Ministerie van Buitenlandse Zaken

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Van der Staaij over de uitwerking van de glijdende schaal bij aanvragen van MFS subsidies. Deze vragen werden ingezonden op 12 april 2006 met kenmerk 2050611620.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven

Antwoord van mevrouw Van Ardenne - van der Hoeven, minister voor Ontwikkelingssamenwerking, op vragen van het lid Van der Staaij (SGP) over de uitwerking van de glijdende schaal bij aanvragen van MFS subsidies.

Vraag 1
Waarom hebt u zo kort voor de sluitingsdatum van 22 april 2006 voor subsidieaanvragen in het kader van het Medefinancieringsstelsel (MFS) bekend gemaakt op welke wijze u grenzen stelt aan de te verstrekken subsidies? 1) Deelt u de mening dat het voor de organisaties beter geweest zou zijn indien de door u ontwikkelde glijdende schaal in een eerder stadium bekendgemaakt zou zijn?

Antwoord
Ik ben het met u eens dat het wenselijk was geweest om het groeimodel in een eerder stadium bekend te maken. De noodzaak van inperking van groeimogelijkheden leek zich aanvankelijk niet voor te doen. Door voortschrijdend inzicht kwam de Adviescommissie echter tot de conclusie dat de kans zeer groot was dat het beschikbare subsidieplafond ruim overvraagd zou worden.

Vraag 2
Waarom hebt u gekozen voor een glijdende schaal en niet voor een lineaire schaal? Zal de door u gekozen schaal niet leiden tot toenemende verschillen tussen grote en kleine organisaties? Hoe verhoudt zich dat tot de uitdrukkelijke wens van de Kamer 2) om een eerlijk speelveld te realiseren voor alle particuliere organisaties, van welke omvang ook?

Antwoord
Het gekozen groeimodel is zodanig opgezet dat kleinere en middelgrote organisaties relatief meer kunnen groeien dan grotere organisaties. Indien deze organisaties kwalitatief goede aanvragen hebben ingediend, ontstaat er een gelijkmatigere spreiding van de subsidiemiddelen.

De inperking van de groeimogelijkheden voorkomt tevens dat een paar grote "winnaars" de beschikbare subsidieruimte voor zich op kunnen eisen.

Vraag 3
Waarom begint de schaal bij E250.000 en niet bij de ondergrens van E100.000 voor MFS-subsidies? Waarom legt u de bovengrens bij E12,5 miljoen? Als alle organisaties die boven dat bedrag zitten 25% mogen groeien, legt dit dan niet een groot beslag op de beschikbare subsidieruimte, zodat de ruimte voor kleine organisaties beperkt wordt?

Antwoord
In het MFS wordt er naast de categorie Jong en Vernieuwend onderscheid gemaakt tussen aanvragen tot E 2,5 miljoen op jaarbasis en vragen daarboven. Aangezien het niet mogelijk is om de groeiambities van alle organisaties te realiseren met het beschikbare budget, kunnen aanvragen binnen een bepaalde categorie alleen groeien indien andere gekort worden of niet worden gehonoreerd. Ik heb de adviescommissie gevraagd een zodanig advies uit te brengen dat de middelen verdeeld worden met inachtneming van de kwaliteit én de diversiteit van de aanvragen. Het instellen van het groeimodel dient, zoals blijkt uit mijn antwoord op vraag 2, juist om bepaalde ruimte in stand te houden voor kleinere organisaties.

De schaal begint in feite bij E100.000 maar de maximale groei neemt vanaf E250.000 geleidelijk aan af.

De bovengrens is op E12,5 miljoen gesteld omdat het niet goed zou zijn als organisaties die zich in deze categorie bevinden, meer zouden kunnen groeien dan 25%. De ingestelde bovengrens biedt kleine en middelgrote organisaties derhalve meer kans om te groeien qua aangevraagd subsidiebedrag dan de grote organisaties.

Vraag 4
Waarom past u de berekening van de glijdende schaal niet toe op organisaties die voor de eerste keer subsidie aanvragen, zodat deze, in tegenstelling tot reeds bestaande, kleine organisaties, direct kunnen doorgroeien naar E5 miljoen subsidie?

Antwoord
Het is niet logisch om het groeimodel op dezelfde wijze toe te passen op organisaties die nog niet eerder subsidie hebben gehad. Er is immers geen basisbedrag waar vanuit kan worden gegaan. Het gaat hier om organisaties die reeds langere tijd bestaan en daardoor niet in aanmerking komen voor de categorie Jong en Vernieuwend. In deze gevallen zal de commissie op basis van een oordeel over de prestaties in het verleden, de professionaliteit van de organisatie en het subsidievoorstel tot een advies over de toewijzing komen. Dat betekent uiteraard niet dat deze categorie nieuwkomers zomaar E5 miljoen op jaarbasis krijgt toegewezen.


1)'Stand van zaken Medefinancieringsstelsel (MFS)', brief van de Minister van Ontwikkelingssamenwerking aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, 23 maart 2006.
2) Kamerstuk 27 344, nr. 21, vergaderjaar 2003-2004.


---- --