Draagmoederschap
Kamerstuk, 15-5-2006
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
PG/E 2676668
16 mei 2006
In de antwoorden op de vragen van het lid Arib (PvdA) die ik eind
september 2004 aan de Kamer heb gezonden heb ik toegezegd de Kamer op
de hoogte te zullen stellen zodra er afspraken over hoogtechnologisch
draagmoederschap tot stand zouden zijn gekomen (Kamerstukken II,
2004-2005, Aanhangsel van de Handelingen nr. 14).
Allereerst wil ik opnieuw voorop stellen dat voor het beleid ten
aanzien van hoogtechnologisch draagmoederschap uitgangspunt is en
blijft dat het een vorm van hulpverlening is die met terughoudendheid
moet worden benaderd. De regeling die is getroffen in het
Planningsbesluit in-vitrofertilisatie (IVF) dat op de Wet op
bijzondere medische verrichtingen is gebaseerd, getuigt daar ook van.
De wettelijke belemmeringen voor deze behandeling zijn eind jaren
negentig weggenomen, maar een leidende rol van overheidswege past niet
in deze terughoudende opstelling. In mijn contacten met de NVOG en de
IVF-klinieken over dit onderwerp heb ik de eigen verantwoordelijkheid
van het veld dan ook steeds benadrukt.
Ik kan u nu meedelen dat VUmedisch centrum per 28 maart 2006 een
centrum heeft geopend voor hoogtechnologisch draagmoederschap. In mijn
antwoord op de hierbovengenoemde vragen heb ik aangegeven concentratie
van de intake voor hoogtechnologisch draagmoederschap wenselijk te
vinden en bij voorkeur binnen de muren van een academisch medisch
centrum. Het stemt mij tevreden dat het VUmc de inspanning heeft
betracht om deze bijzondere vorm van zorg te organiseren. Het VUmc
heeft mij laten weten dat zij, zoals het bovengenoemde
Planningsbesluit eist, met de Richtlijn Hoogtechnologisch
draagmoederschap van de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en
Gynaecologie als uitgangspunt een protocol heeft opgesteld met strenge
indicaties en strikte zorgvuldigheidseisen. Het welzijn van het kind
en de ouders staat voorop. Na de medische screening waarbij wordt
bezien of een IVF-behandeling mogelijk is volgt een intensieve
psychologische intake. Vervolgens komen de juridische aspecten aan de
orde waarbij de Raad voor de Kinderbescherming wordt betrokken omdat
het kind door de wensouders moet worden geadopteerd. De draagmoeder is
immers juridisch gezien de moeder. Tenslotte krijgen de betrokken
ouderparen tot een jaar na de geboorte van het kind begeleiding.
Op deze wijze is het nu mogelijk om in uitzonderlijke gevallen, als
alle andere mogelijkheden zijn uitgeput, paren met een kinderwens te
helpen.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
drs. Clémence Ross-van Dorp
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport