Productschap Diervoeder

16/05/2006

GMP+ is levend en blijft van belang

GMP+ is levend. Ook in de turbulente diervoedermarkt is dit kwaliteitssysteem van belang. Die conclusie valt te trekken uit een bijeenkomst van het Productschap Diervoeder (PDV).

Het collectieve systeem heeft niet afgedaan. Het is en blijft belangrijk om voor de borging van de veiligheid van diervoeders binnen de branche collectieve afspraken te maken. Aandachtspunt is de wijze waarop afzonderlijke bedrijven het systeem hanteren. Daar ligt de verantwoordelijkheid voor het adequaat toepassen van het systeem. Die verantwoordelijkheid is niet collectief, maar individueel. Bedrijven zullen steeds meer individueel op hun falen worden aangesproken, zo bleek op de PDV-Sectorbijeenkomst GMP+.

Ruim 200 directeuren en kwaliteitsmanagers discussieerden in Wageningen op 9 mei jl. over het thema `GMP+ en de kwaliteitsborgingseisen vanuit de verwerkende industrie'. Onder hen waren vertegenwoordigers van grondstoffenleveranciers, diervoederfabrikanten, veehouders en verwerkende industrie (zuivel en vlees).
De afgelopen weken lag het GMP+-systeem in de vakpers behoorlijk onder vuur. Tijdens de bijeenkomst richtten de pijlen zich vooral op de deelnemers aan het certificatiesysteem. Paul Jansen, director Agribusiness van Sovion, gaf aan dat het probleem van de diervoedersector ligt bij individuele bedrijven die hun verantwoordelijkheid niet nemen. GMP+ is echter prima., hoewel ook voor verbetering vatbaar. "Het systeem is met zijn modules complex, lastig te handhaven en daardoor kwetsbaar."
Volgens Jansen is en blijft GMP+ toonaangevend. Atze Schaap, directeur Vereniging & Transport van Campina, noemde GMP+ een gezamenlijk fundament. "Zonder GMP+ valt alles om." Om die reden noemde Schaap het negatief dat bij de huidige ontwikkelingen in de diervoedersector de aandacht voor het collectieve systeem en het sectorbelang verslapt. Schaap vindt het wel positief dat er in de diervoedermarkt concurrentie ontstaat op onderscheid in kwaliteit. Hij kondigde aan dat Campina veehouders gaat beoordelen op hun voerleverancier. De mate waarin de voerleverancier invulling geeft aan de kwaliteitsborging bepaalt het risicoprofiel van de veehouder. En dat profiel zal consequenties hebben voor de relatie tussen de veehouder en Campina. Ook LTO richt zich op de relatie tussen veehouders en voerleveranciers. De organisatie komt eind 2006 met leveringsvoorwaarden voor veevoer, meldde Siem Jan Schenk, veehouderijvoorzitter van LTO Nederland. Schenk relativeerde de kosten voor veehouders die kwaliteitssystemen als GMP+ met zich meebrengen. De belangen bij goed en veilig voer zijn groot, het gaat daarbij om miljoenen of zelfs miljarden. "De schade bij een incident of crisis is iedere keer buitengewoon groot. Hoezo economie? We bemoeien ons in de kern met het rendement van de veehouders", aldus Schenk. Voerleveranciers reageerden op zich positief op de eisen van de verwerkende industrie op verdere ontwikkeling van GMP+. De ketenpartijen geven daar momenteel samen invulling aan, via een plan van aanpak van het PDV. Het gaat daarbij om de beoordeling, selectie en evaluatie van de grondstoffenleveranciers en om een intensievere monitoring. Daarnaast betreft het voorzorgsmaatregelen bij het bedrijfsleven in geval van incidenten en crises en de tracering en koppeling van gegevens binnen de keten. Vijfde onderdeel van het plan van aanpak is het stroomlijnen van GMP+ aan het internationale ISO 22000.
Johan den Hartog wees de verwerkende industrie erop dat óók niet- GMP+-gecertificeerd voer op de markt komt. Hij riep de verwerkende industrie ook op in het buitenland dezelfde eisen te gaan stellen aan het diervoeder als in Nederland gebeurt. Zijn pleidooi werd ondersteund door Koen de Heus van De Heus Voeders: "Neem als verwerkende industrie ook je verantwoordelijkheid. Doe alleen zaken met bedrijven die GMP+-gecertificeerd zijn."