WTO akkoord
Oud Eurocommissaris Frits Bolkestein is het niet eens met de uitspraak
van Oxfam dat ontwikkelingslanden het WTO akkoord, dat nu vorm krijgt,
beter niet nu kunnen tekenen.
Den Haag, 15 mei 2006
Oud Eurocommissaris Frits Bolkestein is het niet eens met de uitspraak
van Oxfam dat ontwikkelingslanden het WTO akkoord, dat nu vorm krijgt,
beter niet nu kunnen tekenen. Maar wat ons betreft rechtvaardigt geen
enkele deadline een WTO akkoord dat eerlijkere handelsregels niet
dichterbij brengt. Ontwikkelingslanden kunnen dan beter
dooronderhandelen over een deal die hun handtekening wel waard is.
De in 2001 gepresenteerde Doha-ontwikkelingsagenda was welkom, gezien
de intentie om de noden van arme landen centraal te stellen. Maar met
het komen en gaan van de WTO deadlines, zijn de belangen van arme
landen steeds meer op een zijspoor beland. De huidige deadline, is het
verlopen van de Amerikaanse Trade Promotion Authority (TPA) in 2007.
Oxfam Novib is zeer bezorgd dat onder de druk van deze deadline de
kans op een zeer onevenwichtige overeenkomst veel groter is, dan die
op een overeenkomst die arme landen helpt. Dit is een zeer
teleurstellende conclusie. Toch is het beter is om langer de tijd te
nemen voor een goede overeenkomst, dan om binnen de deadlines een
onbevredigende deal te sluiten. Wij stellen overigens niet dat de
onderhandelingen beëindigd moeten worden. Integendeel. Nieuwe
multilaterale handelsregels blijven noodzakelijk, in principe hoe
eerder hoe beter, en de WTO blijft de beste plaats om hierover te
onderhandelen.
Het grootste struikelblok nu zijn niet de ontwikkelingslanden, maar is
het gebrek aan politieke wil bij vooral de Europese Unie en de
Verenigde Staten. Zo heeft Eurocommissaris voor Internationale Handel,
Peter Mandelson al diverse malen gesteld dat Europa op andere
terreinen economisch gecompenseerd moet worden voor de tarief- en
subsidieverlagingen die zij aanbiedt in landbouw.
Maar Oxfams analyse toont aan dat de Europese Unie, ook al is het
Europees landbouwbeleid recentelijk hervormd, door kan gaan
handelsverstorende landbouwsubsidies te geven en dumping dus niet
stopt. De exportsubsidies worden in principe wel afgeschaft, maar die
vertegenwoordigen maar een klein deel van het totaal aan
handelsverstorende subsidies. Daarnaast wil de Europese Unie extra
tariefbescherming blijven geven aan voor Europa gevoelige
landbouwproducten, waardoor de exportmogelijkheden voor
ontwikkelingslanden minder groeien dan gehoopt. Ook het landbouwaanbod
van de Verenigde Staten is doorspekt met eigenbelang.
In ruil voor dit zeer magere landbouwaanbod eisen de EU en de VS dat
ontwikkelingslanden hun industriële- en dienstenmarkt ruim openen. Dit
kan leiden tot hoge aanpassingkosten in ontwikkelingslanden,
bijvoorbeeld doordat banen verloren gaan. Maar ook de vooruitzichten
van arme landen op langere termijn komen in gevaar. De historie laat
zien dat geen enkel land zich heeft ontwikkeld door zich af te sluiten
van de rest van de wereld. Maar de historie leert ook dat de
succesvolle ontwikkelingslanden allemaal een zekere mate van
bescherming hebben geboden aan strategische sectoren. Anders zou
Zuid-Korea nog steeds pruiken in plaats van autos produceren. En de
mogelijkheden om gericht industriebeleid te voeren dreigen nu verder
in te worden geperkt.
Verder zal iedere serieuze econoom de inkomsten die volledige
vrijmaking van de handel volgens modelberekening opleveren, nooit als
absoluut beschouwen. Al is het maar, omdat modelberekeningen externe
kosten niet of maar deels meenemen. De door Bolkestein genoemde 1,2
biljoen extra inkomsten, moet dan ook met een grote korrel zout worden
genomen. Recent vergelijkbaar onderzoek, waarin de
WTO-onderhandelingen zelf onder de loep worden genomen, komt tot veel
lagere inkomsten of concludeert dat de armste landen zelfs inkomen
zullen verliezen.
Wat ons betreft, moet een goed WTO-akkoord tenminste
handelsverstorende landbouwsubsidies fors afbouwen en meer
markttoegang voor ontwikkelingslanden bieden. Dit moet niet gepaard
gaan met onredelijke eisen voor marktopening voor de industriële of
dienstensector. Verder moet de belofte dat ontwikkelingslanden,
vanwege hun achterstand, minder hoeven te doen dan rijke landen op
alle WTO-terreinen worden nageleefd. Ook hebben arme landen
hulp-voor-handel nodig, maar niet onder de voorwaarde dat ze hiervoor
hun markten moeten openen. Tot slot moeten WTO-regels de toegang tot
betaalbare medicijnen niet verhinderen en moeten ontwikkelingslanden
die in de problemen komen doordat hun preferentiële toegang tot de
Europese markt minder waard wordt, worden geholpen. Zonder al deze
punten is de Doha-ontwikkelingsagenda zijn naam niet waardig.
Adrie Papma, directeur handelscampagne Oxfam Novib en Marita Hutjes,
senior beleidsmedewerker handel
Bron: Oxfam Novib, 19 mei 2006
Novib