Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

WOB-verzoeken

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

ons kenmerk : IZ. 2006/975
datum : 12-05-2006
onderwerp : Geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad d.d. 22 mei 2006 en Informele Landbouwraad d.d. 28-30 mei
bijlagen :

Geachte Voorzitter,

Op 22 mei a.s. vindt in Brussel de volgende vergadering plaats van de Raad van Ministers voor Landbouw en Visserij van de Europese Unie. In deze brief informeer ik u over de onderwerpen die op de agenda staan en de Nederlandse inzet daarbij. Het is mogelijk dat er nog onderwerpen aan de agenda worden toegevoegd of juist worden uitgesteld tot een volgende vergadering.

Tevens informeer ik u over de informele Landbouwraad, die van 28 tot en met 30 mei a.s. in Krems (Oostenrijk) plaatsvindt. Het thema van deze door het Oostenrijkse voorzitterschap georganiseerde informele Landbouwraad is Land-Life-Future.

De landbouwagenda van 22 mei a.s. staat voornamelijk in het teken van het debat over de voorstellen om de verordening voor biologische landbouw te wijzigen en van de Raadsconclusies over coëxistentie tussen genetisch gemodificeerde (ggo) landbouw en conventionele en biologische landbouw. Verder zal de Commissie de Raad informeren over de voortgang in de onderhandelingen met Rusland over een veterinair en fytosanitair akkoord en zal de Raad zoals gebruikelijk op de hoogte worden gebracht over nieuwe ontwikkelingen ten aanzien van aviaire influenza. Tijdens de lunch zal Commissaris Fischer Boel de Raad bijpraten over de laatste ontwikkelingen van de WTO-onderhandelingen.

De visserijagenda wordt gedomineerd door het voorstel voor het Europees Visserijfonds, waarover het voorzitterschap een politiek akkoord wil bereiken. De partnerschapsovereenkomst tussen de EU en Marokko inzake visserij staat als A-punt op de agenda.

A-punten

De Raad zal zonder discussie het voorstel over een partnerschapsovereenkomst tussen de EU en Marokko aannemen. In juli 2005 heeft de Raad de Commissie gemandateerd met Marokko te onderhandelen over het ter beschikking stellen van onderbeviste bestanden in de wateren van Marokko en de Westelijke Sahara.

Een complicerende factor in het akkoord is de zonering van de bestanden. Het akkoord betreft mede wateren die behoren bij de Westelijke Sahara. De juridische diensten van zowel de Commissie als de Raad hebben geoordeeld dat het akkoord niet in strijd is met de regels en principes van het internationaal recht. Het akkoord impliceert geen de jure-erkenning van de rechten van Marokko in de wateren behorende bij de Westelijke Sahara. Nederland hecht er echter belang aan deze kwestie explicieter te adresseren. Daarom zal Nederland een verklaring afleggen waarin nadrukkelijk wordt gesteld dat dit akkoord niet prejudicieert op het zelfbeschikkingsrecht van de Westelijke Sahara en dat de revenuen uit natuurlijke hulpbronnen in de wateren van de Westelijke Sahara ook ten goede moeten komen aan de oorspronkelijke bevolking.

Biologische landbouw

(Beleidsdebat)

De Commissie heeft begin dit jaar een voorstel gepresenteerd voor een nieuwe, vereenvoudigde verordening voor biologische productie en etikettering. Met dit voorstel geeft de Commissie invulling aan de Raadsconclusies van oktober 2004 over het EU actieplan biologische landbouw, waarin de lidstaten aangaven belang te hechten aan het verder harmoniseren van de normen voor biologische landbouw. De Commissie wil met het voorstel meer helderheid voor zowel consument als producent scheppen, onder andere over het eenduidig etiketteren van producten die verwijzen naar biologische productiemethoden. Daarnaast stelt de Commissie voor om vanuit het oogpunt van een gezonde werking van de markt enige regionale flexibiliteit in te bouwen. Verder wil de Commissie de controles op biologische producten in overeenstemming brengen met het officiële EU-controlesysteem voor levensmiddelen en diervoeders. In het voorstel worden de algemene principes van de biologische productiemethode en de algemene productievoorschriften weergegeven. De details moeten de komende jaren in het permanente comité verder worden uitgewerkt. Het voorzitterschap heeft de Raad verzocht in het debat met name in te gaan op de vraag of horeca en catering binnen de reikwijdte van de verordening moeten vallen en op de vraag of het verplicht gebruik van een EU-logo wenselijk is.

Over het algemeen ben ik positief over het voorstel. Ik ben echter geen voorstander van het uitbreiden van de reikwijdte naar horeca en catering. Harmonisatie van regelgeving uit oogpunt van vrij verkeer van goederen is voor deze sector niet aan de orde en communautaire regels zouden slechts onnodig barrières opwerpen om binnen de horeca meer gebruik te maken van biologische producten. Daar komt bij dat ik vind dat het debat hierover niet los kan worden gezien van het principe van ingrediëntenlabelling ('bereid met'). Een product komt in aanmerking voor de kwalificatie biologisch als het voor 95% (in sommige gevallen 70%) uit biologische producten bestaat. Omdat horeca en catering tot op heden niet onder de reikwijdte van de verordening vallen, zal het voor deze sector erg moeilijk zijn om voor deze kwalificatie in aanmerking te komen. Te meer omdat een aantal producten zoals wild, water of voedingsstoffen van niet-agrarische oorsprong (zoals zout) niet onder de verordening valt en dus per definitie niet als biologisch aangemerkt mag worden. Het principe van ingrediëntenlabelling kan de benodigde flexibiliteit bieden om toch biologische producten te verkopen.
Verder steun ik het voorstel van de Commissie om het gebruik van ofwel het EU-logo ofwel de tekstindicatie 'EU-BIOLOGISCH' in één van de officiële EU-talen, te verplichten. Dit schept immers helderheid voor de consument. Een belangrijke voorwaarde is wel dat dit het gebruik van private keurmerken niet in de weg staat.

Coëxistentie genetisch gemodificeerde en conventionele en biologische landbouw

(Raadsconclusies)

Begin maart heeft de Commissie een verslag uitgebracht over de uitvoering van de nationale maatregelen voor de coëxistentie van genetisch gemodificeerde en conventionele en biologische landbouw. Coëxistentiemaatregelen hebben tot doel de telers van conventionele en biologische gewassen te beschermen tegen de mogelijke economische gevolgen van een onbedoelde vermenging van hun gewassen met ggo's. Het voorzitterschap wil hierover Raadsconclusies aannemen.

De Commissie huldigt tot op heden het standpunt dat het aan de lidstaten zelf is om dergelijke maatregelen op te stellen. De landbouw in Europa is zeer gevarieerd en coëxistentiemaatregelen moeten daarom worden toegesneden op lokale omstandigheden. Uit het rapport blijkt dat de meeste lidstaten nog bezig zijn met de ontwikkeling van een nationale aanpak.Tot op heden is in slechts vier lidstaten specifieke coëxistentiewetgeving aangenomen. De Commissie blijft daarom bij haar standpunt dat nu niet het moment is om communautaire regels over coëxistentie te ontwikkelen.

Ik ben het op dit punt met de Commissie eens. Ik geef de voorkeur aan maatregelen op nationaal niveau, omdat dan rekening kan worden gehouden met verschillen in agro-klimatologische omstandigheden tussen de lidstaten. Bovendien voorkomt dit extra Europese regelgeving. Daarbij vind ik het belangrijk dat eerst een aantal jaren ervaring wordt opgedaan met de implementatie van nationale regels op basis van de richtsnoeren die de Commissie in 2003 heeft vastgesteld, voordat nieuwe richtsnoeren worden ontwikkeld. Op een aantal punten verwoorden de Raadsconclusies de Nederlandse wensen goed. Zoals de oproep aan de Commissie om drempelwaarden voor te stellen voor onbedoelde vermenging van conventioneel zaaizaad met ggo-zaad. Dat neemt niet weg dat de tekst nog voor verbetering vatbaar is, bijvoorbeeld ten aanzien van de behoefte aan nieuwe gemeenschappelijke richtsnoeren.

Veterinaire en fytosanitaire overeenkomst met Rusland

(Voortgangsverslag van de Commissie)

In september 2004 tekenden de EU en Russische Federatie een memorandum, op grond waarvan een einde zou komen aan het importverbod in Rusland van dierlijke producten vanuit sommige (met name nieuwe) EU-lidstaten. Vooral doorvoer naar Rusland in verband met fraude en regionalisatie in geval van uitbraken van besmettelijke dierziekten bleken heikele punten. De Commissie zal de Raad informeren over de voortgang van de onderhandelingen. Op beide terreinen is inmiddels goede vooruitgang bereikt.

Europees Visserijfonds

(Politiek akkoord)

Tijdens de Raad zal worden gestreefd naar een politiek akkoord over het Europees Visserijfonds (EVF) voor de periode 2007-2013. De Commissie wil met het EVF de beschikbare middelen nadrukkelijker inzetten voor een duurzamer visserijbeleid. Er wordt een aantal beleidsprioriteiten voorgesteld, waaronder vlootmaatregelen in relatie tot de omvang van de visbestanden. Ook gaat aandacht uit naar innovatie op het gebied van aquacultuur, binnenvisserij, verwerking en afzet. Verder worden initiatieven van algemeen belang gestimuleerd, zoals de ontwikkeling van duurzame visserijtechnieken, en komen ontwikkelingsplannen voor visserijgemeenschappen in aanmerking voor financiering. Met het EVF is een bedrag van circa vier miljard euro gemoeid, waarvan ongeveer een derde is gereserveerd voor de nieuwe lidstaten

Tijdens de Raad van juni 2005, toen dit dossier ook al op de agenda stond, was een compromis nabij. Op een aantal essentiële punten, dat nu opnieuw ter discussie staat, bleef de Raad echter verdeeld. Het gaat daarbij om steun voor modernisering en nieuwbouw, om steun aan jonge vissers en om de omvang van de bedrijven die voor subsidie in aanmerking komen.

Nederland meent dat met het voorstel dat nu ter tafel ligt een balans is gevonden tussen verduurzaming (ecologie) en de specifieke wensen van de lidstaten (vaak economisch van aard). Nederland verzet zich echter tegen een verdere verruiming van het voorstel, met name ten aanzien van steunmaatregelen voor modernisering en nieuwbouw. Verhoging van de visserijdruk is immers in strijd met de doelstellingen van het hervormde GVB. Mogelijke steunmaatregelen moeten capaciteitsneutraal zijn. Ten aanzien van steun aan jonge vissers geeft Nederland de voorkeur aan een hoger subsidiepercentage, als alternatief voor steun voor de aanschaf van vaartuigen. Tot slot meen ik dat er meer flexibiliteit gecreëerd moet worden ten aanzien van de omvang van de bedrijven die voor subsidie in aanmerking komen.

Diversen

* a) Aviaire influenza
(Informatie van de Commissie)
Zoals gebruikelijk zal de Commissie de Raad informeren over de laatste ontwikkelingen met betrekking tot aviaire influenza.

Informele Landbouwraad: Land-Life-Future

Van 28 tot en met 30 mei a.s. vindt in Krems (Oostenrijk) de volgende halfjaarlijkse informele Landbouwraad plaats.

Het Oostenrijkse voorzitterschap heeft de Raad het thema Land-Life-Future meegegeven en wil van gedachten wisselen over het belang van onderzoek en ontwikkeling, innovatie en diversificatie, onderwijs en voorlichting voor de concurrentiekracht van de Europese landbouw. In ons land heeft het OVO-drieluik (Onderzoek, Voorlichting en Onderwijs) er mede voor gezorgd dat Nederland uit kon groeien tot een mondiale agrarische grootmacht. Het spreekt dus voor zich dat het thema van deze informele bijeenkomst op mijn warme belangstelling kan rekenen. Bovendien haakt het voorzitterschap met dit thema aan bij het belang van grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van onderzoeksagendering, dat ik tijdens het Nederlandse voorzitterschap aan de orde heb gesteld.

In de discussie zal ik naar voren brengen dat onderzoek, innovatie, voorlichting en onderwijs inderdaad doorslaggevende factoren zijn in de toekomst van de Europese landbouw. Ik zal onze ambities en ervaringen naar voren brengen met het InnovatieNetwerk, de Groene Kenniscoöperatie, de Tuinbouwclusteracademie en Melkveeacademie als voorbeelden van arrangementen om de ontwikkeling van kennis richting te geven, om het innovatieleervermogen van de sector te versnellen en om de benutting van kennis te versterken. Meer nog dan in het verleden zullen kennisinstellingen, overheid en het bedrijfsleven de handen ineen moeten slaan om opleidingen vorm te geven, kennis te ontwikkelen en die kennis om te zetten in innovaties. Een betere Europese samenwerking kan hier positief aan bijdragen. Ik denk daarbij overigens met name aan het versterken van Europese netwerken en aan het uitwisselen van kennis en ervaring. Met het creëren van nieuwe instituties is terughoudendheid op zijn plaats.

De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,

dr. C.P. Veerman