Antwoorden op kamervragen van Kalsbeek over wachtlijsten in de pleegzorg
Kamerstuk, 16-5-2006
Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid Kalsbeek over wachtlijsten
in de pleegzorg (2050610220).
Vraag 1
Bent u op de hoogte van het feit dat er aanzienlijke wachtlijsten
bestaan bij de aanmelding voor pleegzorg bij het Centrum voor
Pleegzorg te Rotterdam?
Antwoord 1
Nee, ik heb geen signalen dat potentiële pleegouders in Rotterdam lang
moeten wachten op screening door het Centrum voor Pleegzorg. Volgens
de stadsregio Rotterdam wachten maximaal enkele potentiële
netwerkgezinnen op een screening door een voorziening voor pleegzorg.
In de stadsregio Rotterdam wachtten op 23 maart 2006 39 kinderen met
een indicatie voor pleegzorg langer dan 9 weken op een
pleegzorgplaats.
Vraag 2
Hoeveel (potentiële) pleegouders staan in Rotterdam op de wachtlijst,
en wat is de gemiddelde wachttijd? Bestaan buiten de regio Rotterdam
ook in andere regio's lange wachtlijsten? Hoe lang moet gemiddeld
worden gewacht op de uitkomst van de toetsing van de
pleegzorgplaatsing en pleegzorgvergoeding en wat zijn de oorzaken van
deze wachttijden?
Antwoord 2
Er bestaan geen wachtlijsten van (potentiële) pleegouders in
Nederland.
Een pleegzorgvoorziening kan met een gezin uit het netwerk van het
(potentiële) gezin, na een indicatiestelling voor pleegzorg, een
tijdelijk pleegcontract sluiten. Dit pleegcontract is maximaal 13
weken geldig en gedurende deze periode ontvangt het netwerkpleeggezin
begeleiding en scholing door de pleegzorgvoorziening en tevens de
pleegzorgvergoeding. In de periode van 13 weken dient de screening van
het pleeggezin plaats te vinden. Als het gezin geschikt verklaard
wordt, wordt de situatie daarna bestendigd. Als het gezin niet
geschikt wordt verklaard, wordt het kind tijdelijk elders geplaatst en
wordt een ander pleeggezin gezocht.
Vraag 3
Is het mogelijk, vooruitlopend op de uitkomst van deze toetsing, aan
de pleegouders die feitelijk al pleegzorg verlenen en zich voor
toetsing al bij het centrum voor pleegzorg hebben aangemeld, de nodige
ondersteuning en financiële compensatie te bieden? Zo neen, wat is de
reden dat pleegouders gedurende de (soms lange) wachttijd de kosten
van pleegzorg geheel voor eigen rekening moeten nemen?
Antwoord 3
De pleegvergoeding gaat in vanaf het moment van indicatiestelling. Er
heeft zich in Rotterdam de situatie voorgedaan, dat een pleegouder,
waar het pleegkind al bij inwoonde op het moment van aanmelding bij
het bureau jeugdzorg, lang op de indicatiestelling heeft moeten
wachten. Dit impliceert dan ook een lange periode zonder
pleegvergoeding. Omdat de stadsregio dit ongewenst vond, heeft ze in
dit geval geregeld, dat de pleegvergoeding ook betaald werd over de
periode dat gewacht werd op indicatiestelling. Naar aanleiding hiervan
heb ik aan de provincies gevraagd om hiervoor via betaling met
terugwerkende kracht een oplossing te zoeken, zodat pleegouders niet
financieel de dupe worden van te lange doorlooptijden bij bureau
jeugdzorg.
Vraag 4
Is het waar - zoals het Centrum voor Pleegzorg te Rotterdam beweert -
dat het tekortschieten van subsidie aan de Centra voor Pleegzorg de
primaire oorzaak is van de bestaande wachttijden en wachtlijsten?
Waarom krijgt het Centrum voor Pleegzorg Rotterdam slechts subsidie
voor pleegzorg voor 700 kinderen, terwijl blijkt dat in deze regio
jaarlijks veel meer dan 700 kinderen pleegzorg nodig hebben? Worden
ook buiten Rotterdam de Centra voor Pleegzorg gefinancierd op basis
van andere criteria dan het aantal jeugdigen dat behoefte heeft aan
pleegzorg? Zo ja, op basis van welke criteria wordt de subsidie
vastgesteld?
Antwoord 4
De provincies en grootstedelijke regio's zijn verantwoordelijk voor de
subsidiëring van zorgaanbieders zoals de pleegzorgvoorzieningen. De
subsidiëring vindt daarbij plaats op basis van de in het werkgebied
verwachte vraag naar zorg(vormen).
Het kabinet heeft vorig jaar besloten om structureel EUR 33 miljoen
beschikbaar te stellen om zorgaanbod als compensatie voor extra
uithuisplaatsingen te financieren. Deze middelen waren voldoende om
het benodigde volume aan pleegzorg in te kopen. Daarboven heb ik zeer
recent met alle provincies en grootstedelijke regio's
prestatie-afspraken gemaakt, zodat eind 2006 kinderen binnen 9 weken
na indicatie jeugdzorg ontvangen. Volgens het voorstel voor de aanpak
van de wachttijden van de stadsregio Rotterdam werden 706
pleegzorgplaatsen gefinancierd en bedraagt de geprognosticeerde
wachtlijst voor pleegzorg voor eind 2006 47 cliënten. Met de extra
beschikbaar gestelde middelen zullen deze cliënten eind 2006 allen
jeugdzorg kunnen ontvangen.
Vraag 5
Bent u het eens met de stelling "dat potentiële pleegouders door het
lang uitblijven van ondersteuning en financiële compensatie als gevolg
van de lange wachttijden worden ontmoedigd om pleegzorg aan jeugdigen
te bieden"? Zo neen, hoe rijmt u dit met het onderzoek van Pleegzorg
Nederland 1), waaruit blijkt dat potentiële pleegouders die
uiteindelijk afzien van het verlenen van pleegzorg, dit in twintig
procent van de gevallen doen, omdat het hen aan voldoende middelen
ontbreekt om het kind te onderhouden? Wat gaat u op korte termijn doen
om de wachtlijsten en doorlooptijden bij de Centra voor Pleegzorg weg
te werken?
Antwoord 5
Ik vind het van belang dat potentiële pleegouders, die al een
potentieel pleegkind in huis hebben, zo snel mogelijk duidelijkheid
krijgen over ondersteuning en financiële compensatie. Hiervoor is
snelle indicatie van belang. Ik heb aan de provincies gevraagd om
hiervoor zorg te dragen.
Het onderzoek van Pleegzorg Nederland betreft een algemeen onderzoek
onder de gehele Nederlandse bevolking. Van hen zegt 20% te weinig geld
te hebben om een pleegkind te onderhouden. Bij de beantwoording van
deze vraag zal door de respondenten geen rekening zijn gehouden met de
daadwerkelijke hoogte van de pleegzorgvergoeding.
Zie ook antwoord bij 4.
Vraag 6
Is het waar dat met de invoering van de Zorgverzekeringswet per 1
januari jl. pleegouders zonder aanvullende verzekering niet worden
gecompenseerd voor extra zorgkosten van pleegkinderen? 2) Bent u
bereid pleegouders gezien het feit dat pleegkinderen statistisch
gezien, komend uit een achterstandssituatie een hoger dan gemiddeld
gezondheidsrisico lopen, aanvullend te compenseren? Kunt u garanderen
dat pleegouders er in vergelijking met de situatie voor 1 januari jl.
voor wat betreft de totale zorgkosten voor pleegkinderen, niet op
achteruit zullen gaan? Zo ja, wat gaat u ondernemen om de stijgende
gemiddelde lasten voor pleegouders zonder aanvullende en- of
tandartsverzekering te compenseren? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 6
De Zorgverzekeringswet leidt ook tot veranderingen in de
zorgverzekering voor pleegkinderen.
Op grond van de Zorgverzekeringswet heeft degene die het gezag over
een minderjarige heeft de plicht ervoor te zorgen dat de minderjarige
een zorgverzekering heeft. De biologische ouders, en in geval van
voogdij de voogden, dan wel bureau jeugdzorg als voogdij-instelling,
zijn derhalve verplicht een basiszorgverzekering af te sluiten. De
Branchecommissie Bureaus Jeugdzorg heeft voor de periode na 1 januari
2006 bij de zorgverzekeraar VGZ een collectieve basisverzekering
afgesloten voor uithuisgeplaatste jongeren. Dit betekent dat alle
jongeren die uithuis zijn geplaatst met een machtiging tot
uithuisplaatsing, die niet door de ouders of pleegouders voor de
basisverzekering verzekerd worden, door de bureaus jeugdzorg verzekerd
zijn.
In deze basisverzekering is men verzekerd tegen medisch noodzakelijke
kosten. Het al dan niet afsluiten van een aanvullende verzekering voor
een minderjarige is de verantwoordelijkheid van degene die het gezag
draagt. Overigens zijn pleegouders, die geen voogd zijn, ook bevoegd
om de zorgverzekering voor een minderjarig pleegkind af te sluiten.
De basisverzekering in de Zorgverzekeringswet is gratis voor
minderjarigen en volgens de aanbiedingen van de zorgverzekeraars voor
2006 zijn de aanvullende verzekeringen voor kinderen in een groot
aantal gevallen eveneens gratis.
De Branchecommissie Bureau Jeugdzorg heeft besloten om in geval een
minderjarig uithuisgeplaatst kind niet elders aanvullend verzekerd is,
een beperkt aantal kosten te vergoeden. Het betreft een bijzondere
uitgaven-regeling (aanvullende regeling) voor een eenmalige vergoeding
voor orthodontie, voor brillenglazen of contactlenzen en voor
wekapparatuur. Dit is een bestendiging van de situatie voor 1 januari
2006.
Aangezien vooraf niet geheel te overzien was en ook thans nog niet
geheel in beeld is, welke gevolgen de Zorgverzekeringswet voor
pleegkinderen zou hebben, hebben wij de Maatschappelijke
Ondernemersgroep gevraagd een inventarisatie te maken van de
knelpunten in de praktijk van de pleegzorg in relatie tot de
zorgverzekeringswet. De Maatschappelijke Ondernemersgroep maakt
momenteel deze inventarisatie van (eventuele) knelpunten en verwacht
deze voor de zomer van 2006 af te ronden.
Zoals aangekondigd in de pleegzorgbrief van 23 december 2005 (29815,
nr 45), hebben wij besloten een onderzoek naar de financiële aspecten
rond de jeugdzorg te doen.
De eventuele knelpunten uit de inventarisatie door de MO-groep, zullen
de minister van Justitie en ik betrekken bij dat onderzoek.
1) Novum, 9 maart jl. Tekort aan pleegouders zorgt voor wachtlijst.
2) Algemeen Dagblad, 18 maart jl. Financiële problemen door het nieuwe
ziektekostenstelsel - Pleegouders in de zorgen.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport