Ministerie van Buitenlandse Zaken

Op 9 mei jl. vonden in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties de eerste verkiezingen voor de onlangs opgerichte VN-Mensenrechtenraad plaats. Nederland is erin geslaagd voor een periode van één jaar verkozen te worden. De Nederlandse kandidatuur werd maar liefst door 137 VN-lidstaten gesteund. Nederland heeft de afgelopen maand wereldwijd een intensieve diplomatieke verkiezingscampagne gevoerd. De concurrentie voor de zeven zetels voor de Westerse Groep was groot; naast Nederland hadden zich nog acht Westerse landen kandidaat gesteld. Nederland behaalde binnen de Westerse Groep na Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland het beste resultaat. Finland en Canada werden in deze groep eveneens gekozen. Portugal en Griekenland haalden het daarentegen niet.

Nederland heeft met deze verkiezing een goed resultaat geboekt, zeker gelet op het feit dat het als laatste kandidaat binnen de Westerse Groep in de race kwam en zich niet van het argument van een a.s. EU-voorzitterschap kon bedienen. Binnen de EU werd namelijk, ondanks Nederlands verzet daartegen, overeengekomen dat bij de verkiezing binnen de Westerse Groep voorrang zou moeten worden gegeven aan inkomende EU-voorzitters. Het positieve resultaat is vooral te danken aan een gerichte campagne, waarin gebruik werd gemaakt van de goede naam die Nederland als grote donor en als pleitbezorger van de mensenrechten heeft en de affichering van Den Haag als hoofdstad van het internationaal recht. Voor de campagne is goed gebruik gemaakt van het Nederlandse postennet en de goede bilaterale contacten in New York, Genève en Den Haag.

De duur van het lidmaatschap werd aansluitend op de verkiezingen door middel van loting bepaald. Daarbij behoorde een lidmaatschapsduur van één, twee of drie jaar tot de mogelijkheden . Nederland viel het lot van één jaar toe. Dat Nederland na deze inspanning slechts voor één jaar zitting in de Mensenrechtenraad heeft, is uiteraard teleurstellend. Daar staat echter tegenover dat het lidmaatschap van de VN-Mensenrechtenraad Nederland nu juist in staat stelt om in de eerste, cruciale fase van de nieuwe Raad actief bij te dragen aan de nadere vormgeving van dit orgaan. Op inhoudelijk vlak dient namelijk nog een behoorlijk aantal zaken geregeld te worden. In de oprichtingsresolutie is veel ruimte gelaten aan de Raad zelf om de concrete werkzaamheden te bepalen. Eén van de belangrijkste punten betreft de nieuwe procedure om de mensenrechtensituatie in ieder land ter wereld te bespreken, de zogenaamde 'periodic review'. Hoewel selectiviteit op deze manier kan worden voorkomen, bestaat het gevaar dat deze procedure onevenredig veel vergadertijd in beslag gaat nemen, zonder dat er aan de bespreking consequenties worden verbonden. Ook zal in het komende jaar een evaluatie plaatsvinden van de zogenaamde 'Special Procedures' (bijvoorbeeld landenrapporteurs). Sommige landen zullen van de gelegenheid gebruik willen maken om dit systeem te verzwakken. Nederland zal zich tevens inzetten voor de mogelijkheid voor NGO's om ook in de nieuwe Raad te kunnen participeren. Daarnaast valt in meer algemene zin nog te bezien hoe de nieuwe Raad in de praktijk zal gaan opereren. De agenda en het werkplan zullen bijvoorbeeld door de Raad zelf worden uitonderhandeld. De uitkomst daarvan zal bijvoorbeeld van invloed zijn op de toekomst van het instrument landenresoluties. Nederland is er niet gerust op dat, gezien het krachtenveld (de Westerse groep heeft in verhouding minder zetels dan in de Mensenrechtencommissie) dit instrument kan blijven worden ingezet zoals dat tot nu toe is gedaan. Nederland zal zich dan ook blijven inspannen voor een effectieve Raad, ook in de vervolgbesprekingen.

De nieuwe Raad is in een aantal opzichten een verbetering. Zo zal de Raad in verschillende zittingen, verspreid over het jaar bijeenkomen. Dit biedt kansen om urgente kwesties tijdig te bespreken en implementatie van afspraken beter te kunnen volgen. Het maximum aantal reguliere vergaderweken is vastgesteld op tien. Bovendien is het mogelijk om in urgente situaties een speciale zitting van de Mensenrechtenraad bijeen te roepen, hetgeen de Raad slagvaardiger maakt. Nederland zal zich er voor inzetten dat deze verbeterde modaliteiten in de praktijk ook worden toegepast. Want of dit alles daadwerkelijk zal leiden tot een effectievere aanpak van mensenrechtenschendingen hangt af van de wijze waarop deze mogelijkheden in de eerste fase ook daadwerkelijk worden benut. Nederland zal zich, nu het verkozen is, inzetten om de verwachtingen ten aanzien van de nieuwe Raad werkelijkheid te laten worden.

De intentie om landen met een slechte mensenrechtenreputatie uit de Mensenrechtenraad te weren, is maar deels geslaagd. Landen als Cuba, China en Saudi-Arabië zijn ondanks een verhoogde drempel (van kandidaten wordt verwacht dat zij de hoogste standaarden voor de protectie en promotie van mensenrechten hanteren en voor verkiezing was een absolute meerderheid nodig) toch in de Raad verkozen. Iran daarentegen haalde het binnen de Aziatische Groep niet. Andere landen met een slechte reputatie als Birma, Noord-Korea, Sudan en Zimbabwe hebben zich, mogelijk afgeschrikt door de strengere criteria, bij deze eerste verkiezingen niet verkiesbaar gesteld. De verkiezing van landen met een slechte reputatie valt weliswaar te betreuren, maar deze landen hebben zich, middels hun tijdens de campagne gedane 'pledges', wel aan de nieuwe Raad gecommitteerd en zich verplicht de mensenrechtensituatie in hun eigen land te verbeteren. Alle 47 nieuw gekozen leden onderwerpen zich aan de periodieke beoordeling van de mensenrechtensituatie in hun land. De VS hebben zich voor de eerste verkiezingen niet verkiesbaar gesteld. Zij hebben bij het in stemming brengen van de oprichtingsresolutie zelfs tegen de Mensenrechtenraad gestemd, maar hebben in hun stemverklaring aangegeven zich wel in te willen zetten voor een effectieve nieuwe Raad. Er wordt rekening mee gehouden dat de VS zich volgend jaar alsnog verkiesbaar zullen stellen.

De eerste zitting van de Mensenrechtenraad begint op 19 juni en zal twee weken duren. Nederland zal zich ervoor inzetten dat de behandeling van substantiële mensenrechtenkwesties niet op de lange baan wordt geschoven. De Raad dient tijdens de eerste zittingen meteen van het gewenste inhoudelijk profiel te worden voorzien.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot

-----------------------
Voor dit verschil in lidmaatschapsduur is gekozen om niet elke drie jaar de hele Raad middels verkiezingen te hoeven vervangen. Met ingang van volgend jaar zal de lidmaatschapsduur steeds drie jaar bedragen.

---- --