College Bescherming Persoonsgegevens

Persbericht, 15 mei 2006

Niets te verbergen en toch willen weten wat er gebeurt met je gegevens

Nipo-onderzoek naar kennis, ervaring en opvattingen betreffende de informatieplicht

Nederlanders vinden het belangrijk dat zij goed geïnformeerd worden over wat er gedaan wordt met hun persoonsgegevens. Het vertrouwen dat instellingen, bedrijven en andere verantwoordelijken hen inderdaad goed informeren, is echter veelal laag. De feitelijke naleving wordt door de ondervraagde verantwoordelijken laag geschat voor de eigen branche. Kennis van de wettelijke informatieplicht is verontrustend laag. Tot deze conclusies komt het onderzoek van TNS NIPO Consult onder burgers, huisartsen, onderwijsinstellingen en woningcorporaties uitgevoerd in 2005 in opdracht van het CBP. Hetzelfde onderzoek is bij drie andere branches (handelsinformatiebureaus, postorderbedrijven en internetwinkels) zonder resultaat gebleven door een gebrekkige respons.

Het onderzoek vroeg burgers naar kennis, ervaringen en opvattingen ten aanzien van de informatieplicht: 70% van de Nederlanders vindt het belangrijk dat de informatieplicht door bedrijven en instellingen wordt nageleefd. Als het gaat om huisartsen, onderwijsinstellingen en woningcorporaties vinden burgers dit nog veel belangrijker: 96% hecht aan de goede naleving van de informatieplicht door huisartsen en iets meer dan 80% aan de goede naleving door onderwijsinstellingen en woningcorporaties. Burgers hebben een groot vertrouwen in de huisartsen; het vertrouwen van burgers dat onderwijsinstellingen en woningcorporaties de informatieplicht naleven, is echter veel lager.

Ook aan huisartsen, onderwijsinstellingen en woningcorporaties is in een steekproef gevraagd naar de (naleving van de) informatieplicht:
- Bijna de helft van de huisartsen geeft aan op de hoogte te zijn van de informatieplicht en iets minder huisartsen kennen de Wet bescherming persoonsgegevens (WBP). Na toelichting schat de ondervraagde groep dat 41% van de eigen beroepsgroep de informatieplicht goed naleeft. Het merendeel van de huisartsen zegt zelf de patiënt wel te informeren over gegevensverstrekking aan anderen dan bij de behandeling betrokken personen.
- Driekwart van de onderwijsinstellingen en woningcorporaties (respectievelijk 75% en 78%) achten zich redelijk tot goed op de hoogte van de informatieplicht en de WBP. Nagenoeg alle onderwijsinstellingen en bijna driekwart van de woningcorporaties onderkennen het belang van de informatieplicht. In beide branches denkt men echter dat ongeveer vier op de tien (resp. 41% en 43%) van alle organisaties in Nederland de informatieplicht goed naleeft. Huisartsen zijn hierover wat pessimistischer.
- Huisartsen weten echter het best wat de informatieplicht inhoudt: 53% benoemt de informatie die aan burgers gegevens moet worden: de identiteit van de organisatie (naam, adres, plaats) en het doel van de verwerking. Slechts enkele onderwijsinstellingen en woningcorporaties geven een compleet antwoord.
- Het merendeel van de ondervraagden in de drie branches ziet de informatieplicht niet als belemmering voor de uitvoering van het werk.

Het onderzoek bevestigt de vertrouwenskloof rond het gebruik van persoonsgegevens die al werd geconstateerd in het TNS NIPO Consult onderzoek Burgers en hun privacy. Opinie onder burgers van 2004.Uit dit onderzoek in opdracht van het CBP bleek dat Nederlanders (84%) het (zeer) belangrijk vinden dat organisaties op een correcte wijze met hun persoonsgegevens omgaan. Zij bleken zich ook goed bewust van het belang van de bescherming van persoonsgegevens, maar hadden weinig inzicht in de manier waarop organisaties met persoonsgegevens omgaan. Het vertrouwen dat zij hadden in een daadwerkelijk correcte omgang met hun persoonsgegevens door verschillende soorten instanties en bedrijven bleef dan ook steeds achter bij het belang dat zij eraan hechtten.

Over de informatieplicht
Mensen hebben het recht te weten wat er met hun persoonsgegevens gebeurt. Op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens (WBP) zijn organisaties en instellingen daarom verplicht mensen te informeren over hun identiteit en wat zij met hun persoonsgegevens doen. Een organisatie moet bijvoorbeeld laten weten voor welk doel het de persoonsgegevens verzamelt. Ook moet deze organisatie laten weten of het persoonsgegevens doorgeeft aan andere organisaties en waarom. Als een organisatie persoonsgegevens van een andere instantie krijgt, kan de informatieplicht zwaarder wegen dan wanneer het de gegevens rechtstreeks van de betrokken persoon had ontvangen. Een betrokken persoon is er namelijk niet altijd van op de hoogte dat zijn persoonsgegevens doorgegeven zijn aan een andere organisatie. Zie verder de informatiebladen Informatieplicht (voor organisaties) en Recht op informatie (voor burgers) en het themadossier Informatieplicht op de website. Het CBP besteedt in 2005-2006 extra aandacht aan de informatieplicht.

Kijk voor meer informatie op http://www.cbpweb.nl

Over het CBP
Het College bescherming persoonsgegevens (CBP) houdt -onder de Wet bescherming persoonsgegevens (WBP)- toezicht op de naleving van wetten die het gebruik van persoonsgegevens regelen. Bij het CBP moet het gebruik van persoonsgegevens worden gemeld, tenzij hiervoor een vrijstelling geldt. Het CBP adviseert de regering en organisaties over de bescherming van persoonsgegevens en onderwerpen die daarmee samenhangen. Het CBP toetst gedragscodes en bemiddelt in geschillen tussen burgers en gebruikers van persoonsgegevens. Op eigen initiatief of op verzoek van een belanghebbende kan het CBP onderzoeken of de manier waarop persoonsgegevens in een bepaalde situatie zijn gebruikt, in overeenstemming is met de wet en daaraan zonodig gevolgen verbinden. Voor in gebreke blijven bij de melding kan een boete worden opgelegd. Bij overtreding van de wet of daarop gebaseerde regelingen kan het CBP overgaan tot bestuursdwang of een dwangsom opleggen.