Algemene Vereniging Van Beroepsjournalisten in België
Nieuwsoverzicht
Bronnengeheim is geen privilegie
De wet op de bescherming van bronnen van journalisten is geen
privilege voor die journalisten, maar een essentieel onderdeel van het
recht op informatie van het publiek. Daar waren de deelnemers aan de
studiedag Het journalistiek bronnengeheim onthuld het woensdag over
eens.
De studiedag was opgezet door de Algemene Vereniging van
Beroepsjournalisten van België (AVBB), de vakgroep
Communicatiewetenschappen van de Universiteit Gent, de ULB en de
Internationale en Europese federaties van journalisten. Aanleiding was
de Werelddag van de persvrijheid, woensdag 3 mei.
De Belgische wet op het bronnengeheim is op 7 mei precies één jaar in
werking. En volgens Pol Deltour, nationaal secretaris van de AVBB/VVJ,
zijn de resultaten al zichtbaar. Hij sprak van een relatief rustig
jaar, op het vlak van incidenten tussen gerecht en pers. Ook blijkt de
politie duidelijk op de hoogte van de nieuwe wet. En magistraten
zeggen zelfs dat ze een probleem zien van zodra een journalist bij
iets betrokken is, omdat dan allerlei alarmbellen gaan rinkelen en ze
bijna niets meer kunnen doen. Deltour meldde dat slechts twee
incidenten zich hebben voorgedaan: een huiszoeking in juli vorig jaar
bij een journalist van Sud-Presse en een ondervraging van twee
journalisten van Vers lAvenir, in januari 2006. In het eerste geval
werd de huiszoeking nietig verklaard, in het tweede geval beriepen de
journalisten zich op de bronnenwet en konden ze zonder een verklaring
af te leggen weer naar huis.
Volgens Koen Lemmens, advocaat en docent aan de VUB, is het
bronnengeheim relevant in zaken waar de journalist zelf geen betrokken
partij is. Bij de totstandkoming van de wet had de wetgever angst dat
de journalisten zich ook op het bronnengeheim zouden beroepen als ze
zelf betrokken partij zouden zijn, wat elke aanklacht wegens laster en
eerroof onmogelijk zou maken. Maar uiteindelijk heeft onder meer de
journalistenvereniging de wetgever ervan kunnen overtuigen dat een
bronnenwet geen absolute immuniteit van de journalist inhield.
Maar wie is die journalist dan? Volgens Deltour moet het begrip hier
ruimer worden gezien dan wat de wet van 30 december 1963 als
beroepsjournalist definieert. Volgens hem kunnen ook journalisten in
bijberoep zich beroepen op het bronnengeheim. Hij ziet het element
vergoeding of bezoldiging als bepalend, en sluit daarmee vrijwilligers
en amateurs uit. Of bloggers uiteindelijk ook de wet kunnen inroepen,
zullen de rechtbanken moet uitmaken.
Lemmens leest het artikel 2 van de wet op het bronnengeheim meer
limitatief, en ziet het louter toepasselijk op wie beroepsmatig met
journalistiek bezig is. Hij noemde dat een schending van het
grondwettelijk principe van persvrijheid en van het
gelijkheidsbeginsel. Voorts spreekt de wet van een regelmatige en
rechtstreekse bijdrage. Kan een journalist die een boek schrijft dan
géén beroep doen op de bronnenwet?, vroeg hij zich af. De wetgever
heeft te veel de journalist willen beschermen en niet de
journalistiek. Ook de blogger en de milieuactivist zouden een beroep
moeten kunnen doen op het bronnengeheim als ze iets schrijven ter
informatie van het publiek.
Vanuit Nederland kwam Gerard Schuijt, emeritus professor van Amsterdam
en Leiden, betogen dat de Nederlandse rechtspraak het
verschoningsrecht in de praktijk hanteert en dat een wet op het
bronnengeheim voor hem niet zo hoeft, mede wegens de onduidelijke
definities inzake het toepassingsgebied.
Olivier Dalage, journalist bij Radio France International, getuigde
dat zijn Franse vakvereniging zich voor een stuk heeft gebaseerd op
het wetgevend werk in België en op de deontologie van de advocatuur.
Hij toonde met een voorbeeld van Le Canard Enchaîné aan dat in
Frankrijk de rechter rekening houdt met het sociaal belang van de
informatie en hij pleitte voor een echte sanctie zoals de
nietigverklaring van een uitspraak indien het bronnengeheim is
geschonden. Dat leek hem het enige middel om de wet effectief te laten
werken. Ook Deltour betreurde het dat de Belgische wet geen expliciete
sanctieregeling bevat.
In een reactie op een vraag uit het publiek hielp Schuijt een
misverstand de wereld uit: in Nederland worden ambtelijke
klokkenluiders beschermd als ze intern misbruiken aankaarten. Ze
genieten geen bescherming als ze misstanden naar buiten brengen.
Naar aanleiding van een opmerking over websites die door kort gedingen
met sluiting worden bedreigd, werd aangegeven dat dit niets te maken
had met het bronnengeheim, maar veeleer met de inhoud van de site, die
soms kan worden beschouwd als laster en eerroof. Enerzijds is er het
principe van de persvrijheid, maar anderzijds is het bronnengeheim
niet bedoeld om iedereen zomaar beschuldigingen te laten uiten die op
niets zijn gestoeld, merkte Schuijt op.
Marc Gruber, directeur van de Europese journalistenvereniging EFJ,
toonde zich bezorgd over initiatieven binnen de Europese Unie om
onderzoekers, in de strijd tegen het terrorisme, toe te laten allerlei
gegevens over personen op te vragen. De notie bronnengeheim is in
Europees verband niet eens aangehouden, maar werd naar nationale
wetgeving afgevoerd. Ook ULB-hoogleraar Carine Doutrelepont pleitte
voor waakzaamheid tegenover de Europese wetgever.
Advocaat Georges Henri Beauthier gaf enkele voorbeelden uit de jaren
90, toen de politieke overheid werd geconfronteerd met lekken vanuit
de magistratuur. Dat leidde toen tot diverse huiszoekingen in huizen
en autos van journalisten en bij redacties. Daarvoor is België
achteraf op de vingers getikt door het Europees Hof voor de Rechten
van de Mens in Straatsburg. Hij bekritiseerde de inbeslagneming van
materiaal, zonder schadeloosstelling van de journalist, terwijl soms
een heel netwerk in de vernieling is geraakt.
Ook de Brusselse onderzoeksrechter Bruno Bulthé putte anekdotes uit
zijn twintigjarige ervaring met de pers, en gaf zo een inkijk in de
dagelijkse praktijk van de verhouding pers-gerecht. Voor hem heeft de
wet op het bronnengeheim alvast één groot voordeel: er is nu op zijn
minst coherentie. De zaken zijn nu voor iedereen duidelijk, aldus
Bulthé.
(I.D.)