Raad van de Europese Unie

| | | |

|RAAD VAN                 |                                       |NL         |
|DE EUROPESE UNIE         |                                       |           |
|8402/06 (Presse 106)                                                       |
|(OR. en)                                                                   |
|PERSMEDEDELING                                                             |
|Betreft:                                                                   |
|PERSMEDEDELING                                                             |
|2725e zitting van de Raad                                                  |
|Justitie en Binnenlandse Zaken                                             |
|Luxemburg, 27-28 april 2006                                                |
|Voorzitter Mevrouw Karin GASTINGER                                         |
|Minister van Justitie                                                      |
|Mevrouw Liese PROKOP                                                       |
|Minister van Binnenlandse Zaken van Oostenrijk                             |
|                                                                           |
|Voornaamste resultaten van de Raadszitting                                 |
|De Raad heeft een politiek akkoord bereikt over een verordening betreffende|
|het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen ("Rome |
|II"). De verordening strekt ertoe de voorschriften betreffende             |
|niet-contractuele verbintenissen te standaardiseren en aldus het           |
|internationaal privaatrecht in burgerlijke en handelszaken verder te       |
|harmoniseren.                                                              |
|Er is tevens een politiek akkoord bereikt over een beschikking die ertoe   |
|strekt de legesrechten voor de behandeling van visumaanvragen te verhogen  |
|van 35 euro tot 60 euro, om rekening te houden met de invoering van het    |
|Visuminformatiesysteem en met het opnemen van biometrische gegevens van de |
|aanvragers.                                                                |
|Voorts heeft de Raad conclusies aangenomen betreffende de bestrijding van  |
|de mensenhandel en betreffende gezamenlijke terugkeeroperaties door de     |
|lucht.                                                                     |
|De Raad is tot een consensus gekomen over een kaderbesluit ter bestrijding |
|van georganiseerde criminaliteit, en heeft overeenstemming bereikt over een|
|overleveringsprocedure tussen de lidstaten van de Europese Unie en IJsland |
|en Noorwegen.                                                              |
|De Raad heeft tot slot een gemeenschappelijk optreden vastgesteld inzake de|
|militaire operatie van de Europese Unie ter ondersteuning van de missie van|
|de Verenigde Naties in de Democratische Republiek Congo (MONUC) tijdens het|
|verkiezingsproces. Het gemeenschappelijk optreden vormt voor de EU de      |
|rechtgrondslag en schetst het kader voor de operatie.                      |
INHOUD1

DEELNEMERS 6

BESPROKEN PUNTEN

GEMENGD COMITÉ 9


- Legesrechten voor visa 9


- Gemeenschappelijke visumaanvraagcentra 9


- Schengeninformatiesysteem II (SIS II) 9


- Politiële samenwerking tussen lidstaten 10


- Bescherming van persoonsgegevens 10

LEGESRECHTEN VOOR VISA 11

MENSENHANDEL 13


- Presentatie door Europol 13


- Uitvoering van het actieplan - stand van zaken 13


- Conclusies van de Raad 14

EXTERNE BETREKKINGEN 19


- Uitvoering van de JBZ-strategie inzake externe betrekkingen 19


- Follow-up van Hampton Court: uitvoering van prioritaire acties op het gebied van migratie 19


- Resultaat van de bijeenkomst van de Permanente Partnerschapsraad (PPR) EU-Rusland 20

LIJST VAN VEILIGE LANDEN VAN HERKOMST 21

VN-DIALOOG OP HOOG NIVEAU OVER INTERNATIONALE MIGRATIE EN ONTWIKKELING 22

RECHT DAT VAN TOEPASSING IS OP NIET-CONTRACTUELE VERBINTENISSEN (Rome II) 23

VRAAGSTUKKEN IN VERBAND MET JUSTITIËLE SAMENWERKING IN BURGERLIJKE ZAKEN DIE IN HET KADER VAN ANDERE COMMUNAUTAIRE ONTWERP-INSTRUMENTEN WORDEN BESPROKEN 25

OPENING VAN "N-LEX" EN PRESENTATIE VAN "EUR-LEX" 26

EUROPEES BEWIJSVERKRIJGINGSBEVEL (EBB) 28

BESTRIJDING VAN GEORGANISEERDE CRIMINALITEIT 29

PROCEDURELE RECHTEN IN STRAFPROCEDURES IN DE GEHELE EUROPESE UNIE 31

WEDERZIJDSE ERKENNING VAN STRAFRECHTELIJKE BESLISSINGEN 32

OVERLEVERINGSPROCEDURE TUSSEN DE LIDSTATEN VAN DE EU EN IJSLAND EN NOORWEGEN 33

DIVERSEN 33


- Dialoog op hoog niveau over terrorismebestrijding 33

ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN

JUSTITIE EN BINNENLANDSE ZAKEN

Samenwerking tussen politiële, douane- en andere gespecialiseerde wetshandhavingsinstanties 34

Versterkte praktische samenwerking op het gebied van asiel - Conclusies van de Raad 34

Verbeterde operationele samenwerking bij gezamenlijke terugkeeroperaties door de lucht - Conclusies van de Raad 36

Denemarken - Overeenkomsten inzake burgerlijke en handelszaken 39

Toetreding tot de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht 39

Insolventieprocedures 40

Externe dimensie van de justitiële samenwerking in strafzaken 40

Buitengrenzen - Werkprogramma's van het Agentschap voor 2005 en 2006 40

Europese Politieacademie 40

Georganiseerde misdaad - smokkel van migranten 41

GEMEENSCHAPPELIJK BUITENLANDS- EN VEILIGHEIDSBELEID

Birma/Myanmar - Verlenging van de beperkende maatregelen 41

EUROPEES VEILIGHEIDS- EN DEFENSIEBELEID

Militaire operatie van de EU ter ondersteuning van MONUC tijdens het verkiezingsproces in de DR Congo 42

HANDELSBELEID

Antidumping - China en de Filipijnen - Hulpstukken voor buisleidingen 43

DOUANE-UNIE

EU/TURKIJE - Tenuitvoerlegging van de douane-unie 44

VERVOER

Overeenkomst inzake luchtdiensten met Bosnië en Herzegovina 44

INTERNE MARKT

Octrooien van farmaceutische producten 45

SOCIAAL BELEID

2007: Europees Jaar van gelijke kansen voor iedereen 45

TRANSPARANTIE

Toegang van het publiek tot documenten 46

DEELNEMERS

De regeringen van de lidstaten en de Europese Commissie waren als volgt vertegenwoordigd:

België:
de heer Patrick DEWAEL vice- eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken

Tsjechische Republiek:
de heer Franti?ek BUBLAN minister van Binnenlandse Zaken de heer Ivo HARTMANN vice- minister, toegevoegd aan de vice- minister-president en minister van Justitie

Denemarken:
mevrouw Lene ESPERSEN minister van Justitie

Duitsland:
mevrouw Brigitte ZYPRIES minister van Justitie de heer Peter ALTMAIER parlementair staatssecretaris van Binnenlandse Zaken

Estland:
de heer Kalle LAANET minister van Binnenlandse Zaken de heer Rein LANG minister van Justitie

Griekenland:
de heer Anastasis PAPALIGOURAS minister van Justitie de heer Vyron POLYDORAS minister van Openbare Orde

Spanje:
de heer Antonio CAMACHO VIZCAÍNO staatssecretaris van Veiligheid mevrouw Ana María DE MIGUEL LANGA secretaris-generaal, ministerie van Justitie

Frankrijk:
de heer Pascal CLÉMENT grootzegelbewaarder, minister van Justitie de heer Christian ESTROSI toegevoegd minister van Ruimtelijke Ordening

Ierland:
de heer Michael McDOWELL minister van Justitie, Rechtsgelijkheid en Hervorming van het Recht

Italië:
de heer Rocco Antonio CANGELOSI permanent vertegenwoordiger

Cyprus:
de heer Doros THEODOROU minister van Justitie en Openbare Orde
de heerr Lazaros SAVVIDES secretaris-generaal, ministerie van Binnenlandse Zaken

Letland:
de heer Dzintars JAUND?EIKARS minister van Binnenlandse Zaken de heer Guntars GRINVALDS minister van Justitie

Litouwen:
de heer Gintaras Jonas FURMANAVI?IUS minister van Binnenlandse Zaken de heer Gintaras ?VEDAS vice- minister van Justitie

Luxemburg:
de heer Luc FRIEDEN minister van Justitie, minister van de Schatkist en van Begroting, minister van Defensie de heer Nicolas SCHMIT gedelegeerd minister van Buitenlandse Zaken en Immigratie

Hongarije:
de heer Miklós HANKÓ FARAGÓ politiek staatssecretaris, ministerie van Justitie mevrouw Kristina BERTA onderstaatssecretaris voor Internationale Betrekkingen, ministerie van Binnenlandse Zaken

Malta:
de heer Tonio BORG vice-minister- president, minister van Justitie en Binnenlandse Zaken

Nederland:
mevrouw Rita VERDONK minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie de heer Piet Hein DONNER minister van Justitie

Oostenrijk:
mevrouw Liese PROKOP minister van Binnenlandse Zaken mevrouw Karin GASTINGER minister van Justitie

Polen:
de heer Ludwik DORN vice-minister- president, minister van Binnenlandse Zaken en Bestuurszaken de heer Andrzej GRZELAK staatssecretaris, ministerie van Justitie

Portugal:
de heer José MAGALHÃES toegevoegd staatssecretaris van Binnenlandse Zaken de heer José Manuel CONDE RODRIGUES toegevoegd staatssecretaris van Justitie

Slovenië:
de heer Dragutin MATE minister van Binnenlandse Zaken de heer Robert MAROLT staatssecretaris, ministerie van Justitie

Slowakije:
mevrouw Lucia ?IT?ANSKÁ minister van Justitie

Finland:
de heer Kari RAJAMÄKI minister van Binnenlandse Zaken mevrouw Leena LUHTANEN minister van Justitie

Zweden:
de heer Thomas BODSTRÖM minister van Justitie mevrouw Barbro HOLMBERG minister, ministerie van Buitenlandse Zaken, belast met Migratiebeleid

Verenigd Koninkrijk:
barones ASHTON of UPHOLLAND staatssecretaris, ministerie van Constitutionele Zaken Lord GOLDSMITH Attorney General

Commissie:
de heer Franco FRATTINI vice- voorzitter

De regeringen van de toetredende staten waren als volgt vertegenwoordigd:

Bulgarije
de heer Rumen YORDANOV PETKOV minister van Binnenlandse Zaken de heer Georgi PETKOV PETKANOV minister van Justitie

Roemenië:
de heer Vasile BLAGA minister van Bestuurszaken en Binnenlandse Zaken mevrouw Monica MACOVEI minister van Justitie

BESPROKEN PUNTEN

GEMENGD COMITÉ

Legesrechten voor visa

Het voorzitterschap nam er nota van dat er ruime overeenstemming bestond over de tekst van een beschikking waarbij de legesrechten voor de behandeling van visumaanvragen worden verhoogd van 35 euro naar 60 euro, en heeft besloten dit dossier voor te leggen aan de Raad met het oog op het bereiken van een politiek akkoord over de tekst (zie hierna).

Gemeenschappelijke visumaanvraagcentra

Vice-voorzitter van de Commissie Franco Frattini gaf een toelichting op een Commissievoorstel betreffende gemeenschappelijke aanvraagcentra, dat in juni 2006 bij de Raad zal worden ingediend.

Overeenkomstig het Haags Programma diende de Commissie een voorstel houdende wijziging van de Gemeenschappelijke Visuminstructies in te dienen teneinde een rechtsgrondslag voor de verzameling van biometrische gegevens bij visumaanvragers in te stellen, en regels vast te stellen voor mogelijke vrijstellingen van deze vereiste. De Commissie werd voorts verzocht een voorstel in te dienen teneinde te voorzien in een wetgevingskader voor de lidstaten voor de instelling van gemeenschappelijke aanvraagcentra. De instelling van die gemeenschappelijke aanvraagcentra strekt ertoe de lidstaten de mogelijkheid te bieden om gebouwen, personeel en uitrusting te delen, en bijgevolg ook de economische lasten van de invoering van deze nieuwe vereiste te spreiden.

Schengeninformatiesysteem II (SIS II)

De Raad bestudeerde de stand van zaken van SIS II en besprak de rechtsgrondslag ervan. De Raad bevestigde dat in het SIS II biometrische gegevens voor identificatiedoeleinden zullen worden gebruikt zodra dat technisch mogelijk is. Zes van de nieuwe lidstaten (Tsjechië, Letland, Litouwen, Hongarije, Estland en Slowakije), gesteund door Slovenië, dienden een gezamenlijke verklaring in waarbij de Raad wordt verzocht ervoor te zorgen dat de besprekingen over de wetgevingsvoorstellen niet leiden tot vertraging van de goedkeuring van SIS II.

De Commissie heeft op 31 mei 2005 wetgevingsvoorstellen betreffende de rechtsgrondslag voor SIS II ingediend: twee volgens de medebeslissingsprocedure aan te nemen verordeningen en een besluit van de Raad. De besprekingen van deze voorstellen zijn in een beslissende fase gekomen. Om ervoor te zorgen dat SIS II in 2007 operationeel is en vervolgens de binnengrenscontroles voor de nieuwe lidstaten af te schaffen, dienen de wetgevingsinstrumenten spoedig te worden aangenomen.

Het voorzitterschap verklaarde voornemens te zijn deze onderhandelingen over de rechtsgrondslag uiterlijk in juni 2006 af te ronden, zodat de lidstaten de nodige technische maatregelen en nationale regelgevingen kunnen opstellen.

Politiële samenwerking tussen lidstaten

Het voorzitterschap nam nota van een politieke toezegging om praktische politieke samenwerking tussen lidstaten in de zin van het Haags Programma te ontwikkelen, en kondigde aan dat het voorzitterschap en de Commissie samen zullen werken aan een nieuwe tekst met het oog op de instelling van een doeltreffend instrument ter verbetering van de strategische en operationele samenwerking tussen de wetshandhavingsautoriteiten van de lidstaten en ter verhoging van het niveau van veiligheid voor de burgers van de Europese Unie.

Bescherming van persoonsgegevens

Het voorzitterschap informeerde de Raad over de stand van de besprekingen over dit ontwerp-kaderbesluit. Het vermeldde daarbij de volgende hoofdpunten die tot nu toe werden besproken:


1. de vraag of zowel de politiële als de justitiële samenwerking door het ontwerp-kaderbesluit moeten worden bestreken;


2. de vraag of het toepassingsgebied moet worden uitgebreid tot andere rechtshandhavingsinstanties dan de politie;


3. de vraag of het kaderbesluit tevens betrekking moet hebben op informatie die aan derde staten wordt toegezonden; en


4. de vraag of het toepassingsgebied van het kaderbesluit moet worden beperkt tot de grensoverschrijdende toezending van informatie en de verwerking van de aldus toegezonden gegevens - zoals voorzien in het Commissievoorstel - of dat het ook gegevens dient te omvatten die in een louter nationale context worden verzameld en gebruikt.

Op 4 oktober 2005 heeft de Commissie de Raad een voorstel doen toekomen voor een kaderbesluit van de Raad over de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken. Op 13 december 2005 heeft de Raad het Parlement om advies gevraagd over het voorstel.

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming heeft op 24 januari 2006 zijn advies over het voorstel uitgebracht. De conferentie van Europese gegevensbeschermingsautoriteiten heeft eveneens een advies over het voorstel uitgebracht.

LEGESRECHTEN VOOR VISA

De Raad heeft een politiek akkoord bereikt over een beschikking die ertoe strekt de legesrechten voor de behandeling van visumaanvragen te verhogen van 35 euro tot 60 euro, om rekening te houden met de invoering van het Visuminformatiesysteem en met het opnemen van biometrische gegevens van de aanvragers. De beschikking moet formeel worden aangenomen.

De Griekse, Hongaarse en Zweedse delegatie kondigden aan dat zij tegen zouden stemmen.

Deze beschikking zal uiterlijk met ingang van 1 januari 2007 van toepassing zijn.

De beschikking voorziet erin dat in individuele gevallen, met inachtneming van de onderscheiden nationale rechtsbepalingen, gehele of gedeeltelijke ontheffing van legesrechten kan worden verleend indien hiermee culturele, met de buitenlandse of ontwikkelingspolitiek verband houdende of andere doeleinden van wezenlijk openbaar belang worden gediend, dan wel op humanitaire gronden.

Van betaling van legesrechten zijn volledig vrijgesteld visumaanvragers die tot een van de volgende categorieën behoren:

kinderen jonger dan 6 jaar;

scholieren, studenten, al dan niet op postdoctoraal niveau, en hen begeleidende leraren die zich verplaatsen voor studie of opleiding; en

onderzoekers uit derde landen die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen voor het verrichten van wetenschappelijk onderzoek in de zin van Aanbeveling nr. 2005/761/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 september 2005.

Een gehele of gedeeltelijke ontheffing van legesrechten ten behoeve van onderdanen van een derde land kan eveneens voortvloeien uit een overeenkomst die, met inachtneming van het algemene Gemeenschapsbeleid inzake visumfaciliteringsovereenkomsten, tussen de Europese Gemeenschap en het betrokken derde land is gesloten met het oog op een soepeler afgifte van visa.

Tot 1 januari 2008 geldt deze beschikking voorts niet voor de betaling van legesrechten voor visa die worden aangevraagd door onderdanen van derde landen ten aanzien waarvan de Raad de Commissie voor 1 januari 2007 een onderhandelingsmandaat voor een visumfaciliteringsovereenkomst heeft verstrekt.

Er is tevens overeenstemming bereikt over de volgende verklaringen:

Verklaring van de Raad en de Commissie

"De Raad en de Commissie merken op dat facilitering van de visumverlening, dat is het vereenvoudigen van de procedures voor het verstrekken van visa aan de inwoners van derde landen die onder de visumplicht vallen, verdere kansen kan bieden om de contacten tussen de EU en de naburige landen te bevorderen, onder andere door bepaalde categorieën onderdanen van derde landen geheel of gedeeltelijk ontheffing van legesrechten te verlenen.

De Raad en de Commissie wijzen er eveneens op dat de gemeenschappelijke aanpak van de visumfacilitering de mogelijkheid creëert om, aan de hand van een individuele beoordeling van de betrokken landen, met derde landen onderhandelingen over de facilitering van de visumverlening te openen, rekening houdend met het geheel van de betrekkingen tussen de Europese Unie en de kandidaat-lidstaten, de landen met een Europees perspectief, de landen die onder het Europese Nabuurschapsbeleid vallen en de strategische partnerlanden.

De Raad en de Commissie bevestigen hun steun voor de totstandkoming van visumfaciliteringsovereenkomsten met derde landen met inachtneming van de procedures en overwegingen in de gemeenschappelijke aanpak van visumfacilitering, en benadrukken daarbij dat parallel hieraan overnameovereenkomsten tot stand moeten komen, die gelijktijdig met eerstgenoemde overeenkomsten in werking dienen te treden.

De Raad en de Commissie achten het gewenst dat de lidstaten in het kader van de bevordering van privé-contacten met de naburige landen overeenkomstig de algemene doelstellingen van het EU-beleid, gebruik maken van de mogelijkheden die door het Schengenacquis worden geboden, met name wanneer dergelijke privé-contacten kunnen bijdragen tot versterking van de civiele maatschappij en tot de democratisering in deze landen. De Raad en de Commissie verzoeken ook de uitwerking van de nieuwe maatregelen ten aanzien van deze doelstellingen bestendig te volgen."

Verklaring van de Raad

"De Raad verzoekt de Commissie om, volgens de procedures en overwegingen als vastgesteld in de gemeenschappelijke aanpak van visumfacilitering, aan de hand van een individuele beoordeling van de betrokken landen en rekening houdend met punt II.3 van de Beginselen als vastgesteld in de onderhavige beschikking, aanbevelingen in te dienen voor onderhandelingsmandaten voor visumfaciliterings- en overnameovereenkomsten, en daarbij aan te vangen met de landen met een Europees perspectief als bedoeld in de conclusies van de Europese Raden van juni 2003 en juni 2005."

MENSENHANDEL

Presentatie door Europol

De heer Max-Peter Ratel, directeur van Europol, gaf een toelichting op het mandaat, de activiteiten, de bronnen en uitdagingen van Europol op het gebied van mensenhandel. Hij deed de volgende aanbevelingen aan de lidstaten:

volg het actieplan van de EU inzake mensenhandel,

de onderzoeksteams van de lidstaten moeten weten hoe ze gebruik moeten maken van Europol en van bestaande beste praktijken,

de lidstaten moeten Europol op de hoogte houden en Europol om bijstand verzoeken, en

de lidstaten moeten de voordelen van een nauwere samenwerking met internationale organisaties en niet-gouvernementele organisaties benutten.

Uitvoering van het actieplan - stand van zaken

Het voorzitterschap en vice-voorzitter van de Commissie Franco Frattini informeerden de Raad over de aan de gang zijnde uitvoering van het actieplan inzake mensenhandel. Er is een gezamenlijke conferentie van het voorzitterschap en de Commissie gepland voor juni 2006, overeenkomstig het actieplan inzake mensenhandel.

Voorts gaf de Commissie een toelichting op haar voornemen om aanbevelingen inzake kinderhandel voor te leggen.

Conclusies van de Raad

De Raad heeft de volgende conclusies aangenomen:

"1. De bestrijding van mensenhandel is een prioriteit van de EU en van het Oostenrijkse Raadsvoorzitterschap. De handel in mensen, met name vrouwen en kinderen, met het oog op seksuele en andere vormen van uitbuiting is een van de ernstigste vormen van mensenrechtenschending, en het voorzitterschap is dan ook vastbesloten een bijdrage te leveren aan de uitvoering van het EU- plan inzake de beste praktijken, normen en procedures bij de voorkoming en bestrijding van mensenhandel (hierna het EU-actieplan inzake mensenhandel genoemd, dat door de Raad is aangenomen op 1- 2 december 2005) .

2. De stand van de uitvoering van dit actieplan is, zoals voorzien in punt 1.2 van (de bijlage van) het plan, door de Raad en de Commissie besproken tijdens het politieke debat over het EU-beleid ter bestrijding van mensenhandel.

3. Na afloop van het politieke debat concludeerde de Raad dat deze conclusies een bijwerking moeten vormen van het EU-actieplan inzake mensenhandel, in het bijzonder specifieke maatregelen ter bestrijding van mensenhandel in verband met grote internationale evenementen, waaronder sportevenementen, als bepaald in de punten 9, 10 en 11.

4. Om de mensenhandel zo efficiënt mogelijk te bestrijden, dienen het analytische werk, met inbegrip van de dreigingsevaluatie voor georganiseerde criminaliteit (OCTA), en de ondersteunende functies van Europol te worden geoptimaliseerd. Voorts moeten Europol, Eurojust, het Europees Buitengrenzenagentschap (FRONTEX) en de operationele Task Force van hoofden van politie van de EU zich op gezette tijden over deze problematiek buigen, teneinde te voorzien in de passende samenwerkingsmaatregelen.


5. In deze context is het van het grootste belang dat alle lidstaten

de ruimst mogelijke samenwerking bieden, zowel onderling als met de bevoegde bureaus en agentschappen, door inlichtingen en informatie ter beschikking te stellen met het oog op het opstellen van een evaluatie;

zich ertoe verbinden Europol systematisch informatie te verschaffen, vooral wanneer zij een bijdrage hebben geleverd aan een analytisch werkbestand over een specifiek vraagstuk.


6. In het licht van de door de Commissie verrichte evaluatie van het Kaderbesluit van 19 juli 2002 inzake bestrijding van mensenhandel en van het Kaderbesluit tot versterking van het strafrechtelijk kader voor de bestrijding van hulpverlening bij illegale binnenkomst, illegale doortocht en illegaal verblijf, dat op 28 november 2002 is aangenomen samen met Richtlijn 2002/90/EG van 28 november 2002 tot omschrijving van hulpverlening bij illegale binnenkomst, illegale doortocht en illegaal verblijf , moet rekening worden gehouden met het volgende:

dankzij het Kaderbesluit van de Raad inzake bestrijding van mensenhandel beschikken de lidstaten nu in het algemeen over specifieke strafrechtelijke bepalingen waarbij mensenhandel met het oog op uitbuiting op arbeidsgebied of met het oog op seksuele uitbuiting strafbaar wordt gesteld;

de lidstaten lijken - voorzover uit de beschikbare informatie is af te leiden - te beschikken over strafrechtelijke bepalingen waarbij sancties zijn vastgesteld voor hulpverlening bij illegale doortocht en illegaal verblijf;

voor de beide kaderbesluiten heeft de Commissie nog steeds niet van alle lidstaten de nodige informatie ontvangen, en een aantal lidstaten heeft gegevens verstrekt die zich niet voor een snelle en efficiënte evaluatie lenen;

over kwetsbare slachtoffers, en met name kinderen (d.w.z. elke persoon beneden de leeftijd van 18 jaar), die in het kader van mensenhandel in het algemeen bijzonder kwetsbaar zijn, heeft de Commissie van de lidstaten onvoldoende informatie ontvangen. Zij heeft de bescherming van en bijstand aan deze groep slachtoffers dan ook niet echt kunnen beoordelen.

Een en ander betekent dat de Commissie

de desbetreffende wetgeving van de lidstaten nog nader zal moeten bekijken ten einde na te gaan of de wetgeving, om slachtoffers, uitgaande van het belang van het kind, afdoende bescherming en bijstand te bieden, op EU- niveau moet worden verbeterd;

de praktische toepassing en de doeltreffendheid van het wetgevingskader, om uitbuiting, in het bijzonder van vrouwen en kinderen, te voorkomen, zal evalueren;

de lidstaten oproept het kaderbesluit van de Raad om te zetten en de Commissie hiervan in kennis te stellen met volledige inachtneming van de door de Raad vastgestelde termijnen.

De Raad roept de lidstaten op, bovengenoemde instrumenten ter bestrijding van mensenhandel en het smokkelen van migranten onverkort uit te voeren. Dit betekent dat deze twee vormen van criminaliteit duidelijk van elkaar onderscheiden moeten worden, hoewel zij in de praktijk kunnen samenvallen. Voorts wordt de lidstaten met klem verzocht zorg te dragen voor een efficiënte praktijk van opsporing en vervolging van gevallen van mensenhandel, en daarbij rekening te houden met de behoeften van het slachtoffer op het gebied van bescherming en bijstand.


7. Om de opleiding van gespecialiseerde onderzoekers te verbeteren en de uitwisseling van beste praktijken te stimuleren heeft het voorzitterschap recentelijk in Wenen een conferentie over de bestrijding van kinderhandel georganiseerd; het voorzitterschap zal tevens zorgen voor de nodige praktische follow-up .


8. Teneinde bij te dragen tot de uitvoering van andere in het EU- actieplan inzake mensenhandel voorziene maatregelen, zijn het Raadsvoorzitterschap en de Commissie van zins vóór juni 2006 gezamenlijk een conferentie van deskundigen te organiseren, die de stand van de uitvoering van het actieplan, inclusief specifieke maatregelen ter bestrijding en voorkoming van mensenhandel die verband houdt met grote internationale evenementen, zal evalueren. De deskundigen zouden een nuttige bijdrage kunnen leveren door onderstaande punten te behandelen:

nagaan welke de beste praktijken zijn bij het opsporen van slachtoffers, en de opstelling overwegen van een ruime lijst van criteria met betrekking tot beste praktijken op dit gebied, overeenkomstig punt 6.1 van (de bijlage van) het actieplan;

bestaande contacten stimuleren en een steviger netwerk van NGO's en internationale steunverlenende organisaties en reïntegratiediensten opbouwen, overeenkomstig punt 6.2.a van (de bijlage van) het actieplan.

Deze twee vraagstukken zijn nauw verbonden met het vraagstuk van de nationale verwijzingsmechanismen. Het voorzitterschap van de Raad en de Commissie zullen erop toezien dat de EU zich beraadt op de verdere ontwikkeling van het OVSE-handboek over het nationale verwijzingsmechanisme (punt 6.2.c van (de bijlage van) het actieplan). Deze vraagstukken zijn ook relevant voor de ontwikkeling van een adressenbestand van diensten voor de hele EU, om de beschikbare steunregelingen in kaart te brengen (punt 6.2.b van (de bijlage van) het actieplan), alsook voor de voorstellen die de Commissie met betrekking tot de op EU-niveau benodigde coördinatie- en samenwerkingsmechanismen dient op te stellen (punt 1.3.b van (de bijlage van) het actieplan). Ook deze aanverwante vraagstukken moeten door de conferentie bekeken worden.


9. Onder verwijzing naar de Resolutie van het Europees Parlement van 15 maart 2006 over gedwongen prostitutie in het kader van internationale sportevenementen , beklemtoont het voorzitterschap dat grote internationale evenementen, waaronder sportevenementen, het risico blijken in te houden dat zij gepaard gaan met een tijdelijke toename van de mensenhandel. De lidstaten van de Europese Unie zullen daarom, op basis van eerdere ervaringen, beste praktijken uitwisselen en maatregelen nemen om de onderlinge samenwerking te versterken en een toename van de mensenhandel, in het bijzonder met het oog op seksuele exploitatie, te voorkomen en te bestrijden.

De Raad en de Commissie hebben in deze context ook een bespreking gewijd aan het vraagstuk van het voorkomen en bestrijden van mensenhandel die verband houdt met grote internationale evenementen, waaronder sportevenementen.


10. De Raad spreekt zijn waardering uit voor de maatregelen die Duitsland heeft genomen met betrekking tot het wereldkampioenschap voetbal in 2006, en verheugt zich over de bereidheid van Duitsland om na afloop van het evenement verslag uit te brengen over de opgedane ervaringen, die kunnen dienen als uitgangspunt voor het opstellen van beste praktijken op dit gebied met het oog op toekomstige evenementen.


11. Lidstaten die een groot internationaal evenement, daaronder begrepen sportevenementen, organiseren, dienen voorafgaand aan het evenement maatregelen te overwegen, die het volgende kunnen omvatten:

risico-evaluatie en samenwerking met andere lidstaten en bevoegde EU- instanties;

maatregelen om mensenhandel op te sporen en vroegtijdige opsporing van slachtoffers van mensenhandel, onder meer door het inzetten van functionarissen die gespecialiseerd zijn in de bestrijding van deze handel;

het opzetten of steunen van gerichte campagnes, ook door de civiele samenleving, waarbij aan relevante doelgroepen nuttige informatie wordt verstrekt teneinde het risico dat mensen het slachtoffer worden van mensenhandelaren te beperken;

het uitwerken en toepassen van maatregelen die de vraag naar deze slachtoffers ontmoedigen;

maatregelen die erop zijn gericht de slachtoffers van mensenhandel een passend niveau van bijstand en bescherming te bieden, bijvoorbeeld door te zorgen voor adequate huisvesting of in de vorm van een meertalige hulplijn die 24 uur per dag en 7 dagen per week bereikbaar is;

best mogelijke samenwerking met de civiele samenleving en met de organisatoren van het evenement, zoals sportverenigingen;

het inzetten van wetshandhavingsfunctionarissen in de lidstaten die een evenement organiseren, teneinde een operationele samenwerking tot stand te brengen en een tijdelijke toename van de mensenhandel tijdens het evenement op te sporen en tegen te gaan."

EXTERNE BETREKKINGEN

Uitvoering van de JBZ-strategie inzake externe betrekkingen

Het voorzitterschap bracht de Raad op de hoogte van de stand van zaken bij de uitvoering van de "strategie voor de externe dimensie van JBZ: vrijheid, veiligheid en recht op mondiaal niveau".

Deze strategie vereist de totstandbrenging van een partnerschap met derde landen op het gebied van justitie en binnenlandse zaken, dat de versterking van de rechtsstaat en de bevordering van de eerbiediging van de mensenrechten en de naleving van internationale verplichtingen omvat.

Bij de uitvoering van de strategie heeft het voorzitterschap zich geconcentreerd op de volgende elementen:

aan de EU grenzende landen en landen van de Westelijke Balkan wat veiligheid betreft op het niveau van de EU-normen brengen door middel van een alomvattende aanpak middels netwerken op het gebied van binnenlandse veiligheid en het Europees nabuurschapsbeleid;

de ontwikkeling van een "partnerschap voor veiligheid" met deze landen; en

werkzaamheden in verband met de actiegerichte documenten, zoals genoemd in de strategie.

Het voorzitterschap verstrekte de Raad tevens informatie over de ministeriële conferentie over de rol van externe betrekkingen bij de toepassing van de interne veiligheid, die is gepland voor 4 en 5 mei 2006 in Wenen. De conferentie zal zich concentreren op drie panels: asiel en migratie, bestrijding van terrorisme en georganiseerde criminaliteit en corruptie.

Follow-up van Hampton Court: uitvoering van prioritaire acties op het gebied van migratie

Vice-voorzitter van de Commissie Franco Frattini verstrekte de Raad informatie over de stand van zaken van de uitvoering van de conclusies van de Europese Raad van december 2005 met betrekking tot de "algehele aanpak van migratie: prioritaire acties gericht op Afrika en het Middellandse- Zeegebied".

Sedert de aanneming van de "prioritaire acties" is een begin gemaakt met de uitvoering van een aantal activiteiten die door de Commissie worden gecoördineerd.

Resultaat van de bijeenkomst van de Permanente Partnerschapsraad (PPR) EU- Rusland

Het voorzitterschap heeft de Raad informatie verstrekt over de resultaten van de PPR-bijeenkomst EU-Rusland die op 21 en 22 maart in Moskou is gehouden.

De verklaring die door de EU-trojka en de Russische Federatie is aangenomen, staat op de website van het voorzitterschap: http://www.eu2006.at/includes/Download_Dokumente/Background_Information/EU- Russia_PPC_declaration_English.pdf

LIJST VAN VEILIGE LANDEN VAN HERKOMST

Vice-voorzitter van de Commissie Frattini verstrekte de Raad informatie over een aangekondigd Commissievoorstel met een lijst van veilige landen van herkomst in de zin van de richtlijn betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus .

Volgens artikel 29, lid 1, van de richtlijn stelt de Raad, bij gekwalificeerde meerderheid op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement, een gemeenschappelijke minimumlijst op van derde landen die door de lidstaten als veilig land van herkomst worden beschouwd.

Volgens artikel 30 van die richtlijn kunnen de lidstaten voor de behandeling van asielverzoeken wetgeving handhaven of invoeren met het oog op de nationale aanmerking van andere derde landen dan de landen die op de gemeenschappelijke minimumlijst zijn opgenomen als veilige landen van herkomst.

VN-DIALOOG OP HOOG NIVEAU OVER INTERNATIONALE MIGRATIE EN ONTWIKKELING

De heer Sutherland, speciaal vertegenwoordiger voor migratie van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, informeerde de Raad over de voorbereiding door de VN van de dialoog op hoog niveau over internationale migratie en ontwikkeling, die op 14 en 15 september 2006 in New York zal worden gehouden.

Zijn specifieke doelstellingen voor de periode tot september en voor de dialoog zelf luiden als volgt:

een positieve sfeer voor de dialoog scheppen en de toenemende belangstelling voor migratie en ontwikkeling consolideren door de aandacht toe te spitsen op manieren om elkaar te helpen;

zorgen voor deelname op ministerieel niveau en een aantal landen aanmoedigen om beste praktijken uit te wisselen en sterke punten van hun beleid onder de aandacht te brengen;

streven naar de fundamentele consensus dat het migratiebeleid mogelijke win- winsituaties kan bieden voor de landen van herkomst, de gastlanden en de migranten, en een aanvang maken met het afbakenen van gebieden voor samenwerking (economische migratie, beheer van migratiestromen, doeltreffende overmaking van geld, het gebruiken van de diaspora als hulpbron voor ontwikkeling, verbeteren van de beleidssamenhang, totstandbrenging van partnerschappen, enz.).

bespreken welke voordelen de internationale samenwerking kan bieden op deze gebieden van gemeenschappelijk belang inzake migratiebeleid, en hoe die samenwerking een aanvulling kan vormen op activiteiten op bilateraal en regionaal niveau.

RECHT DAT VAN TOEPASSING IS OP NIET-CONTRACTUELE VERBINTENISSEN (Rome II)

De Raad heeft een politiek akkoord bereikt over een verordening betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen ("Rome II"); Estland en Letland maakten een voorbehoud. De verordening strekt ertoe de voorschriften betreffende niet-contractuele verbintenissen te standaardiseren en aldus het internationaal privaatrecht in burgerlijke en handelszaken verder te harmoniseren.

Aldus kunnen de partijen van tevoren bepalen welk recht op een rechtsbetrekking van toepassing is.

De verordening heeft betrekking op de harmonisatie van het internationaal privaatrecht met betrekking tot burgerlijke en handelszaken op communautair niveau. In verband met die aangelegenheden bevat de Brussel-I-verordening een reeks voorschriften betreffende de rechter die bevoegd is voor de behandeling van een geschil, terwijl het Rome-I-verdrag betrekking heeft op het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst. Aangezien laatstgenoemd verdrag uitsluitend verbintenissen uit overeenkomst bestrijkt, vormt Rome II de vanzelfsprekende verdere uitbreiding van de eenmaking van de voorschriften van het internationaal privaatrecht.

Algemene regel

Tenzij in de verordening anders is bepaald, is het recht dat van toepassing is op een onrechtmatige daad het recht van het land waar de schade zich voordoet, ongeacht in welk land de schadeveroorzakende gebeurtenis zich heeft voorgedaan en ongeacht in welke landen de indirecte gevolgen van die gebeurtenis zich voordoen .

Indien evenwel degene wiens aansprakelijkheid in het geding is en degene die schade lijdt beiden hun gewone verblijfplaats in hetzelfde land hebben op het tijdstip waarop de schade zich voordoet, wordt de onrechtmatige daad door het recht van dat land beheerst.

Indien uit het geheel der omstandigheden blijkt dat de onrechtmatige daad kennelijk nauwer samenhangt met een ander land, is het recht van dat andere land van toepassing. Een kennelijk nauwere band met een ander land zou met name kunnen berusten op een bestaande, nauw met de onrechtmatige daad samenhangende betrekking tussen de partijen, zoals een overeenkomst.

De verordening geeft de partijen evenwel nog steeds de mogelijkheid om het recht te kiezen dat op hun verbintenis van toepassing is. De rechtskeuze moet ondubbelzinnig uit de omstandigheden blijken en moet de rechten van derden onverlet laten.

Uitzonderingen

Er zijn specifieke voorschriften vastgesteld voor een aantal niet- contractuele verbintenissen, zoals schade die veroorzaakt wordt door een product met gebreken, milieuschade en vakbondsacties.

Bij door een product met een gebrek veroorzaakte schade luidt de algemene regel dat het recht van toepassing is van het land waar de persoon die schade heeft geleden, zijn gewone verblijfplaats heeft.

Bij milieuschade is het toepasselijk recht het recht van het land waar de schade zich voordoet, tenzij het slachtoffer kiest voor het recht van het land waar de schadeveroorzakende gebeurtenis zich heeft voorgedaan.

Met betrekking tot vakbondsacties wordt de niet-contractuele verbintenis, wat de aansprakelijkheid betreft van een persoon in de hoedanigheid van werknemer of werkgever of van de organisaties die hun beroepsbelangen vertegenwoordigen voor schade veroorzaakt door een aanstaande of reeds gevoerde vakbondsactie, beheerst door het recht van het land waar de actie zal plaatsvinden of heeft plaatsgevonden.

Herzieningsclausule

Uiterlijk vier jaar na de inwerkingtreding van deze verordening brengt de Commissie verslag uit over het vraagstuk van het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen die voortvloeien uit verkeersongevallen en uit inbreuken op de persoonlijke levenssfeer of op de persoonlijkheidsrechten, met inbegrip van laster. Het verslag gaat indien nodig vergezeld van voorstellen tot aanpassing van de verordening.

VRAAGSTUKKEN IN VERBAND MET JUSTITIËLE SAMENWERKING IN BURGERLIJKE ZAKEN DIE IN HET KADER VAN ANDERE COMMUNAUTAIRE ONTWERP-INSTRUMENTEN WORDEN BESPROKEN

Het voorzitterschap heeft aan de Raad actuele informatie verstrekt over ontwerp-instrumenten die bepalingen bevatten in verband met bepaalde vraagstukken die onder de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken vallen, in het bijzonder de ontwerp-dienstenrichtlijn, de ontwerp-richtlijn inzake consumentenkrediet en het Groenboek over schadevorderingen wegens schending van de communautaire antitrustregels.

In januari 2006 hebben de JBZ-ministers tijdens een informele bijeenkomst herhaald dat het van belang is dat de Raad regelmatig actuele informatie ontvangt over vraagstukken op het gebied van justitiële samenwerking in burgerlijke zaken die in het kader van andere instrumenten worden besproken, zulks met het oog op samenhang van het optreden van de Europese Gemeenschap in aangelegenheden van burgerlijk recht.

Deze actuele informatie is in dit verband de eerste in haar soort en strekt ertoe de Raad informatie te verstrekken over vraagstukken die werden besproken door het Comité burgerlijk recht.

OPENING VAN "N-LEX" EN PRESENTATIE VAN "EUR-LEX"

Het voorzitterschap heeft de site "N-Lex" formeel geopend en er nota van genomen dat "EUR-Lex" op bevredigende wijze functioneert.

N-Lex

N- Lex biedt iedere burger de mogelijkheid om via één enkel zoeksjabloon de nationale wetgeving van de lidstaten on line te raadplegen. De toegang is dus niet beperkt tot de nationale wetgeving in verband met het Gemeenschapsrecht, maar kan alle rechtsgebieden omvatten. De toegang tot N- Lex is kosteloos. Dit systeem blijft enige tijd een experimenteel systeem voor de verspreiding van nationale wetgeving. Het biedt momenteel toegang tot de wetgevingsdatabanken van 22 lidstaten.

Om taalbarrières te overwinnen, is de thesaurus die voor het indexeren van de Europese wetgevingsbesluiten wordt gebruikt ("Eurovoc") als lexicon in het systeem geïntegreerd, zodat de gebruiker op termen in een vreemde taal kan zoeken. Het systeem vertaalt de termen automatisch en zoekt in de wetgeving van een lidstaat naar alle besluiten die de zoekterm bevatten.

Het systeem bevat de nodige technische voorzieningen voor de toekomstige integratie van geautomatiseerde vertaalprogramma's, die de gebruiker binnen een paar minuten de hoofdlijnen kunnen schetsen van de inhoud van een besluit dat via N-Lex is opgehaald uit de databank met de wetgeving van een lidstaat.

EUR-Lex

EUR-Lex is de Europese gegevensbank die toegang biedt tot het EU-recht. EUR- Lex is het resultaat van het samenvoegen van de EUR-Lex-site met de CELEX- gegevensbank die het Europese recht bevat. Het maakt gebruik van een combinatie van de belangrijkste voordelen van de twee systemen, teneinde rechtstreekse, gemakkelijke en kosteloze toegang te bieden tot de grootste collecties van documenten betreffende het EU-recht.

Het systeem verleent rechtstreekse toegang tot de meest recente uitgaven van de L-reeks (wetgeving) en de C-reeks (mededelingen en bekendmakingen) van het Publicatieblad, en maakt het mogelijk om on line alle uitgaven van het Publicatieblad sinds 1998 te raadplegen. Het biedt toegang tot een maandelijks overzicht van de geldende wetgeving. Het bevat de verdragen, internationale overeenkomsten, alle al dan niet van kracht zijnde wetgevingsbesluiten vanaf 1952, de jurisprudentie vanaf 1954, alsmede voorbereidende besluiten, in het bijzonder wetgevingsvoorstellen, en parlementaire vragen.

Het nieuwe systeem heeft tal van voordelen. Het wordt continu bijgewerkt, de dagelijkse uitgaven van het PB zijn onmiddellijk beschikbaar en alle officiële talen van de Europese Unie komen aan bod. Wetgeving die in de talen van de nieuwe lidstaten is vertaald, is beschikbaar gemaakt via de bijzondere uitgaven van het PB en kan ook worden doorzocht.

EUROPEES BEWIJSVERKRIJGINGSBEVEL (EBB)

De Raad heeft twee belangrijke nog niet opgeloste vraagstukken in verband met dit voorstel besproken: de definitie van strafbare feiten en de opneming van elektronische en telecomgegevens in de werkingssfeer van het kaderbesluit.

Wat de definitie van strafbare feiten betreft, is in het voorstel bepaald dat voor 32 categorieën strafbare feiten de dubbele strafbaarheid niet door de tenuitvoerleggingsstaat kan worden ingeroepen als grond voor de weigering om een EBB ten uitvoer te leggen indien het strafbare feit in kwestie in de beslissingsstaat strafbaar is gesteld met een maximale gevangenisstraf van ten minste 3 jaar. Deze aanpak strookt met die welke is gevolgd voor andere instrumenten, zoals het Europees aanhoudingsbevel, de beslissingen tot bevriezing, de geldelijke sancties of het ontwerp inzake beslissingen tot confiscatie.

Een delegatie wilde evenwel juridisch bindende criteria voor de definitie van 6 van deze 32 strafbare feiten. De overige delegaties en de Commissie waren het daar niet mee eens en konden alleen akkoord gaan met de opneming van criteria met de waarde van een advies. Deze kwestie wordt opnieuw voorgelegd aan de betrokken groepen van de Raad, die zullen onderzoeken hoe een compromis kan worden bereikt.

Met betrekking tot telecommunicatie- en elektronische gegevens moeten de bevoegde Raadsinstanties onderzoeken of deze in de werkingssfeer van het kaderbesluit kunnen worden opgenomen.

Doel van dit voorstel tot invoering van een EBB is een mechanisme voor bewijsverkrijging in grensoverschrijdende zaken in te stellen, op basis van het beginsel van wederzijdse erkenning. Achterliggende gedachte is dat het Europees bewijsverkrijgingsbevel een bevel is dat wordt uitgevaardigd door een rechterlijke autoriteit in een lidstaat en door een rechterlijke autoriteit van een andere lidstaat direct wordt erkend en ten uitvoer gelegd. In vergelijking met de bestaande procedures voor wederzijdse bijstand waarvoor het Europees bewijsverkrijgingsbevel in de plaats komt, zou het voordelen bieden zoals snellere procedures en duidelijke waarborgen voor het uitvaardigen van het bevel en voor de tenuitvoerlegging ervan.

Dit voorstel volgt dezelfde aanpak voor wederzijdse erkenning als bij het Europees aanhoudingsbevel. Het Europees bewijsverkrijgingsbevel zou een uniek document zijn, dat door de beslissingsstaat vertaald wordt in een officiële taal van de tenuitvoerleggingsstaat. Geen verdere vertaling is nodig. Dat betekent dat het Europees bewijsverkrijgingsbevel terstond ten uitvoer zou kunnen worden gelegd, net als een binnenlandse procedurele maatregel. De te bereiken doelstelling zou erin worden vastgelegd, terwijl het aan de tenuitvoerleggingsstaat zou worden overgelaten te bepalen wat de beste manier is om het bewijs overeenkomstig zijn nationale recht te verkrijgen.

BESTRIJDING VAN GEORGANISEERDE CRIMINALITEIT

In afwachting van de intrekking van enkele voorbehouden voor bestudering door het parlement en studievoorbehouden, heeft de Raad overeenstemming bereikt over een kaderbesluit ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit.

Voor de toepassing van dit kaderbesluit wordt onder criminele organisatie verstaan een gestructureerde vereniging die gedurende een bepaalde periode bestaat en samengesteld is uit meer dan twee personen die in onderling overleg optreden om feiten te plegen welke strafbaar zijn gesteld met een vrijheidsstraf of met een maatregel welke vrijheidsbeneming meebrengt met een maximum van ten minste vier jaar of met een zwaardere straf, met als doel om rechtstreeks of onrechtstreeks financieel of ander vermogensvoordeel te verwerven.

Met betrekking tot strafbare feiten in verband met deelneming aan een criminele organisatie nemen de lidstaten de nodige maatregelen om ofwel de gedragingen die verband houden met een criminele organisatie als beschreven onder a), ofwel de gedragingen als beschreven onder b), strafbaar te stellen:

(a) de gedragingen van enig persoon die opzettelijk en met kennis van het oogmerk en van de algemene activiteit van de organisatie dan wel van het voornemen van de organisatie om de betreffende strafbare feiten te plegen, actief deelneemt aan de criminele activiteiten van de organisatie, onder andere door gegevens of middelen te verstrekken, nieuwe leden aan te werven of de activiteiten in enigerlei vorm te financieren in de wetenschap dat deze deelneming bijdraagt tot de criminele activiteiten van de organisatie;

(b) de gedragingen van enig persoon die erin bestaan dat er met een of meer personen wordt overeengekomen een activiteit na te streven die, indien zij wordt uitgevoerd, de pleging van strafbare feiten in de zin van het kaderbesluit inhoudt, zelfs indien de persoon in kwestie niet deelneemt aan de feitelijke uitvoering van de activiteit.

Met betrekking tot de straffen neemt iedere lidstaat de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat:

het in punt a) genoemde strafbare feit strafbaar wordt gesteld met een maximale gevangenisstraf van ten minste 2 tot 5 jaar; of

het in punt b) genoemde strafbare feit strafbaar wordt gesteld met dezelfde maximale gevangenisstraf als het strafbaar feit waarop de overeenkomst betrekking heeft, of met een maximale gevangenisstraf van ten minste 2 tot 5 jaar.

In punt 3.3.2 van het Haags Programma wordt gesteld dat de onderlinge aanpassing van het materieel strafrecht hetzelfde doel heeft en gebieden van ernstige criminaliteit met een grensoverschrijdende dimensie betreft, en dat de prioriteit moet uitgaan naar de vormen van criminaliteit die met name genoemd worden in de verdragen. Er is daarom een onderlinge aanpassing nodig van de definities van de strafbare feiten in verband met deelneming aan een criminele organisatie in alle lidstaten. Dit kaderbesluit bestrijkt bijgevolg strafbare feiten die gewoonlijk door een criminele organisatie worden gepleegd. Voorts dienen ten aanzien van natuurlijke personen en rechtspersonen die dergelijke strafbare feiten hebben gepleegd of ervoor verantwoordelijk zijn, straffen te worden vastgesteld die in overeenstemming zijn met de ernst van deze strafbare feiten.

PROCEDURELE RECHTEN IN STRAFPROCEDURES IN DE GEHELE EUROPESE UNIE

Het voorzitterschap heeft de Raad geïnformeerd over de stand van de onderhandelingen over dit kaderbesluit en besloten een ad hoc informele werkgroep opdracht te geven de nog niet opgeloste vraagstukken in verband met dit kaderbesluit te bespreken.

De Commissie heeft het voorstel ingediend op 3 mei 2004. Met het voorstel wordt beoogd voor bepaalde procedurele rechten in strafprocedures binnen de gehele Europese Unie gemeenschappelijke minimumnormen vast te stellen.

De gebieden waarvoor de Commissie gemeenschappelijke minimumnormen voorstelt zijn:

het recht op bijstand van een raadsman,

de toegang tot kosteloze vertolking en vertaling,

ervoor zorgen dat personen die de procedure niet kunnen volgen de passende aandacht krijgen,

het recht contact op te nemen met onder meer de consulaire autoriteiten in het geval van buitenlandse verdachten, en

het in kennis stellen van de verdachten van hun rechten.

WEDERZIJDSE ERKENNING VAN STRAFRECHTELIJKE BESLISSINGEN

De Raad heeft zijn voorbereidende instanties opdracht gegeven dit voorstel verder te bespreken op basis van de volgende elementen:

Uitgangspunt is dat voor 32 strafbare feiten een afwijking van de dubbele strafbaarheid zal gelden, zoals in het oorspronkelijke voorstel. De lidstaten kunnen evenwel besluiten dit beginsel niet toe te passen. De groep zal onderzoeken of de mogelijkheid om dit beginsel niet toe te passen absoluut of beperkt moet zijn, en of er alleen om welbepaalde redenen een beroep kan worden gedaan op deze mogelijkheid (bijvoorbeeld indien de afwijking van de dubbele strafbaarheid zou indruisen tegen de fundamentele beginselen van het recht van de tenuitvoerleggingsstaat, of de situatie van de gevonniste zou kunnen verergeren).

Oostenrijk, Finland en Zweden hebben op 24 januari 2005 een voorstel ingediend voor een kaderbesluit inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op strafrechtelijke beslissingen waarbij vrijheidsstraffen of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen worden opgelegd met het oog op de tenuitvoerlegging ervan in de Europese Unie.

Doel is de regels vast te stellen volgens welke een lidstaat een door een rechter van een andere lidstaat opgelegde sanctie erkent en op zijn grondgebied ten uitvoer legt, ongeacht of met de tenuitvoerlegging reeds een begin is gemaakt.

Het oorspronkelijke voorstel voorzag in een afwijking van de regel van dubbele strafbaarheid voor 32 strafbare feiten, naar analogie met de afwijking in eerdere instrumenten over wederzijdse erkenning (zoals het Europees aanhoudingsbevel).

OVERLEVERINGSPROCEDURE TUSSEN DE LIDSTATEN VAN DE EU EN IJSLAND EN NOORWEGEN

In afwachting van de intrekking van twee voorbehouden voor bestudering door het parlement heeft de Raad een akkoord bereikt over de overleveringsprocedure tussen de lidstaten van de EU en IJsland en Noorwegen.

DIVERSEN

Dialoog op hoog niveau over terrorismebestrijding

Het voorzitterschap heeft bij de Raad verslag uitgebracht over de "dialoog op hoog niveau over terrorismebestrijding", een institutionele innovatie die het rechtstreekse resultaat is van de strategie van de EU inzake terrorismebestrijding. De eerste bijeenkomst is gepland op 10 mei 2006. Aan deze bijeenkomst zal onder meer worden deelgenomen door de Oostenrijkse minister van Binnenlandse Zaken, mevrouw Liese Prokop, de coördinator terrorismebestrijding van de EU, de heer Gijs de Vries, een vertegenwoordiger van het Europees Parlement en vice-voorzitter van de Commissie Franco Frattini.

De volgende punten zouden kunnen worden behandeld: 1) uitvoering van de strategie en het actieprogramma van de EU inzake terrorisme, 2) uitvoering van de strategie en het actieprogramma van de EU ter bestrijding van radicalisering en aanwerving van terroristen, en 3) de strategie en de rol van de VN bij de bestrijding van terrorisme.


*


* *

Tijdens de lunch heeft vice-voorzitter van de Commissie Franco Frattini aan de ministers verslag uitgebracht over de voortgang van de besprekingen in de tijdelijke commissie van het Europees Parlement betreffende het verondersteld gebruik door de CIA van Europese landen voor het vervoer en illegaal vasthouden van gevangenen en de ministers verzocht te blijven samenwerken met het Europees Parlement.

ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN

JUSTITIE EN BINNENLANDSE ZAKEN

Samenwerking tussen politiële, douane- en andere gespecialiseerde wetshandhavingsinstanties

De Raad heeft een aanbeveling goedgekeurd betreffende het opstellen van overeenkomsten tussen politiële, douane- en andere gespecialiseerde wetshandhavingsinstanties in verband met misdaadpreventie en bestrijding (6856/06+COR 2).

Deze komt in de plaats van de resolutie van 29 november 1996 betreffende het opstellen van overeenkomsten tussen politie en douane inzake drugsbestrijding (PB C 375, 12.12.1996, blz. 1), en breidt de werking daarvan uit tot alle relevante gebieden van criminaliteit waarbij criminele groepen zijn betrokken, met name de smokkel van andere goederen dan drugs.

De lidstaten dienen binnen drie jaar de Raad op de hoogte te brengen van de door hen naar aanleiding van de aanbeveling genomen maatregelen.

Versterkte praktische samenwerking op het gebied van asiel - Conclusies van de Raad

De Raad heeft de volgende conclusies aangenomen:

"DE RAAD


1. herinnert aan het Haags programma van 4 en 5 november 2004 waarin de Europese Raad de Raad en de Commissie verzoekt passende structuren op te richten waarbij de nationale asieldiensten van de lidstaten zijn betrokken, ter vergemakkelijking van de praktische en constructieve samenwerking. De Europese Raad heeft tevens verklaard dat aan lidstaten bijstand zal worden verleend bij, onder andere, de uitwerking van één enkele procedure voor de toetsing van verzoeken tot internationale bescherming, het gezamenlijk vergaren, beoordelen en hanteren van informatie over landen van herkomst en bij het aanpakken van bijzondere omstandigheden waardoor asielstelsels en opvangfaciliteiten onder druk komen te staan, onder meer als gevolg van hun geografische ligging;


2. memoreert de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement "Het Haags programma: tien prioriteiten voor de komende vijf jaar Het partnerschap voor Europese vernieuwing op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht" van 10 mei 2005, waarin de Commissie herhaalt dat de administratieve samenwerking tussen de nationale diensten van de lidstaten moet worden verbeterd en geld moet worden uitgetrokken om de lidstaten te helpen bij het behandelen van asielverzoeken en het opvangen van onderdanen van derde landen;


3. herinnert aan het actieplan van de Raad en de Commissie ter uitvoering van het Haags Programma voor de versterking van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht in de Europese Unie van 2 en 3 juni 2005, waarin een mededeling van de Commissie wordt aangekondigd inzake de oprichting van structuren waarbij de nationale asieldiensten van de lidstaten zijn betrokken, ter verbetering van de samenwerking;


4. memoreert de conclusies van de Raad over de enkele procedure voor de beoordeling van verzoeken om internationale bescherming van 25 en 26 oktober 2004, waarin de Raad heeft verklaard dat er, naast de algemene doelstelling, te weten het instellen van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel, een duidelijke behoefte is aan meer praktische samenwerking, alsmede uitwisseling en beoordeling van informatie tussen de lidstaten, om de uitvoering van de eerste fase in de wetgeving van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel te ondersteunen en de nodige vorderingen te maken op de weg naar één procedure die de beide types internationalebeschermingsstatus bestrijkt waarin de richtlijn inzake erkenning voorziet, en waarmee de naleving van het Verdrag van Genève wordt gewaarborgd;


5. steunt in het algemeen de aanpak die wordt voorgesteld in de mededeling van de Commissie over een versterkte praktische samenwerking van 17 februari 2006 en erkent dat zowel de eerste fase van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel als de invoering van een gemeenschappelijk wettelijk kader vereisen dat werk wordt gemaakt van de harmonisatie van de wetgeving en van de procedures;


6. erkent dat meer praktische samenwerking zal helpen om de nodige convergentie van de besluitvorming tot stand te brengen en zo de kwaliteit en de efficiëntie van de asielstelsels van de lidstaten zal verbeteren;


7. is van mening dat de invoering van één enkele procedure waarin beide types van internationalebeschermingsstatus zoals die zijn vastgesteld in de richtlijn inzake erkenning, worden onderzocht, zal bijdragen tot de verkorting van de termijnen en tot de beperking van het aantal herhaalde asielverzoeken en derhalve tot de efficiëntie van de asielstelsels. De Raad steunt de aanpak van de Commissie die voorziet in een voorbereidende fase van evaluatie, raadpleging en analyse in verband met de vraag hoe de lidstaten hun procedures moeten gelijkschakelen, gevolgd door een wetgevende fase waarin de wetgeving van de eerste fase waar nodig wordt gewijzigd;


8. onderstreept dat accurate en gemakkelijk toegankelijke informatie over de landen van herkomst essentieel is om besluiten te kunnen nemen over asielverzoeken. In dit verband is de Raad ingenomen met het voornemen van de Commissie om gemeenschappelijke richtsnoeren voor te stellen, een oplossing te vinden voor de vertaalproblemen en zo spoedig mogelijk een "gemeenschappelijk portaal" in te voeren dat toegang geeft tot alle beschikbare informatie over de landen van herkomst. Op langere termijn zouden deze activiteiten kunnen uitmonden in een Europese gegevensbank, naar gelang van de resultaten van een haalbaarheidsstudie;


9. benadrukt dat de lidstaten verantwoordelijk zijn voor de onverkorte toepassing van de betrokken asielwetgeving in de Europese Unie en wijst erop dat het noodzakelijk is in een geest van solidariteit het hoofd te bieden aan de uitdagingen die het gevolg zijn van situaties waarin sprake is van bijzondere druk. De Raad verheugt zich dan ook over het voornemen van de Commissie om de bestaande financiële instrumenten te wijzigen en te stroomlijnen zodat in dergelijke gevallen snel financiële steun kan worden verleend, erkent dat vroegere en huidige situaties waarin sprake is van bijzondere druk moeten worden geanalyseerd en spoort aan tot een gezamenlijke aanwending van de middelen van de lidstaten, met name door het opzetten van teams van deskundigen, bijvoorbeeld wat de beschikbaarheid van tolken betreft;


10. erkent de noodzaak van een goed beheer van het ambitieuze activiteitenprogramma waarvan in de Mededeling sprake is en neemt nota van het voornemen van de Commissie met passende voorstellen te komen om stelselmatig informatie uit te wisselen, beproefde methoden te bevorderen en te verspreiden en een register van deskundigheid op te zetten teneinde praktische samenwerking te vergemakkelijken en aldus de coherentie van de beleidsmaatregelen op asielgebied te verbeteren."

Verbeterde operationele samenwerking bij gezamenlijke terugkeeroperaties door de lucht - Conclusies van de Raad

De Raad heeft de volgende conclusies aangenomen:

"De Raad van de Europese Unie:

Herinnerend aan het volgende:

In hoofdstuk IV van het actieprogramma inzake terugkeer , dat de Raad op 28 november 2002 heeft goedgekeurd, wordt aanbevolen de terugkeer van illegaal in een lidstaat verblijvende onderdanen van derde landen zo efficiënt mogelijk uit te voeren door bestaande capaciteit voor het organiseren van gezamenlijke vluchten onder de lidstaten te delen (punt 36), en wordt gewezen op de noodzaak van gezamenlijke opleidingsmaatregelen voor met de terugkeeroperaties belaste ambtenaren (punt 30);

De Raad heeft in 2004 een beschikking aangenomen waarin passende organisatorische regelingen worden vastgesteld voor de uitvoering van gezamenlijke terugkeeroperaties door de lucht; hierin worden met name de taken omschreven die in het bijzonder gelden voor de organiserende lidstaat, respectievelijk voor de deelnemende lidstaten, alsmede de gezamenlijke taken;

In zijn conclusies van 12 juli 2004 over de praktische uitvoering van de beschikking van de Raad inzake het organiseren van gezamenlijke vluchten worden de Europese Commissie en de lidstaten opgeroepen "na te gaan hoe het Agentschap voor het beheer van de buitengrenzen de nodige bijstand aan het organiseren van gezamenlijke vluchten kan verlenen";

Luidens de desbetreffende verordening heeft het agentschap voor het beheer van de buitengrenzen tot taak "de nodige ondersteuning te bieden voor het organiseren van gezamenlijke terugkeeroperaties van de lidstaten" (artikel 9) en om aanvullende opleidingscursussen en studiebijeenkomsten te organiseren "over onderwerpen in verband met de controle en bewaking van de buitengrenzen en de terugkeer van onderdanen van derde landen" (artikel 5) .

Merkt, onderstrepend dat gezamenlijke terugkeeroperaties een belangrijk instrument vormen voor een doeltreffende uitvoering van het terugkeerbeleid van de Unie, het volgende op:

bij het organiseren van gezamenlijke terugkeeroperaties moeten de mensenrechten en de waardigheid van de te verwijderen persoon volledig worden gerespecteerd, zulks in het bijzonder overeenkomstig artikel 6, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en de betrokken nationale instrumenten;

het model waarbij een lidstaat de chartervlucht organiseert en de hele operatie leidt, terwijl andere lidstaten deelnemen, is succesvol en doelmatig gebleken en dient verder te worden toegepast;

het agentschap voor het beheer van de buitengrenzen dient, nadat de reikwijdte van zijn bevoegdheden terzake nauwkeurig is omschreven, bij het organiseren van de chartervluchten een coördinerende rol te spelen en de nodige bijstand te verlenen. Bij de vasttelling van de speciale taken van dit agentschap moet in het bijzonder aandacht worden geschonken aan criteria als economische doelmatigheid en de noodzaak om de desbetreffende procedures te versnellen en te vergemakkelijken;

het agentschap dient voor de uitvoering van zijn taken aansluiting te krijgen op het ICO-NET en dient dit systeem te gebruiken als medium voor zijn communicatie met de lidstaten;

het is van het grootste belang dat verbindingsfunctionarissen, leden van de diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen van de betrokken lidstaten en vertegenwoordigers van de desbetreffende landen van bestemming bij de organisatie en uitvoering van de gezamenlijke terugkeeroperaties betrokken zijn en dat deze betrokkenheid nog wordt bevorderd;

door de vaststelling van gezamenlijke opleidingsnormen en het organiseren van opleidingscursussen voor ambtenaren van de lidstaten die voor verwijderingsoperaties verantwoordelijk zijn zal het organiseren van gezamenlijke chartervluchten in de toekomst gemakkelijker worden en zal de doeltreffendheid van gezamenlijke terugkeeroperaties toenemen. De verdere ontwikkeling van dergelijke activiteiten zal plaatsvinden aan de hand van de nationale normen van de lidstaten.

Dringt er, gezien deze overwegingen, op aan de toepassing van gezamenlijke vluchten verder op te voeren ten teken van de gehechtheid van de EU aan gezamenlijke terugkeeroperaties waardoor de middelen doeltreffender worden gebruikt en aldus het terugkeerpercentage voor de lidstaten kan worden verhoogd.

En verzoekt in het bijzonder:

de lidstaten die gezamenlijke chartervluchten organiseren of van plan zijn dat te doen het agentschap voor het beheer van de buitengrenzen overeenkomstig de desbetreffende verordening hierbij te betrekken;

de lidstaten en genoemd agentschap om, aan de hand van de lessen uit het verleden en de bestaande beste praktijken, praktische regelingen vast te stellen voor hun samenwerking bij het organiseren en uitvoeren van gezamenlijke chartervluchten, hiertoe de noodzakelijke maatregelen te treffen en ze permanent te evalueren aan de hand van de opgedane ervaringen;

de Commissie om met het agentschap regelingen te sluiten om het agentschap de toegang tot en het gebruik van het ICO-NET mogelijk te maken;

het agentschap voor het beheer van de buitengrenzen om in overleg met de lidstaten aan de hand van de bestaande, nationale opleidingscurricula gezamenlijke opleidingsnormen op te stellen voor voor verwijderingsoperaties verantwoordelijke functionarissen, en om opleidingscursussen te organiseren die speciaal bestemd zijn voor functionarissen die belast zijn met verwijderingen en voor het begeleidende personeel tijdens gezamenlijke terugkeeroperaties."

Denemarken - Overeenkomsten inzake burgerlijke en handelszaken

De Raad heeft de besluiten betreffende de sluiting van twee overeenkomsten met Denemarken goedgekeurd met als doel het bepaalde in de volgende twee verordeningen tot Denemarken uit te breiden:

Verordening nr. 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (6922/06), en

Verordening nr. 1348/2000 van de Raad betreffende de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken (6924/06).

Toetreding tot de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht

De Raad bereikte overeenstemming over de tekst van een ontwerp-besluit betreffende de toetreding van de Europese Gemeenschap tot de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht, dat ter bevestiging aan het Europese Parlement zal worden toegezonden (7591/06).

Thans geniet de Gemeenschap in de Haagse Conferentie de status van waarnemer. Een volledig lidmaatschap is om twee redenen noodzakelijk: het zou de Gemeenschap een status verschaffen die in overeenstemming is met haar nieuwe rol als belangrijke internationale speler op het gebied van justitiële samenwerking in burgerlijke zaken; daarnaast zou het de Gemeenschap de mogelijkheid bieden om ten volle deel te nemen aan de onderhandelingen over verdragen die betrekking hebben op tot haar bevoegdheid behorende gebieden, zulks door haar opvattingen en standpunten kenbaar te maken en consistentie en coherentie tussen haar eigen regels en de voorgenomen internationale instrumenten te waarborgen. Bovendien zouden de rechten en verplichtingen van de Haagse Verdragen op de gebieden waarvoor de Gemeenschap bevoegd is, eerder voor de Gemeenschap als zodanig gelden dan voor haar lidstaten.

De Haagse Conferentie voor internationaal privaatrecht is een reeds lang bestaande internationale organisatie, die de geleidelijke uniformisering van de regels van het internationale privaatrecht ten doel heeft, zulks hoofdzakelijk door het onderhandelen over en het opstellen van internationale verdragen (www.hcch.net).

Insolventieprocedures

De Raad heeft een verordening aangenomen waarin de lijsten van de insolventieprocedures, de liquidatieprocedures en de curatoren in de bijlagen bij Verordening (EG) nr. 1346/2000, worden gewijzigd (7636/06).

Externe dimensie van de justitiële samenwerking in strafzaken

De Raad bereikte overeenstemming over een algemeen kader voor de toekomstige strategie voor de externe dimensie van de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken (8140/06).

Het document is geen juridisch kader, maar eerder een voortschrijdend proces waarin, in volledige overeenstemming met het EG-Verdrag, beleidsdoelstellingen worden vastgesteld en gerealiseerd.

Buitengrenzen - Werkprogramma's van het Agentschap voor 2005 en 2006

De Raad nam nota van het werkprogramma voor 2005 en 2006 van het Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de EU (Frontex).

Het Agentschap is opgericht bij Verordening van de Raad (EG) nr. 2007/2004 (PB L 349, 25.11.2004, blz. 1).

Het coördineert de operationele samenwerking tussen de lidstaten bij het beheer van de buitengrenzen van de EU, het staat de lidstaten bij bij de opleiding van grensbewakingseenheden, onder andere via het opstellen van gezamenlijke opleidingsnormen, het verricht risicoanalyses, het volgt de ontwikkeling van onderzoek dat voor de controle aan en het toezicht op de buitengrenzen van belang kan zijn, het staat de lidstaten bij in omstandigheden waaronder versterkte technische en operationele bijstand aan de buitengrenzen nodig is, en verstrekt de lidstaten de noodzakelijke steun bij het organiseren van gezamenlijke terugkeeroperaties.

Europese Politieacademie

De Raad heeft de regels goedgekeurd voor de selectie van kandidaten voor de functie van directeur van de Europese Politieacademie (CEPOL), die de raad van bestuur van deze instelling in februari 2006 had goedgekeurd (7180/06).

Georganiseerde misdaad - smokkel van migranten

De Raad bekrachtigde, in afwachting van het advies van het Europese Parlement, een algemene oriëntatie met betrekking tot ontwerp-besluiten betreffende de sluiting, namens de Europese Gemeenschap, van een protocol tegen de smokkel van migranten over land, over zee en door de lucht, en van een protocol inzake de voorkoming, bestrijding en bestraffing van mensenhandel, in het bijzonder vrouwenhandel en kinderhandel (8174/06).

Beide protocollen strekken tot aanvulling van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad.

GEMEENSCHAPPELIJK BUITENLANDS- EN VEILIGHEIDSBELEID

Birma/Myanmar - Verlenging van de beperkende maatregelen

De Raad heeft een gemeenschappelijk standpunt aangenomen waarin de beperkende maatregelen tegen Birma/Myanmar met een jaar worden verlengd (7940/4/06).

Krachtens het gemeenschappelijk standpunt zullen een visumverbod en de bevriezing van tegoeden gehandhaafd blijven. De werkingssfeer omvat de leden van het militaire regime, de strijdkrachten en de veiligheidsdiensten, de economische belangengroepen van het militaire regime en andere personen, groepen, ondernemingen of organisaties die met het militaire regime geassocieerd worden en als beleidsmakers of uitvoerders verantwoordelijk zijn voor het beleid dat Birma/Myanmar belet een democratie te worden, of personen die van dit beleid profiteren. De maatregelen blijven tevens een verbod behelzen op het beschikbaar stellen van leningen of kredieten aan ondernemingen die eigendom zijn van de Birmese staat en op het verwerven of vergroten van een deelneming in deze ondernemingen.

De verlenging van de beperkende maatregelen is gebaseerd op een beoordeling van de actuele politieke situatie in het land, en met name van de volgende elementen:

het feit dat de militaire autoriteiten geen substantiële dialoog met de democratische beweging zijn aangegaan over een proces dat moet leiden tot nationale verzoening, eerbiediging van mensenrechten en democratie;

het feit dat geen daadwerkelijke en open nationale conventie wordt toegestaan;

het feit dat leden va de Nationale Liga voor de Democratie (NLD) en andere politieke gevangenen nog steeds in hechtenis worden gehouden, en de intimidaties tegen de NLD en andere politieke bewegingen;

de aanhoudende schendingen van de mensenrechten; en

de recente ontwikkelingen, zoals de toenemende belemmeringen voor het functioneren van internationale organisaties en niet-gouvernementele organisaties.

In april 2005 heeft de Raad Gemeenschappelijk Standpunt 2005/340/GBVB vastgesteld waarin de beperkende maatregelen tegen Birma/Myanmar tot 25 april 2006 zijn verlengd .

De Raad heeft op 26 april 2004 Gemeenschappelijk Standpunt 2004/423/GBVB tot verlenging van de beperkende maatregelen tegen Birma/Myanmar vastgesteld. Deze maatregelen vervingen de bij Gemeenschappelijk standpunt 2003/297/GBVB opgelegde maatregelen die in de plaats kwamen van de oorspronkelijke beperkende maatregelen van 1996.

EUROPEES VEILIGHEIDS- EN DEFENSIEBELEID

Militaire operatie van de EU ter ondersteuning van MONUC tijdens het verkiezingsproces in de DR Congo

De Raad heeft een gemeenschappelijk optreden goedgekeurd inzake de militaire operatie van de Europese Unie ter ondersteuning van de missie van de Organisatie van de Verenigde Naties in de Democratische Republiek Congo (MONUC) tijdens het verkiezingsproces. Het gemeenschappelijk optreden vormt voor de EU de rechtgrondslag en schept het kader voor de operatie. De militaire operatie wordt uitgevoerd in volledige overeenstemming met de autoriteiten van de Democratische Republiek Congo (DRC) en in nauwe coördinatie met deze autoriteiten en met MONUC. Deze door de EU geleide, autonome operatie wordt uitgevoerd in het kader van het Europese Veiligheids- en Defensiebeleid (EVDB).

De Raad heeft luitenant-generaal Karlheinz VIERECK (Duitsland) tot operationeel commandant voor de EU van de operatie benoemd, en generaal- majoor Christian DAMAY (Frankrijk) tot commandant van de strijdkrachten van de EU. Luitenant-generaal Viereck is heden in Brussel geweest en heeft daar een ontmoeting gehad met Hoge Vertegenwoordiger Solana and het Politiek- en Veiligheidscomité van de EU.

De militaire operatie, die de codenaam EUFOR RD Congo krijgt, wordt uitgevoerd overeenkomstig het mandaat in Resolutie 1671 (2006) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, die op 25 april 2006 unaniem is aangenomen. EUFOR RD Congo heeft de volgende taken:

het ondersteunen van MONUC om de situatie te stabiliseren indien MONUC zich geplaatst ziet voor ernstige problemen om met de bestaande vermogens zijn mandaat uit te voeren,

bij te dragen tot de bescherming van burgers wanneer die in de inzetgebieden van EUFOR RD Congo fysiek bedreigd worden, onverminderd de verantwoordelijkheid van de regering van de Democratische Republiek Congo,

bij te dragen tot de bescherming van het vliegveld van Kinshasa,

ervoor te zorgen dat het personeel van EUFOR RD Congo veilig is en zich vrij kan bewegen, en dat de installaties van deze strijdmacht beschermd worden,

operaties van beperkte omvang uit te voeren om individuen die gevaar lopen te evacueren.

EUFOR RD Congo zal mede inhouden:

de inzet van een voorhoede van 400 à 450 man militair personeel in Kinshasa,

een strijdmacht ter grootte van een bataljon die buiten het inzetgebied op afroep beschikbaar zal zijn en indien nodig snel kan worden ingezet. Deze strijdmacht wordt stand-by gehouden en staat klaar om na een besluit daartoe van de EU te worden ingezet.

EUFOR RD Congo wordt in de RD Congo ingezet voor een periode die eindigt vier maanden na de datum waarop de eerste ronde van de presidents- en parlementsverkiezingen gehouden is. Het besluit over de aanvang van de operatie wordt op een later tijdstip genomen, in het licht van de verkiezingskalender van de DRC.

Het operationele hoofdkwartier van de EU wordt gevestigd te Potsdam (Duitsland).

Het Politiek en Veiligheidscomité oefent, onder de verantwoordelijkheid van de Raad, de politieke controle op en de strategische leiding van de militaire operatie van de EU uit.

Het financiële referentiebedrag voor de gemeenschappelijke kosten van de militaire operatie van de EU bedraagt 16.700.000 euro voor een periode van 4 maanden.

HANDELSBELEID

Antidumping - China en de Filipijnen - Hulpstukken voor buisleidingen

De Raad heeft een verordening aangenomen tot uitbreiding van het definitieve antidumpingrecht dat bij Verordening (EG) nr. 964/2003 werd ingesteld op hulpstukken voor buisleidingen, van ijzer of van staal, uit de Volksrepubliek China, tot hulpstukken voor buisleidingen, van ijzer of van staal, die vanuit de Filippijnen worden verzonden, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit de Filippijnen (8150/06).

DOUANE-UNIE

EU/TURKIJE - Tenuitvoerlegging van de douane-unie

De Raad heeft een besluit aangenomen dat strekt tot vaststelling van het standpunt dat de Gemeenschap dient in te nemen in de Associatieraad EG- Turkije met het oog op een besluit inzake de tenuitvoerlegging van de slotfase van de douane-unie tussen de EU en Turkije (8382/06).

In het ontwerp-besluit is een methode opgenomen om te beoordelen in hoeverre communautaire wetgeving door Turkije reeds in overeenkomstige wetgeving werd omgezet en of de Turkse
overeenstemmingsbeoordelingsinstanties aan alle eisen van de desbetreffende wetgeving voldoen.

De douane-unie tussen Turkije en de EU heeft tot doel het vrije verkeer van goederen tot stand te brengen door de technische handelsbelemmeringen tussen de EU en Turkije uit de weg te ruimen. Bepaalde producten moeten aan de essentiële eisen voldoen die in de desbetreffende wetgeving zijn vastgelegd, terwijl in bepaalde gevallen deze overeenstemming door de overeenstemmingsbeoordelingsinstanties moet worden bevestigd.

De slotfase van de douane-unie is uitgevoerd krachtens Besluit nr. 1/95, aangevuld door Besluit nr. 2/97, van de Associatieraad. In het ontwerp- besluit wordt de procedure vastgelegd waarmee de toepassing door Turkije van deze bepalingen kan worden beoordeeld.

VERVOER

Overeenkomst inzake luchtdiensten met Bosnië en Herzegovina

De Raad heeft een besluit aangenomen inzake de ondertekening en de voorlopige toepassing van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina inzake luchtdiensten.

De overeenkomst vormt het resultaat van onderhandelingen krachtens een mandaat aan de hand waarvan de Commissie met een derde land onderhandelingen kan openen om de bestaande bilaterale luchtvaartovereenkomsten van de lidstaten in overeenstemming te brengen met het Gemeenschapsrecht.

INTERNE MARKT

Octrooien van farmaceutische producten

De Raad heeft in eerste lezing een verordening aangenomen betreffende de verlening van dwanglicenties voor octrooien inzake de vervaardiging van farmaceutische producten voor uitvoer naar landen met volksgezondheidsproblemen. De Duitse delegatie onthield zich van stemming. (PE-CONS 3674/05).

Zie voor nadere informatie mededeling aan de pers 8745/06.

SOCIAAL BELEID

2007: Europees Jaar van gelijke kansen voor iedereen

De Raad heeft het besluit van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van het Europees Jaar van gelijke kansen voor iedereen (2007) - Naar een rechtvaardige samenleving aangenomen. Dit besluit vormt het resultaat van een akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, dat in eerste lezing is bereikt (PE-CONS 3676/05).

Het Europees Jaar van gelijke kansen voor iedereen vormt een gelegenheid voor de lidstaten en andere belangstellende landen om hun inspanningen tot uitvoering van wetgeving inzake gelijke behandeling en non- discriminatie verder op te voeren.

Het Europees Jaar van gelijke kansen voor iedereen heeft ten doel om:

gediscrimineerde groepen op hun rechten opmerkzaam te maken;

het debat te stimuleren over de wijze waarop de maatschappelijke participatie van gediscrimineerde personen kan worden opgevoerd;

de voordelen van diversiteit te benadrukken;

de waarden te verspreiden die aan het wegnemen van stereotypen, vooroordelen en het tegengaan van geweld ten grondslag liggen;

in het bijzonder door financiële steun te verlenen aan:

bijeenkomsten en manifestaties;

promotie- en onderwijscampagnes;

enquêtes en studies.

TRANSPARANTIE

Toegang van het publiek tot documenten

De Raad heeft de antwoorden goedgekeurd op:

confirmatief verzoek 16/c/01/06 (7924/06);

confirmatief verzoek 17/c/01/06 (7927/06);

confirmatief verzoek 18/c/01/06 (7949/06);

confirmatief verzoek 19/c/01/06, waarbij de Deense, de Finse en de Zweedse delegatie tegenstemden (7967/06);

confirmatief verzoek 20/c/01/06 van de heer Ludo BLOCK (7990/06).


---
12402/3/05 REV 3, CRIMORG 93 of PB C 311 van 9.12.2005, blz. 1. PB L 203 van 1.8.2002, blz. 1, door de lidstaten uiterlijk 1 augustus 2004 om te zetten.
PB L 328 van 05.12.2002, blz. 1, door de lidstaten uiterlijk 5 december 2004 om te zetten.
PB L 328 van 5.12.2002, blz. 17, door de lidstaten uiterlijk 5 december 2004 om te zetten.
7945/06 CRIMORG 59 ENFOPOL 54.
P6_TA-PROV(2006)0086
PB L 326 van 13.12.2005, blz. 13.
In een overweging zal worden aangegeven dat ter zake van persoonlijk letsel en schade aan voorwerpen, het land waar de schade zich voordoet het land is waar het letsel is opgelopen of waar de voorwerpen zijn beschadigd.
Richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming (PB L 304 van 30.9.2004, blz. 12). 14673/02 MIGR 125 FRONT 135 VISA 172.
Beschikking van de Raad van 29 april 2004 inzake het organiseren van gezamenlijke vluchten voor de verwijdering van onderdanen van derde landen tegen wie individuele verwijderingsmaatregelen zijn genomen van het grondgebied van twee of meer lidstaten (2004/573/EG) (PB L 261 van 6.8.2004, blz. 28).
Conclusies van de Raad over de praktische uitvoering van de ontwerp-beschikking van de Raad inzake het organiseren van gezamenlijke vluchten voor de verwijdering van onderdanen van derde landen tegen wie individuele verwijderingsmaatregelen zijn genomen van het grondgebied van twee of meer lidstaten (8540/04 MIGR 30 COMIX 275).
Zie Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad van 26 oktober 2004 tot oprichting van een Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (PB L 349 van 25.11.2004, blz. 1) Zie de Beschikking van de Raad van 16 maart 2005 betreffende de totstandbrenging van een beveiligd, op internet gebaseerd informatie- en coördinatienetwerk voor de migratiebeheersdiensten van de lidstaten (2005/267/EG) (PB L 83 van 1.4.2005, blz. 48). PB L 108 van 29.04.05, blz. 88.
Bijvoorbeeld toetredende staten, EVA/EER-landen, landen van de Westelijke Balkan.