. Vanuit dit oogpunt is het van belang om naar alternatieven te zoeken.

---

Aanpak
Alternatieven verkennen.


2. Probleemcumulatie: Nagaan in welke mate het model rekening houdt met (cumulatie van) moeilijke doelgroepen.

Fasering: onderzoeksfase.
Deze analyse is toegezegd naar aanleiding van opmerkingen van Kamerlid Noorman-den Uyl1. Zij stelt dat bij de verdeling van het W-deel geen rekening wordt gehouden met probleemcumulatie. Het verdeelmodel wordt wel gecorrigeerd naar het aantal hoog- of laaggeschoolde mensen, maar niet met de afstand tot de arbeidsmarkt terwijl dat een zeer complexe factor is. Verder wordt er geen rekening gehouden met zaken als het niet hebben van een startkwalificatie, taalachterstand, verslaafden, dak- en thuislozen en arbeidsgehandicapten. Deze zaken vragen echter veel investeringen van gemeenten.

Aanpak
De volgende analyses zullen worden verricht voor de beantwoording van de vragen. a. Nagaan of de volgende kenmerken van additionele invloed zijn op de verdeling van de behoefte aan reïntegratiemiddelen en zo ja nagaan of het mogelijk en noodzakelijk is deze in de verdeelsystematiek te betrekken:

- afstand tot de arbeidsmarkt,

- startkwalificatie,

- taalachterstand,

- verslaafden,

- dak- en thuislozen,

- arbeidsgehandicapten,

- nuggers.
Bij elk van de genoemde variabelen speelt het punt van operationalisatie van het begrip en de beschikbaarheid van (betrouwbare, niet-manipuleerbare) gegevens. Bij de analyse dient rekening gehouden te worden met de relevante overige budgetten die voor deze doelgroepen ter beschikking worden gesteld, en die ook kunnen leiden tot een verbetering van de arbeidsmarktpositie van de betrokkenen. b. Doorrekenen (voorzover mogelijk) wat de gevolgen voor de verdeling zouden zijn als deze kenmerken meegenomen zouden worden in het verdeelmodel. Tevens wordt daarbij nagegaan wat de kosten en baten van eventuele aanpassingen zouden zijn. Daarnaast wordt aandacht besteed aan de cumulatie met de herverdeeleffecten I-deel. Hierbij kan voortgebouwd worden op de analyses die aan de Tweede Kamer zijn aangeboden bij brief van 21 juni 2005.
c. Als a en b tot onvoldoende resultaat leiden, kan nog via literatuurstudie nagegaan worden of een relatie aangetoond kan worden tussen de genoemde kenmerken en de kansen om aan het werk te komen, en/of tussen de kenmerken die al in het model zitten en de door mw. Noorman benoemde kenmerken.
d. In het verlengde hiervan dient nagegaan te worden of de arbeidsmarkt op een evenwichtige manier in het verdeelmodel is opgenomen.


1 Kamerstukken II 2004-2005, 28 870 nr. 139 verslag van algemeen overleg 15 juni 2005.


---

E. Planning en uitvoering

Planning onderhoudstraject
De (objectief) verdeelmodellen voor jaar t dient gereed te zijn in mei t-1 om de eerste indicatie van de gemeentelijke budgetten t te kunnen geven. In september t-1 worden de budgetten bekendgemaakt. De AMvB waarin de wijze van verdeling van de budgetten is vastgelegd dient dan gepubliceerd te zijn.
Bij de voorstellen voor de verdeelmodellen voor 2007 zal nadrukkelijk aandacht besteed worden aan de stabiliteit van de budgetten. Aanpassing van de verdeelmodellen leidt per definitie tot minder stabiliteit. Het is dan ook mogelijk dat vanuit het perspectief van stabiliteit wordt voorgesteld om geen aanpassingen door te voeren in het verdeelmodel. Eventuele verbetervoorstellen kunnen dan zonodig `bewaard' worden voor een later tijdstip. Dit leidt tot de volgende planning van het onderhoudstraject ten behoeve van de verdeelsystematiek voor 2007.

Activiteit datum
Inventarisatie binnen SZW medio augustus 2005 Overleg met bestuurlijke partners, onderzoekers, eind augustus 2005 interdepartementale gesprekspartners en de Rfv
over deze aanpak
Beslispuntennotitie naar staatsecretaris begin september 2005 In het leven roepen werkgroep onderhoudstraject begin oktober 2005 Opstellen onderzoeksnotities (wat doen we zelf, begin oktober 2005 wat laten we doen?)
Aanbesteding evt. onderzoek eind oktober 2005 Start uitvoeren onderzoek eind oktober 2005 Afronden onderzoek februari 2006
Bestuurlijk overleg over bevindingen maart 2006
onderhoudstraject en daarop gebaseerde
voorstellen voor verdeelmodellen 2007 (wel/geen
aanpassingen)
Brief / nota aan Kamer april 2006
Uitkomsten verwerken in AmvB (voorzover nodig) juni 2006
Vervolg onderhoudstraject t.b.v. verdeelmodellen juni 2006 tot juni 2007 2008 / eventueel meenemen van
verbetervoorstellen die (nog) niet hebben geleid tot
aanpassingen van de verdeelmodellen

Uitvoerders onderhoudstraject
SZW is verantwoordelijk voor het onderhoud van het objectief verdeelmodel. Ter begeleiding van het onderhoudstraject zal een werkgroep worden geformeerd, bestaande uit vertegenwoordigers van SZW (voorzitter, secretaris), interdepartementale partners (BZK, Fin en EZ), de Raad voor de Financiële Verhoudingen, de VNG, Divosa en deelnemers uit individuele gemeenten. Om te komen tot een evenwichtige samenstelling dienen in de werkgroep gemeenten met zowel positieve als negatieve herverdeeleffecten vertegenwoordigd te zijn.
Zoals hierboven is aangegeven kan ten behoeve van nader onderzoek een beroep worden gedaan op externe (onderzoeks)bureaus.


---