Strategische analyse harddrugsscenes

Politie en wetenschap

'De Strategische analyse van harddrugsscenes. Hoofdlijnen voor politie en beleid', nieuwe uitgave in de reeks Politiewetenschap van het Programma Politie en Wetenschap.

(Hard)drugsscenes waar veel gemeenten mee te kampen hebben of mogelijk in de toekomst kunnen krijgen, verschillen naar aard en achtergrond. Drugsscenes kunnen worden onderscheiden in drie typen: open, verhulde en geprivatiseerde scenes, die ieder om een andere aanpak vragen. In het lokale veiligheidsbeleid wordt daar nog te weinig rekening mee gehouden. Dat komt voor een deel door een omissie in veel drugsonderzoek waarin maar zelden de relatie wordt gelegd tussen kenmerken van een drugscene en een passende aanpak op maat.

Dit zijn enkele van de belangrijkste uitkomsten van een studie naar de aard en achtergronden van harddrugscènes die in opdracht van het Programma Politie en Wetenschap is uitgevoerd door dr. Edward van der Torre van het COT, Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement in Den Haag.

De auteur heeft mede op basis van uitvoerig veldwerk in een aantal gemeenten een typologie ontwikkeld van harddrugscenes die als basis kan dienen voor een effectieve aanpak op maat. Hij onderscheidt drie typen hardrugsscenes:

- 'open drugsscenes', waar handel en gebruik voor ieder waarneembaar in de openbare ruimte plaatsvinden (voorbeeld: de Zeedijk in Amsterdam in de jaren tachtig)
- 'verhulde drugsscenes', waar de handel vanuit panden centraal staat ()voorbeeld: delen van de wijken Bloemhof en Tarwewijk in Rotterdam-Zuid);
- 'geprivatiseerde drugsscenes', waar dealers en gebruikers zich een beperkt stukje openbare ruimte hebben toegeëigend (voorbeeld: kelderboxen in de Bijlmer, Amsterdam Zuid-Oost, in de jaren tachtig; de Rotterdamse Millinxbuurt in de jaren negentig).

In het rapport wordt een vijftal variabelen beschreven waarmee het ontstaan van drugsconcentraties kan worden verklaard: de historie, de bereikbaarheid, de aantrekkelijkheid voor verslaafden, de criminele gelegenheidsstructuur van dealers en de sociale controle. Deze variabelen worden uitgebreid geanalyseerd en verduidelijkt met praktijkvoorbeelden. Zo kan bijvoorbeeld de opkomst van de drugsscene in Rotterdam Zuid worden verklaard door de economische crisis in de haven, in tweede helft van de jaren 80, en de daardoor optredende verpaupering.

De auteur waarschuwt voor de misvatting dat drugsscenes een typisch grootstedelijk fenomeen zouden zijn. Naast dergelijke scenes, zijn ook drugsscenes aangetroffen die als 'autonome drugsscenes'getypeerd worden. Het betreft drugsgebruik en drugshandel in sterk in zich zelf gekeerde gemeenschappen die vaak in hoge mate economisch onafhankelijk zijn en die een afkeer hebben van overheid en overheidsdienaren. Het gaat daarbij om gemeenschappen die problemen het liefst zelf op lossen. En als ze daar niet in slagen, leggen ze de schuld voor die problemen in hoge mate bij derden. Vaak gaat dit alles samen met een christelijke religie en met een (gekoesterd) religieus isolement. Voorbeelden zijn de gemeenten Urk en Volendam, maar het komt ook elders in de Bible Belt voor. Het kan gaan om kleine gemeenschappen met een groot en groeiend drugsprobleem.

De auteur waarschuwt tevens voor de misvatting dat het probleem van harddrugsverslaving en het aantal verslaafde veelplegers vanzelf af zal nemen, omdat het aantal 'heroïnejunken'veroudert en afneemt. Hoewel dit laatste klopt, is er echter wel degelijk sprake van een aanwas van criminele verslaafden langs onder meer de volgende patronen:

- Er blijven drugstoeristen naar geijkte Nederlandse steden komen; een deel daarvan blijft 'hangen';

- Het aantal loners neemt toe - personen die solitair marginaliseren en die als verslaafde verstrikt raken in een drugsscene;

- Dealers pushen drugsgebruik en werken zo verslaving in de hand. Dit pushgedrag neemt toe bij een aanbodoverschot;

- Kwetsbare groepen kunnen bij tegenslagen dak- of thuisloos raken en uiteindelijk verslaafd raken. De financiële kwetsbaarheid is toegenomen;
- Drugssmokkelaars raken verzeild in de drugsscene: als dealende katvanger of als verslaafde;

- Een categorie illegalen komt als verslaafde in de drugsscenes terecht;
- In achtergestelde milieus en buurten is drugshandel één van de informele inkomensstrategieën geworden. Dit geldt overigens niet alleen voor handel in harddrugs, maar evengoed voor softdrugshandel en de teelt daarvan. Cruciaal is dat het een way of life is geworden en dat handelaren zich fel zullen verzetten tegen overheidsinterventies.

In het laatste hoofdstuk van het rapport wordt de stap gezet van theoretisch model (de typologie en de vjif variabelen) naar de praktijk. Daarbij worden dominante kenmerken van een bepaalde drugsscene gekoppeld aan strategische beleidsprioriteiten. Langs deze wijze kan stapsgewijs steeds beleid worden ontwikkeld dat is toegesneden op de lokale omstandigheden.

Het onderzoeksrapport is uitgegeven in de reeks Politiewetenschap van het Onderzoeksprogramma Politie en Wetenschap, een zelfstandig onderdeel van het kenniscentrum van de Politieacademie. Politie en Wetenschap is in mei 1999 ingesteld om het wetenschappelijk onderzoek en de kennisontwikkeling op het gebied van politie en veiligheid te stimuleren en tevens een impuls te geven aan een betere benutting van onderzoeksresultaten in politiepraktijk en opleiding. Daartoe is een meerjarig onderzoeksprogramma ontwikkeld. De uitvoering van dit programma geschiedt onder leiding van de directeur van het programmabureau, G.C.K. Vlek.

Nadere informatie kan worden verkregen:
Van de zijde van de onderzoekers:

- dr. Edwar van der Torre tel. 070 - 3122027 0f 06-55384191

Van de zijde van het Onderzoeksprogramma Politie en Wetenschap :
- G.C.K. Vlek tel. 055 - 5397215 of 06 - 22778644

Persexemplaren van het rapport zijn te verkrijgen bij de uitgever: Kerckebosch in Zeist of de Politieacademie in Apeldoorn (locatie de Kleiberg).

Strategische analyse van hedendaagse harddrugsscenes. Hoofdlijnen voor politie en beleid. E. v.d. Torre (COT Den Haag). Politiewetenschap 31 (Zeist Kerckebosch/ Apeldoorn Politie en Wetenschap) 2006.