Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

WOB-verzoeken

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

ons kenmerk : VD. 2006/1518
datum : 19-05-2006
onderwerp : Doden van runderen om I&R
bijlagen :

Geachte Voorzitter,

Ter voorbereiding op het Algemeen Overleg op 1 juni a.s. en als reactie op het rondetafelgesprek van 19 april jl. wil ik u hierbij informeren over het doden van niet-geïdentificeerde runderen. Het doden van deze runderen komt de laatste tijd vaker in het nieuws. Daarbij worden met name de emoties, die los komen bij het ter destructie sturen van jonge runderen, voor het voetlicht gebracht. In deze brief ga ik op deze kwestie in. Daarbij zal ik aangegeven hoe de regelgeving op dit punt in elkaar zit, hoe ik deze uitvoer en welke voornemens ik op dit punt nog heb.

Regelgeving
Ingevolge artikel 1, tweede lid, van Verordening 494/98 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen dient een rund waarvan de houder de identiteit niet binnen twee werkdagen kan bewijzen onverwijld onder toezicht van de veterinaire autoriteiten vernietigd te worden. In Nederland wordt momenteel uitvoering gegeven aan Verordening 494/98 doordat op een bedrijf waar een ongeïdentificeerd rund aanwezig is een afvoer- en aanvoerverbod voor runderen van kracht is. Dat verbod wordt opgeheven op het moment dat het desbetreffende rund alsnog wordt geïdentificeerd, dan wel ingeval het rund niet meer te identificeren is - het door de houder ter vernietiging is aangeboden.

Doel
De doelen die met deze ultieme sanctiemaatregel ten aanzien van niet-geïdentificeerde runderen, die voortvloeit uit Europese regelgeving, worden nagestreefd, zijn:

1. Volksgezondheid: geen vlees van BSE-runderen in de voedselketen;
2. Dierziektebestrijding: een cohort van een BSE-rund traceren om verspreiding van deze zoönose in te perken;
3. Sanctiemaatregel voor het afdwingen van een goede dieradministratie.

Uitvoering van de regels
Het doden van niet-geïdentificeerde runderen vindt slechts plaats in uitzonderlijke situaties. Iedere veehouder op wiens bedrijf een niet-geïdentificeerd rund wordt aangetroffen, krijgt de mogelijkheid om fouten te herstellen en de identiteit van een rund alsnog aan te tonen. In de praktijk wordt de rundveehouder een langere periode dan twee dagen de tijd gegund om de identiteit van het ongeïdentificeerde rund te bewijzen. Daarbij wordt actief meegedacht met de verantwoordelijke houder over de wijze waarop de identiteit van het rund bewezen kan worden. Het gaat om de volgende herstelmogelijkheden:
1. Via DNA-onderzoek om de relatie met het moederdier van het niet-geïdentificeerde dier aan te tonen;

2. Door middel van het I&R-bedrijfsregister, om de te registreren gegevens te onderbouwen;

3. Door middel van administratieve informatie op het bedrijf die niet voortvloeit uit I&R-verplichtingen, om de te registreren gegevens te onderbouwen.

In 2005 zijn er tijdens bedrijfscontroles 1100 runderen aangetroffen waarvan de identiteit nog tijdens de controle kon worden aangetoond vanuit de administratie. In datzelfde jaar kon bij 300 runderen de identiteit op geen enkele wijze worden aangetoond. Deze dieren moesten om die reden ter destructie worden aangeboden.

Voornemens tot actie
Zoals ik reeds schreef, vloeit de maatregel van het doden van niet-geïdentificeerde dieren voort uit Europese regelgeving. Een eventuele wijziging van deze regels zal dan ook alleen in Europees verband kunnen worden gerealiseerd. Ik zie daar ook reden voor. Er is tegenwoordig veel meer bekend over BSE en over de oorzaken. Tevens is de feitelijke situatie ten aanzien van de hierboven gememoreerde oorspronkelijke doelstellingen van deze Europese regelgeving inmiddels fors gewijzigd. Zo is het aantal BSE-gevallen in Nederland en andere lidstaten sterk teruggedrongen en daarmee ook het aantal te traceren cohorten. Evenzo worden alle runderen ouder dan 30 maanden bij slacht getest op BSE. Deze wijziging in de situatie moet naar mijn mening voldoende reden kunnen zijn voor de Europese Commissie om de sanctiemaatregelen te versoepelen. Daarvoor zal ik me inzetten. Dit past geheel in mijn opvatting dat het doden van in principe gezonde dieren zoveel mogelijk dient te worden voorkomen.

De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,

dr. C.P. Veerman