Ingezonden persbericht

==== Rapportage/Persbericht over de straatkinderen, de vuilnisbelt en lokale NGOS in Surabaya - geschreven: 12 Mei 2006 ====  

Surabaya is na Jakarta de op een na grootste stad, met zoals overal in Indonesië, ook enorm veel sociale problemen. Even liet ik het opvanghuis met onze kinderen in Lombok voor wat het was. Ik besloot samen met Deni (kinderverzorger) op 20 april 2006 naar Surabaya te vliegen om aldaar onderzoek te verrichten, te oriënteren en te socialiseren met de lokale hulporganisaties voor straatkinderen. Mijn verslag gaat daarom o.a. over de straatkinderen, de kinderen op de vuilnisbelt en de activiteiten van de lokale NGOS in Surabaya. De afgelopen weken waren behoorlijk stinkend, emotioneel en zwaar. Dat eerste heeft alles te maken met de vele bezoeken aan de vuilnisbelt.

Direct na aankomst in ons hotel in Surabaya, zijn we gaan uitzoeken welke organisaties zich actief inzetten voor de straatkinderen in de stad. Via de website van de organisatie Plan Nederland/UK (het voormalige; Foster Parents Plan) hadden we al enkele namen gevonden. Yayasan Alit en Insani. Deze organisaties zouden door Plan worden ondersteunt, stond vermeld op hun website. Echter na een lange speurtocht konden wij ze niet traceren. Ik besloot Plan Nederland zelf maar op te bellen, dat werd uiteindelijk erg kostbaar, want ik werd ruim veertig minuten in de wacht gezet en tientallen keren doorverbonden met mensen die van niets wisten. Uiteindelijk, zestig euro armer, werd ik verzocht om maar een e-mail te sturen, waar ik vervolgens nooit een antwoord op heb gehad. Ook de twee telefoonnummers die ik van hen had gekregen in Jakarta, daarvan bestond er een niet en op het andere nummer werd nooit opgenomen. Ik besloot hier verder geen tijd en geld meer aan te besteden en we gingen met een taxi opzoek naar de straatkinderen in de stad. Als eerste stopte wij bij de meest drukste kruispunten in het centrum. Wanneer daar de verkeerslichten op rood sprongen, was dat het moment dat de straatkinderen toe sloegen. Deze kids, veelal bedelaars en straatzangertjes, liepen dan tussen het wachtende verkeer, de automobilisten en motorrijders te terroriseren. Die gedwongen door het rode licht niets anders konden doen dan deze kinderen te negeren of ze hun kleingeld af te staan. Erg slim en lucratief, want ze verdienen daarmee dagelijks een heel redelijk Indonesisch salaris mee.

Het was inmiddels al namiddag toen wij aankwamen, de groepjes waren groot. Vanuit de taxi telde we een stuk of tien kinderen bij het eerste verkeerslicht. We besloten met deze kinderen te gaan praten en namen precies tien appels mee. Echter eenmaal toen we aan het uitdelen waren konden we twintig appels gaan bijhalen, de groep werd alsmaar groter en vanaf elk verkeerslicht kwamen ze aangerend, tot ruim dertig kinderen. Vrijwel direct viel mij het verschil op tussen de kinderen hier in de grote stad en de kinderen in onze stad Mataram, waar de groepjes veelal kleiner zijn. De kinderen hier zijn overduidelijk agressiever in hun gedraging naar ons en naar elkaar, het is onderling een soort van competitie, hun overlevingsstrategie is zo snel mogelijk alles in handen krijgen wat er te krijgen valt. We hadden de situatie nog maar net onder controle want Deni werd zowat beroofd van zijn zak appels. De wet van de sterkste overheerst en de kleintjes moeten het onderspit delven. Maar gelukkig hadden we voor iedereen genoeg. Er was maar een ventje die er met twee appels vandoor ging en ons op een afstandje aan het uitlachen was. Die hebben we de dag erna geen appel meer gegeven. Het eerste kind wat we interviewde heette Kipli en was elf jaar oud. Hij oogde wat onverzorgd met zijn lange, ongewassen haren, slonzige en veel te grote kleding. Dit was een duidelijk voorbeeld van onze doelgroep, een straatkind welk 24 uur per dag op straat leeft en zelf zijn kostje bij elkaar moet zien te scharrelen om te kunnen overleven. Kipli verdiende ruim 30.000 rupiah per dag met zijn bedel en zang werkzaamheden op straat. Dat is een hoop geld en helaas zijn andere mensen daar ook van op de hoogte. Dat is een van de redenen dat vele kinderen worden geëxploiteerd om dit werk te doen. Toen we met Kipli aan het praten waren, kwam er een man bij ons staan, die alsmaar dichterbij kwam om te zien waarmee wij bezig waren. Toen plotseling riep hij Kipli bij ons weg en nam hem mee naar een achter gelegen parkje. Waar hij achter de bosjes het geld wat Kipli aan het tellen was. Toen ik een ander kind vroeg wat die man aan het doen was, antwoorden hij dat hij kleingeld kwam wisselen. Een verhaal wat ik absoluut niet geloofde. Waarom nam hij hem dan bij ons weg en ging hij achter de bosjes zijn geld tellen. Mijn argwaan werd bevestigd toen ik beter keek en dichterbij kwam. Ik besloot foto's van deze gebeurtenis te maken en zag dat de man op een stuk karton het geld in twee stapeltjes verdeelde. Een situatie welke op grote schaal plaatsvindt hier in de stad. De kinderen kunnen tegen deze manier van afpersing weinig doen, want anders worden ze met geweld bedreigt. We bleven nog even in deze groep straatkinderen hangen en het werd ons duidelijk dat de meeste van deze kinderen 's morgens gewoon naar school gingen. Maar na schooltijd de straat op gaan, of worden gestuurd om geld te verdienen. De meeste in deze groep vertelde ons dat ze 's avonds bij hun ouders sliepen, er waren enkel maar een paar kinderen in het groepje, wie geen ouders meer hadden die voor hen zorgde, die kinderen moesten 's nachts een winkelterras gebruiken als slaapplaats met alle risico's die dat met zich mee brengt. Deze kinderen zijn extra kwetsbaar en een gemakkelijk slachtoffer voor mensen die kwade bedoelingen hebben. Helaas zijn wij al veelvuldig geconfronteerd met kinderen die hiervan het slachtoffer zijn geworden. Hierover zal ik in een volgend verslag meer schrijven.

Het volgende station was erg stinkend, de vuilnisbelt; TPA Benowo, de grootste vuilnisbelt van de stad Surabaya. Wat wij hier aantroffen was onvoorstelbaar, de stank was ondragelijk en ik wilde niets liever dan rechtsomkeert maken. Het was vreselijk, ik heb nog nooit zo iets smerigs geroken. Door de vrijkomende gassen uit het vuilnis, was het er bovendien benauwd en verstikkend. Ik werd meteen misselijk, kreeg keelpijn en had de nijging tot overgeven. Wat we hier vervolgens aantroffen was bijna niet te bevatten, ook al keek je er met eigen ogen naar, laat staan wanneer je dit alleen maar leest. Letterlijk op de vuilnis, was een compleet dorp gebouwd, compleet met een winkeltje van je raad het al; afval. Waar je een bord nasi kunt eten in bijzijn van duizend (stront)vliegen. Honderden mensen stonden op dat moment in deze verstikking en stank in het vuilnis te werken. We waren hier niet goed op voorbereid en met onze sandalen, klommen we het vuilnis op. Ook Tina die in Surabaya woont (Het nichtje van de lerares van Hadi), had zich als vrijwilliger bij onze activiteiten aangesloten. Op haar half hoge hakken, klom ze trouw achter ons aan en liet zich niet afschrikken door alle smerigheid. Daar stonden we dan, midden in alles wat de stad Surabaya weggooit. Mijn voeten zakte half weg in de drek, een mix van werkelijk alles, het meest walgelijke waar ik overheen of in stapte waren poepluiers, stront, bedorven voedsel, kadavers van dieren, noem maar op. Het was niet te voorkomen dat deze ranzige, vochtige, vreselijke stinkende drab tussen mijn tenen tot aan mijn knieën kwam. Dit was dus het werkterrein van vele kinderen. Ik wilde niets liever dan heel hard weglopen uit deze omgeving, weg weg! Mijn gedachte weer op nul, niet denkend aan het feit dat ik op dit moment mij bevond in de meest onhygiënische omgeving waar dan ook, gingen we verder met ons werk; de vuilnisbelt kinderen opzoeken. Al gauw vonden we twee jongetjes, Ikhsan en Sunjaya, beide elf jaar oud. Die als goudzoekertjes stukken plastic aan het verzamelen waren. De stakkers moesten van 's morgens vroeg vanaf vijf uur tot 's avonds zes uur, maarliefst dertien uur per dag in deze omgeving werken. Er was geen tijd voor hen om kind te mogen zijn en naar school te gaan. Gedwongen door armoede, ouders, familie en/of naasten moeten ze hier dag in dag uit werken. Beide knulletjes hadden een trieste uitstraling en staarden droevig voor zich uit, hun gezichten spraken boekdelen. Ikhsan was wees, zijn ouders waren overleden en hij woonde bij zijn oma. Al op zijn jonge leeftijd moest hij de verantwoordelijkheid dragen voor zijn zieke oma die alleen van hem afhankelijk was. Sunjaya's ouders waren gescheiden, hij woonde bij zijn vader en zus, die ook beide werkzaam waren op de vuilnisbelt. Dit beeld kwamen we later veel vaker tegen, ouders en familieleden die samen met hun kinderen op vuilnisbelt werken. Het op deze manier exploiteren van hun eigen kinderen, levert de ouder per kind ongeveer 0,60 euro cent (7000 rupiah) per dag op. Nadat we nog enkele andere kinderen daar die dag hadden geïnterviewd in de stank en soortgelijke trieste verhalen kregen te horen, besloten we de vuilnisbelt te verlaten en terug te gaan naar de stad.

De lucht in de auto was niet te harden en onze taxichauffeur was duidelijk niet blij met ons, einde van de rit probeerde hij ons vervolgens zelfs op te lichten door ruim het dubbele te vragen, ik had al een tip in mijn hand en besloot hem die niet te geven, in bijzijn van hem, belde ik zijn baas en bood hij zijn excuus aan.

Vlakbij het bimo busstation Joyoboyo stapte wij uit de taxi. Vlakbij zou een stichting zijn die straatkinderen helpt. We besloten in onze stinkende kleren onaangekondigd een bezoek te brengen. Yayasan Alang Lang, stond groot op het bord buiten. Toen we naar binnen liepen waren en vol activiteiten gaande met straatkinderen, die les kregen in lezen en schrijven, het bespelen van muziekinstrumenten en op straat waren sport activiteiten gaande. We hadden vrijwel direct de indruk dat dit echt een organisatie was die heel actief met deze kinderen bezig waren. Ook hadden ze een ander huis op een andere locatie waar we meteen naartoe werden gebracht, hier hadden ze meerdere lokalen voor handvaardigheidlessen en een muziek studio. Dit alles om de straatkinderen vaardigheden te leren waarmee ze in de toekomst zelfstandig kunnen worden. Het zag er allemaal geweldig uit en we waren onder de indruk. We werden vriendelijk ontvangen door de oprichter van de organisatie, Ditit Hape die samen met zijn vrouw en enkele vrijwilligers dagelijks 150 straatkinderen in de omgeving helpt, al meer dan tien jaar. We excuseerde ons voor het feit dat we vreselijk stonken naar vuilnis! Dat moest worden uitgelegd natuurlijk en met ongeloof werden de foto's bekeken van de kleine kinderen die werkzaam waren tussen het vuilnis.

We vroegen ook aan ze of ze ooit financiële hulp hadden ontvangen van foundation PLAN, maar daar hadden ze nog nooit een cent van ontvangen. Ook konden ze ons geen informatie geven over welke soortgelijke organisaties nog wel actief waren in Surabaya. Ditit vertelde ons dat hij nu extra actief is voor de kinderen die worden geëxploiteerd als huis hulpje bij mensen thuis. Hij legde uit dat deze veelal jonge kinderen van al hun rechten ontnomen zijn door hun bazen en bazinnen. Letterlijk opgesloten zijn in huis en niet naar school gaan. Ook waren er veel gevallen bekend dat deze kinderen worden mishandeld en seksueel misbruikt. Ditit heeft een manier gevonden om deze kinderen toch nog een beetje te kunnen helpen en te voorzien van hun rechten, informatie en educatie. Dit doet hij door huiswerk te geven aan de groente verkoper, die in Indonesië aan de deur komt. De groente verkoper geeft stiekem aan het kind het soort huiswerk en zijn rechten, telefoonnummer van politie en van hun stichting. Deze methode werkt erg goed volgens Ditit. Zodra het kind het huiswerk heeft gemaakt, wordt het terug gegeven aan de groente verkoper die het vervolgens weer terug geeft aan een van de medewerkers van de stichting.
 
Tina liet ons het Redlight district zien welk op de weg ligt naar de vuilnisbelt Benowo. Een omgeving van vele krottenwijken. Ze vertelde ons dat deze omgeving de laatste maanden bijna dagelijks nieuws is in de krant vanwege het feit dat er vele jonge kinderen van leeftijden van soms wel tien jaar oud, hier worden geëxploiteerd in de prostitutie, door veelal hun eigen familie. Bij terugkomst in het hotel heb ik contact opgenomen met Terre Des Hommes die actief zou zijn tegen de exploitatie van kinderen in de prostitutie. Maar uit hun reactie begreep ik dat ze op dit moment niet actief zijn in dit gebied. Het lijkt erop dat dit soort activiteiten dus vrij spel hebben en niemand zich nu actief inzet tegen deze gruwelijkheden.

 

Ons volgende bezoek werd de volgende dag, aan het Bungkur Asih busstation. Een groot busstation waar alle bussen uit heel Java bijeen komen. In de busterminal gingen we opzoek naar kinderen die daar zouden werken, echter waren ze hier niet makkelijk te vinden. Tot op het moment, dat er bussen arriveerde, sprongen de kinderen de bussen uit. Deze kinderen reizen overal naartoe in de bus, waar ze allerlei klusjes in de bus voor de reizigers opknappen. Hierdoor zijn ze moeilijk te traceren. Nadat we enkele medewerkers van het busstation hadden geïnterviewd, vertelde ze ons dat ongeveer dertig kinderen 's nachts hier in de terminal sliepen die een leeftijd hadden van zes tot twaalf jaar oud.

 

We besloten die dag terug te gaan naar de vuilnisbelt om Ixhsan en Sunjaya uit te nodigen om met ons mee te gaan naar Lombok. Helaas zei Ixhsan dat hij niet met ons mee kon, omdat hij voor zijn oma moest zorgen. Sunjaya wilde heel graag en kreeg toestemming van zijn familie. Echter eenmaal op de weg terug naar het hotel, ontving Deni een sms bericht dat we Sunjaya moesten terugbrengen omdat zijn zus plotseling van gedachte was veranderd, om verder problemen te voorkomen, brachten we hem terug. Bij terugkomst reageerde de geëmotioneerde zus van hem erg agressief tegenover Sunjaya en het arme jochie kreeg raken klappen van haar in zijn gezicht. Dit ging allemaal zo snel en onverwachts. We probeerde de situatie met haar wat te kalmeren, maar het kon haar niets schelen dat hij op de vuilnisbelt moest werken en niet naar school zou gaan. Voor die dag hebben we het hierbij gelaten om de situatie niet nog erger voor het jochie te maken en besloten de volgende dag het nog eenmaal te proberen. Ook dit helaas zonder resultaat. We hadden alles geprobeerd om alsnog toestemming te krijgen van de zus van Sunjaya, maar helaas. Vooral Deni was er erg emotioneel onder en bij terugkomst in het hotel barste hij in huilen uit. We besloten de volgende dag terug te vliegen naar Lombok.

 

Enkele dagen in Lombok heb ik de situatie van de straatkinderen, de fictieve organisaties in Surabaya en de situatie van de kinderen op de vuilnisbelt gerapporteerd aan Unicef en media. Lokaal is dit door media opgepakt en Unicef heeft ons uitgenodigd om hierover te gaan praten.

 

Even een paar dagen rust in Lombok, dat was althans de bedoeling, maar dat wilde absoluut niet lukken. Ik was enorm gefrustreerd en ook Deni was strijdluchtig om de kinderen op de vuilnisbelt te gaan helpen.
Juliane, een van onze vrijwilligers als kinderverzorger in het opvanghuis, kwam naar mij toe. Ze werkt aan een klein project van onze stichting in het RSU ziekenhuis voor de kinderen en ze was helemaal van streek. Een baby met een waterhoofd was met haar ouders het ziekenhuis uitgezet en naar huis gestuurd. Dit omdat de ouders de operatie die alleen in Surabaya kon worden gedaan niet konden betalen. We besloten meteen om de baby te gaan helpen en reden naar het dorpje waar we twee volslagen machteloze ouders aantroffen. De baby was er ernstig aan toe, het maakte een vreselijk piep geluid met ademhalen, er kwam schuim uit haar mondje en haar hoofd was zo groot als een basketbal. Het was voor mij volstrekt onbegrijpelijk dat het ziekenhuis dit kind en de ouders gewoon het ziekenhuis uitgezet hadden. Ik nam contact op met het Liliane fonds in Nederland en kreeg meteen hulp. Ik moest contact opnemen met zuster Hugolien in Surabaya. Een geweldige vrouw die zei dat we het kind konden komen brengen, vanaf daar zouden zij de zorg overnemen en de baby voorbereiden voor de operatie. Die zelfde nacht nog is Agus met de baby en de ouders vertrokken. Een lange reis van ruim 2000km per auto, het was een riskante onderneming, maar het vliegtuig was geen optie, aangezien de druk op het hoofdje van de baby dan te groot zou worden.

 

Wij, Deni, Samsul, Juliane en drie kinderen uit ons opvanghuis gingen mee naar Surabaya. In het pilot project First aid was nog plaats voor enkele kinderen en die vonden we al gauw op de vuilnisbelt, drie kinderen wilde met ons mee komen. Een van de kids, Sugan een weesje van acht jaar oud wilde heel graag mee. Hij werkte net als alle andere kinderen lange dagen op de vuilnisbelt en hij woonde bij zijn tante, die probeerde we te vinden tussen het vuilnis. Toen we haar uiteindelijk hadden gevonden, vroegen we haar om toestemming om Sugan mee te mogen nemen, we kregen toestemming. Vervolgens vroeg zijn tante of we ook haar dochter van tien jaar oud, die ook tussen het vuilnis aan het werk was, wilde meenemen. Met deze twee kinderen liepen we terug naar de auto, er kwam een jongen van ongeveer dertien jaar oud aangerend, hij zat van top tot teen onder de smurrie en stonk verschrikkelijk en vertelde ons dat hij van Ixhsan had gehoord dat we kinderen wilde meenemen naar Lombok. Hij vroeg of hij met ons mee mocht komen, want hij wilde heel graag naar school. Zijn naam was Soerejardi en hij woont bij zijn vader, ouders zijn  gescheiden. Ook zijn vader is werkzaam op de vuilnisbelt en hij vroeg toestemming aan zijn vader of hij met ons mee mocht komen. Hij kreeg toestemming en kwam ook met ons mee.

 

Ik had mijn handen gelegd op een oud telefoonboek waarin ik Yayasan Alit had gevonden. Het telefoonnummer bleek niet meer te bestaan maar er stond wel een adres bij. We hadden nog wat tijd over in Surabaya en besloten gezamenlijk met onze  kinderen een bezoek te brengen aan hun kantoor aan de Jl. Achmad jais. Het kantoor bleek tot onze grote verbazing toch nog te bestaan en we werden binnen ontvangen. Een groot huis met twee verdiepingen en vele kamers, een mooie marmer vloer en een grote woonkeuken met een nieuw kookgasfornuis, welk nog verpakt was in het plastic. Dit alles zou een hoop geld hebben gekost en ik dacht meteen dat met zulke goede voorzieningen er net zo goed voor de straatkinderen gezorgd zou worden. Mijn eerste vraag was dan ook of hier straatkinderen kwamen en of ze hier ook werden opgevangen. Er zou namelijk wel plaats zijn voor honderd kinderen. Maar dat was niet het geval, het huis was bestemd voor het personeel. Hetzelfde personeel dat zenuwachtig onze vragen aan het afwachten waren. Ze vertelde ons dat ze een shelter hadden voor de straatkinderen. Ik werd meteen enthousiast en drong aan om hier naartoe te gaan. Maar er werd mij gezegd dat dit geen zin had, er zouden op dit moment geen activiteiten voor de kinderen plaatsvinden en ook geen kinderen zijn. Activiteiten werden af en toe georganiseerd en dan op afspraak. Een afspraak maken? Dat klonk een beetje vreemd, misschien had ik het verkeerd begrepen en herhaalde de vraag, maar het was geen miscommunicatie. Wanneer Alit een activiteit organiseert wordt dit doorgegeven aan een straatkind en die moet het dan weer doorgeven aan de rest. Een beetje aparte manier, maargoed iedereen doet zijn werk op zijn eigen manier dacht ik. Ik bleef vervolgens aandringen dat ik de shelter wilde zien en uiteindelijk werden we dan toch meegenomen. Het lag op loopafstand van hun prachtige kantoor. Aangezien dat er al geweldig en veelbelovend uitzag, zou de shelter natuurlijk nog veel geweldiger moeten zijn, dacht ik. Het werd een teleurstelling, een klein huisje met een vrouw, man en een klein kind bleken hier te wonen. Ze reageerde wat verschrikt op onze komst en waren duidelijk niet voorbereid. Ze wisten wel wat we kwamen doen en hun eerste opmerking was dan ook meteen, dat er op dit moment geen straatkinderen hier waren. Dat was iets wat wij ook al hadden opgemerkt. Ons werd verteld dat op dit moment ongeveer zestien kinderen af en toe naar dit huis kwamen. We waren allemaal verbaast, zestien kinderen af en toe? Deze organisatie bestaat al ruim acht jaar en organiseert af en toe activiteiten op afspraak voor maar zestien kinderen?! Toen ik door het huisje liep, zag ik niets wat op materiaal kon duiden waar activiteiten voor kinderen mee georganiseerd konden worden of waarmee ze iets konden leren. Er lag alleen een matras op de grond waar hoogstwaarschijnlijk de vrouw en man met hun kind op sliepen. De vrouw was bezig om haar kleren te strijken en op de grond stond een tv en verder was het leeg. Het huis stonk en ik liep naar buiten, achter het huis stonk het vreselijk en al gauw zag ik de oorzaak, konijnen vellen hingen in de zon te drogen. Waren dat dan de activiteiten van de straatkinderen? We zijn hier uiteindelijk vijf minuten gebleven en ik liep teleurgesteld naar buiten, dit klopt niet. Als deze organisatie ooit gelden hebben ontvangen van PLAN Nederland of van andere buitenlandse organisaties, zit dat geld in hun prachtige kantoor die als woonhuis gebruikt wordt en de nieuwe brommertjes die voor de deur stonden. Het is erg jammer om te zien dat de buitenlandse fondsen geld van hun donateurs zo onzorgvuldig uitgeven aan dit soort fictieve organisaties, die over de rug van kansarme straatkinderen geld inzamelen om alleen zichzelf daarmee te verijken. Het is dan ook de buitenlandse organisatie te verwijten dat ze hun veldwerk niet of onvoldoende doen! Dit is letterlijk geld weggooien en slechte publiciteit voor hulporganisaties die hun werk wel zorgvuldig doen. Als er ooit activiteiten hebben plaatsgevonden voor de straatkinderen binnen deze organisatie lijkt het er verdacht veel op dat dit een eenmalige actie is geweest om geld in te zamelen. Er is duidelijk geen continuïteit geweest in hun werkzaamheden. Gezien het feit dat Surabaya duizenden straatkinderen telt zou het niet heel erg moeilijk zijn om in acht jaar tijd toch veel meer te kunnen doen dan enkel alleen zestien kinderen te helpen die we geen eens te zien hebben gekregen. Ik vind het schandalig, zeker wanneer zo'n organisatie de slogan 'Equality for all children' durft te gebruiken. Dan terug te komen op Yayasan Alang lang, is gelukkig een voorbeeld van een organisatie die het wel goed doet en waar de activiteiten voor de kinderen op volle toeren draaien. Ruim 150 kinderen komen wekelijks naar hun shelter toe om te kunnen deelnemen aan hun programma. Het is goede zaak dat Foundation SAVE THE CHILDREN deze Yayasan ondersteunt.

 

De volgende en laatste dag in Surabaya, gingen we het baby'tje in het ziekenhuis opzoeken. Ze was inmiddels geopereerd en had een draineerbuisje in haar hoofd gekregen. Je zag dat de druk van haar hoofdje af was en zodra we binnen kwamen en naast haar bedje stonden, begon ze te lachen naar ons. Het was even emotioneel om dat te zien na alle inspanningen die niet zonder risico waren geweest. Geweldig gewoon! En vol lof aan het personeel in het ziekenhuis en het Liliane Fonds Nederland voor hun geweldige hulp! De verpleegster zei dat we net op tijd waren geweest want ze had nog al haar reflexen. Baby-tjes met een waterhoofd kunnen voor de twee maanden na de geboorte nog worden geopereerd, daarna is de kans op blijvende schade veel groter. Ze worden dan veelal blind en doof.

 

Bij terugkomst in Lombok hebben de drie nieuwe kinderen van de vuilnisbelt Surabaya hun plekje gevonden in ons opvanghuis.

Vrijwel meteen kreeg ik bezoek van een vriendin uit Bali die voor de internationale hulporganisatie VSO werkt. Ze was even in Lombok en nam mij mee om een ziek kind te bezoeken. Ik werd geconfronteerd met een knulletje van nog geen zeventien jaar oud die chronische leukemie heeft en op sterven lag. Het arme ventje is zo goed als in de steek gelaten door zijn ouders en familie. Heeft altijd voor zijn eigen bestaan moeten knokken om te kunnen overleven. Jaren lang moest hij als klein kind in de mijnen van Sumbawa werken, stenen sjouwen. Nu is hij getroffen door deze vreselijke ziekte die zijn lichaam op afschuwelijke wijze aan het afbreken en kapot maken is. Het is ongelofelijk oneerlijk om te moeten zien hoe dit mannetje deze lijdensweg moet doorstaan en de dood moet afwachten. We hebben hem onderdak weten te bieden bij een Nederlandse vrouw die op Lombok woont en werkt, hij heeft een rolstoel van ons gekregen zodat we hem af en toe even mee naar buiten kunnen nemen. Hij had zo'n vreselijke pijn, dat we een geweldige dokter hebben gevonden die hem elke dag nu bezoekt en hem een injectie tegen de pijn geeft. Hij is door zijn ziekte inmiddels doof geworden en gaat steeds slechter zien, heeft al enkele keren een bloedtransfusie gekregen. We hebben hem gisteren weer naar het ziekenhuis gebracht omdat er opnieuw bloed uit zijn aderen komt, hij moet opnieuw een bloedtransfusie krijgen. De dokter heeft hem verteld wat hij heeft, het was hem door nog niemand verteld. Het knulletje heeft zo diep liggen huilen toen hij kreeg te horen dat hij niet meer beter zou worden. We bezoeken hem nu elke dag en proberen zijn laatste levensperiode nog zo prettig mogelijk voor hem te maken. Misschien in Nederland had hij nog een kans gehad, maar dit soort voorzieningen ontbreken hier en ook al waren deze voorhanden, dan was het nu al te laat voor hem.

Het beeldmateriaal van de reportage is te bezichtigen op www.photobook.nl

www.pedulianak.com