Unicef



Pakistan: cijfers verzamelen voor een betere hulpverlening 10 mei 2006, New York - Vlak na een natuurramp is het altijd heel moeilijk om in te schatten welke hulp de slachtoffers precies nodig hebben. Door een gebrek aan overzicht en communicatiemogelijkheden ontstaat er vaak verwarring over de omvang van de ramp en het aantal slachtoffers. Hulporganisaties hebben in het begin ook moeite om de getroffenen te bereiken. Met het risico dat de verkeerde hulp gegeven wordt, of dat die hulp niet op de juiste plek terechtkomt.

Kleine kinderen zijn het meest kwetsbaar, blijkt uit een onderzoek van onder meer Unicef.
Kleine kinderen zijn het meest kwetsbaar, blijkt uit een onderzoek van onder meer Unicef.

Unicef hecht daarom een groot belang aan onderzoek. Dat klinkt weinig daadkrachtig. In noodsituaties gaat het niet om denken maar doén, is de opvatting. Je moet snel handelen, zodat je zoveel mogelijk mensenlevens kunt redden. Maar dat Unicef bezig is met cijfers, betekent niet dat er daarnaast niks gebeurt. Unicef biedt noodhulp en bekijkt tegelijkertijd waar die hulp het hardst nodig is.

Dat gebeurde ook in Pakistan, na de aardbeving van oktober vorig jaar. Samen met het Wereldvoedselprogramma (WFP), de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en het Pakistaanse ministerie van gezondheidszorg, is onderzocht of de geboden hulp effectief was.

Steekproeven
De onderzoekers namen daarvoor steekproeven, die representatief waren voor de levensomstandigheden in alle dorpen en opvangkampen in het getroffen gebied. De resultaten lieten zien dat kinderen tot vijf jaar het meest kwetsbaar waren; zeven maanden na de aardbeving is ondervoeding bij Pakistaanse kinderen nog steeds een groot probleem. Bovendien zijn kleine kinderen buitenproportioneel door de aardbeving getroffen. Alleen al in Muzaffarabad is 10 procent van hen tijdens de ramp om het leven gekomen.

Het moeilijk begaanbare terrein in Pakistan maakte het lastig om de gegevens voor het onderzoek te verzamelen. Het moeilijk begaanbare terrein in Pakistan maakte het lastig om de gegevens voor het onderzoek te verzamelen.

Uit het onderzoek kwam ook naar voren dat een groot aantal gezinnen voldoende variatie in het eten kon aanbrengen. Maar de porties vlees, fruit en graanproducten waren wel te klein. Ook lieten in sommige gebieden de hygiënische omstandigheden flink te wensen over. Bijna de helft van de bevolking in Manshera en een derde van de bewoners van de opvangkampen deden hun behoefte buiten, waardoor makkelijk ziektes konden ontstaan.

Latrines: gebruik ze
De onderzoekers hadden een aantal aanbevelingen. Ze adviseerden bijvoorbeeld om vooral kinderen, zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven van aanvullende voeding te voorzien. Het geven van borstvoeding moest worden aangemoedigd. En de bevolking moest meer worden voorgelicht over een goede hygiëne, zoals handen wassen en het gebruik van latrines.

Mede dankzij dit onderzoek komt er langzaam verbetering in de levensomstandigheden van de bevolking in het aardbevingsgebied. Unicef, de Pakistaanse regering en de andere VN-organisaties kunnen hun hulp beter afstemmen op de behoeften van de bevolking.