Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties



Antwoorden op aanvulende kamervragen over stadionverboden voor supporters van Roda JC

20 mei 2006

Antwoorden op aanvullende kamervragen van het lid Externe link Atsma (CDA) over stadionverboden van Roda JC. (Ingezonden 20 april 2006)
---


1. Vraag Bent u op de hoogte van de berichten dat stadionverboden alleen nog mogen worden opgelegd door tussenkomst van de rechter? 1)


1. Antwoord Ja, ik ben op de hoogte van de berichten in de media dat stadionverboden alleen nog zouden mogen worden opgelegd door tussenkomst van de rechter. Deze berichten zijn naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank te Utrecht van 13 april 2006 inzake het kort geding dat 107 Roda JC supporters hebben aangespannen tegen de KNVB, inzake de door de KNVB opgelegde stadionverboden vanwege de vermeende betrokkenheid van deze supporters bij een incident rondom de wedstrijd Ajax - Roda JC van 22 maart 2006. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de KNVB geen uitvoering mag geven aan de aan deze eisers opgelegde stadionverboden, totdat de strafrechter heeft geoordeeld dat eisers artikel 2.1 van de APV van Amsterdam hebben overtreden, dan wel de civiele bodemrechter heeft geoordeeld dat eisers zich zodanig hebben gedragen dat zij het belang van het voetbal hebben geschaad.

De uitspraak van de voorzieningenrechter ziet op de door de KNVB opgelegde stadionverboden aan deze 107 eisers in vorenbedoeld kort geding en is nog niet onherroepelijk nu de KNVB beroep heeft aangetekend tegen deze uitspraak van de voorzieningenrechter.


2. Vraag Wat zijn hiervan de gevolgen voor de voetbalclubs, de KNVB en de bestrijding van het voetbalvandalisme?


2. Antwoord De KNVB heeft beroep aangetekend tegen deze uitspraak. Totdat de rechter zich definitief heeft uitgesproken over deze zaak, kan ik niet aangeven wat de eventuele gevolgen zullen zijn voor voetbalclubs, de KNVB en de bestrijding van voetbalvandalisme.

Zodra daar aanleiding voor is, ben ik bereid nader in te gaan op eventuele gevolgen.


3. Vraag Op welke wijze kan nu worden gegarandeerd dat hooligans snel en effectief uit de stadions kunnen worden geweerd?


3. Antwoord Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 2.


4. Vraag Deelt u de mening dat voetbalwetgeving nu noodzakelijk is?

4. Antwoord
Zoals ik u reeds berichtte bij brief van 10 maart 2006 (TK, vergaderjaar 2005-2006, 25 232, nr. 49) ben ik van mening dat een zelfstandige voetbalwet, hoe ook ingericht, op zich een onjuist precedent zou vormen. De vraag kan dan worden gesteld of in het vervolg bij elke maatschappelijke kwestie een afzonderlijk stelsel van wettelijke regelingen in het leven wordt geroepen. Verder verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 2.


1) Journaal, 13 april 2006

Toelichting: deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Irrgang (SP), ingezonden 20 april 2006, (vraagnummer 205061204)