Ministerie van Buitenlandse Zaken

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Tjon-A-Ten over abortus in Suriname. Deze vragen werden ingezonden op 13 april 2006 met kenmerk 2050611680.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven

Antwoorden van mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven, minister voor Ontwikkelingssamenwerking, op vragen van het lid Tjon-A-Ten (PvdA) over abortus in Suriname.

Vraag 1
Is het u bekend dat in het huidige uit 1915 daterende wetboek van Strafrecht van Suriname abortus in alle gevallen verboden is en dat hierop geen uitzondering wordt gemaakt in geval van ernstige bedreiging van de gezondheid van de vrouw of wanneer er sprake is van verkrachting? 1)

Antwoord
Ja.

Vraag 2
Deelt u de visie dat de grote kloof die in Suriname bestaat tussen het wettelijk verbod op abortus en de praktijk waarin dit op grote schaal voorkomt en wordt gedoogd 2), een belemmering is om te werken aan verbetering van de toegankelijkheid en kwaliteit van de hulpverlening aan vrouwen en meisjes?

Antwoord
De bestaande kloof tussen wet en praktijk vormt inderdaad een belemmering voor de controle op, de toegang tot en de verbetering van de kwaliteit van bedoelde reproductieve gezondheidszorg.

Vraag 3
Bent u, mede gezien enerzijds de Nederlandse inzet op Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten en de Millennium ontwikkelingsdoelen en anderzijds de in Suriname gehanteerde sectorale benadering met daarbinnen de door Suriname gemaakte keuze voor de sector Gezondheidszorg, bereid om met de Surinaamse regering in dialoog te treden over abortus 3) en ondersteuning te geven aan initiatieven die de bestaande hulpverleningspraktijk beter in kaart brengen en de Surinaamse overheid en maatschappelijke organisaties kunnen ondersteunen bij de invulling van de in vraag 2 genoemde relevante kwaliteitseisen? Kunnen CASA Nederland, de UNFPA en de IPPF 4), die contacten in Suriname hebben, hierin ook een rol spelen?

Antwoord
Het Surinaamse driejarige project voor seksuele en reproductieve gezondheid, dat deel uitmaakt van het Meerjaren Sectorplan Gezondheidszorg van Suriname, staat een brede benadering voor. Als onderdeel van dit project, uitgevoerd door UNFPA in Suriname, is een nationaal beleid voor seksuele en reproductieve gezondheid opgesteld, waarin onder meer gewerkt wordt aan: . aanpassing van de nationale wetgeving aan internationale afspraken (International Conference on Population and Development, Millennium Development Goals) gericht op veilige zwangerschap, het tegengaan van huiselijk en seksueel geweld, decriminalisering van abortus en bevordering van het recht van jongeren op informatie en diensten m.b.t. seksuele gezondheid. . vermindering van culturele en sociale barrières voor het gebruik van anticonceptie door jongeren, met als doel minder ongewenste zwangerschappen.

Nederland verleent algemene steun aan, ondermeer, de sectoren Gezondheid (met een totaal bedrag van 10,1 miljoen euro) en Onderwijs in Suriname. Hierdoor worden complementaire activiteiten uitgevoerd op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid, inclusief bestrijding van hiv en aids. De nadruk ligt op jongeren en op kwaliteitsverbetering van informatie en diensten. In de beleidsdialoog van onze Ambassade met de overheid komen ook zaken als kwaliteit van de zorg, toegang tot voorbehoedmiddelen, ongewenste zwangerschappen en terugdringing van moedersterfte aan de orde. Met u onderschrijf ik de kwaliteit en expertise van CASA, IPPF en UNFPA. Onze Ambassade stimuleert de contacten tussen de overheid en deze organisaties. Internationaal verleen ik financiële steun aan UNFPA en IPPF. Deze organisaties zijn frequente donoren van de Surinaamse NGO "Stichting Lobi", erkend door het Surinaamse Ministerie van Volksgezondheid als dé organisatie voor gezinsplanning. Stichting Lobi exploiteert klinieken voor seksuele en reproductieve gezondheid in Paramaribo en de districten Nickerie en Marowijne, en speelt daarmee een belangrijke rol in het verlenen van kwalitatief goede zorg.


1) Deze vragen dienen ter aanvulling op Aanhangsel-Handelingen nr. 1209, vergaderjaar 2005-2006.
2) Gynaecologen in Paramaribo noemen schattingen die variëren van 35 50 abortussen per 1.000 vrouwen van 15 tot 44 jaar. Een rapport over tienerzwangerschap in Suriname van de stichting LOBI (2002) heeft het over 10.000 abortussen. Hierbij wordt gerefereerd aan een onderzoek uit 1992, waarin 11% van de ondervraagde vrouwen aangeeft een of meer abortus te hebben gehad voordat zij starten met anticonceptie. Volgens de volkstelling van januari 2005 zijn er in Suriname 112.706 vrouwen in de leeftijdscategorie 15 tot 44 jaar. Als het aantal van 10.000 abortussen klopt, betekent dit jaarlijks 89 abortussen per 1.000 vrouwen in de leeftijdscategorie 15 tot 44 jaar.
3) Zie ook antwoord op de vragen 4 & 5 op de in noot 1 genoemde vragen: "Ik zet mij in om te pleiten voor de rechten van vrouwen; wereldwijd . Seksuele en reproductieve rechten zijn mensenrechten en moeten door regeringen worden gegarandeerd voor elk individu. . Daarbij ga ik ook de discussie aan over de redenen waarom vrouwen voor abortus kiezen, en over de gevolgen van onveilige abortus. , ik schroom echter niet deze thema's ook bilateraal actief op de agenda te zetten."
4) CASA (Centra voor Anticonceptie, Seksualiteit en Abortus); UNFPA (United Nations Population Fund); IPPF (International Planned Parenthood Federation).


---- --