Gr_logo_top fake Nederland_top
Gr_collage Nederland_middle
Persbericht
Antisociale persoonlijkheidsstoornis
Mensen met een antisociale persoonlijkheidsstoornis kunnen zich
moeilijk in anderen verplaatsen, handelen impulsief en zijn snel
agressief. Niet zelden leidt deze ernstige psychiatrische stoornis tot
strafbaar gedrag, variërend van vandalisme tot ernstige vormen van
geweld, met gevangenisstraf of zelfs tbs als gevolg. Om te voorkomen
dat het zover komt zijn effectieve methoden beschikbaar, zoals
kinderen stimuleren in hun cognitieve ontwikkeling en coachen van
ouders. Zulke preventie is belangrijk, want genezing van de
antisociale persoonlijkheidsstoornis op volwassen leeftijd is nog niet
mogelijk. Wel kunnen cognitieve gedragstherapie en medicatie dan
helpen om het gevaar voor anderen te beperken. Gebruik van bewezen
effectieve methoden is daarbij essentieel. Ook is betere samenwerking
tussen geestelijke gezondheidszorg, gevangenissen en tbs-instellingen
noodzakelijk. Dit schrijft de Gezondheidsraad in een advies dat
vandaag wordt aangeboden aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport en de minister van Justitie.
In westerse landen heeft 1 tot 2 procent van de bevolking een
antisociale persoonlijkheidsstoornis, met meer of minder ernstige
symptomen. In gevangenissen en tbs-klinieken ligt het percentage een
stuk hoger. De combinatie met een andere psychiatrische stoornis,
zoals een verslaving, komt veel voor. Mannen hebben de stoornis acht
keer vaker dan vrouwen.
Een antisociale persoonlijkheidsstoornis ontstaat door een samenspel
van factoren, zo blijkt uit wetenschappelijk onderzoek. Een genetische
aanleg kan ertoe leiden dat een kind graag risicos opzoekt of niet zo
gevoelig is voor sancties. In combinatie met ongunstige sociale
omstandigheden, zoals opgroeien in een ontwricht of gewelddadig gezin,
kan dit in de kindertijd en adolescentie leiden tot een
gedragsstoornis. Blijven impulsief en agressief gedrag, gebrek aan
verantwoordelijkheidsgevoel en schuldbesef aanwezig als iemand
volwassen is geworden, dan is een antisociale persoonlijkheidsstoornis
ontstaan.
Verschillende interventies blijken de kans te verkleinen dat het zover
komt. Vroeg ingrijpen in risicovolle situaties, bijvoorbeeld door
gedragstraining voor de ouders of begeleiding van het kind, is daarbij
het meest doelmatig. Ingrijpen in de adolescentie vergt al een grotere
en langduriger inspanning. Dan zijn met name cognitieve
gedragstraining, functionele gezinstherapie en multisysteemtherapie
effectief, zo blijkt uit onderzoek.
Is eenmaal een antisociale persoonlijkheidsstoornis ontstaan, dan is
genezing vooralsnog niet mogelijk. Behandeling zal zich daarom moeten
richten op het verminderen van impulsiviteit en agressief gedrag.
Verslaving verergert die symptomen; in dat geval kunnen psychotherapie
en conditionering door belonen ingezet worden. Dringen die de
verslaving terug, dan worden ook de uitingsvormen van de stoornis
minder ernstig.
Veel vragen kunnen met de huidige kennis niet beantwoord worden.
Duidelijk is wel dat de meest effectieve mogelijkheden van dit moment
niet optimaal worden gebruikt. De Gezondheidsraad doet daarom de
volgende aanbevelingen:
Voor effectieve preventie is het nodig de kwaliteit van de zorg in de
jeugdhulpverlening en de justitiële jeugdzorg te bevorderen. Dit kan
onder meer door de deskundigheid in het herkennen van risicosituaties
en stoornissen te vergroten. Ook is werken volgens wetenschappelijk
onderbouwde behandelmethoden van belang.
Bij volwassenen kunnen de mogelijkheden voor het verkleinen van gevaar
beter benut worden. Meer samenwerking tussen instellingen voor
geestelijke gezondheidszorg, gevangeniswezen en tbs-klinieken is
daarbij essentieel. Ook hier is een betere wetenschappelijke
onderbouwing van behandelkeuzen nodig.
Preventie en behandeling van de antisociale persoonlijkheidsstoornis
zijn effectiever en doelmatiger dan gevangenisstraf. Om de
mogelijkheden daarvoor te vergroten is meer onderzoek nodig.
Het advies is opgesteld door een commissie waarin zitting hadden:
prof. dr WA van Gool, hoogleraar neurologie; Academisch Medisch
Centrum, Amsterdam; voorzitter dr R Berghmans, ethicus; Universiteit
Maastricht drs GHA van Brussel, sociaal geneeskundige; GGD Amsterdam
drs FH Clabbers, ministerie van VWS; adviseur prof. dr ThAH
Doreleijers, hoogleraar kinder- en jeugdpsychiatrie; VU Medisch
Centrum/De Bascule, Amsterdam prof. dr GF Koerselman, hoogleraar
psychiatrie; Universitair Medisch Centrum, Utrecht dr J Meyer,
directeur Expertisecentrum Forensische Psychiatrie; Utrecht prof. dr
mr LM Moerings, hoogleraar penologie; Universiteit Leiden mr drs DW
Oppedijk, voormalig geneesheer-directeur Forensisch-psychiatrisch
centrum Veldzicht, Balkbrug mr dr P Osinga, ministerie van Justitie;
adviseur prof. dr C de Ruiter, hoogleraar forensische psychologie;
Universiteit Maastricht prof. dr JA Swinkels, hoogleraar
richtlijnontwikkeling in de geestelijke gezondheidszorg; Universiteit
van Amsterdam prof. dr RW Trijsburg, hoogleraar psychotherapie;
Erasmus Universiteit, Rotterdam prof. dr R Verheul, hoogleraar
persoonlijkheidsstoornissen; Universiteit van Amsterdam mr A Bood;
Gezondheidsraad, secretaris.
Nadere inlichtingen verstrekt mw ir A Wijbenga, tel. (070) 340 6262 ,
e-mail a.wijbenga@gr.nl.
8 mei 2006
---
Samenvatting | PDF | Citeertitel
Gezondheidsraad