Ministerie van Financiën

Overdrachtsbelasting. Vrijstelling;

verkrijging door rechtspersonen werkzaam in het belang van de monumentenzorg

Besluit | 12-05-2006 | nr CPP05-2926

Overdrachtsbelasting. Vrijstelling; verkrijging door rechtspersonen werkzaam in het belang van de monumentenzorg

Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Sector Brieven & beleidsbesluiten

Besluit van 12 mei 2006, nr. CPP2005/2926M, Stcrt. nr. 99

De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Dit besluit is een samenvoeging en actualisering van het besluit van 17 december 1975, nr. 07/500924 en het besluit van 3 november 1999, nr. VB99/2152. Het besluit bevat een goedkeuring voor een situatie in geval van een verkrijging door een rechtspersoon werkzaam in het belang van de monumentenzorg. Met dit besluit wordt geen beleidswijziging beoogd. De genoemde besluiten worden ingetrokken.


1. Gebruikte begrippen en afkortingen

WBR

Wet op belastingen van rechtsverkeer

AWR

Algemene wet inzake rijksbelastingen


2. Verkrijging monument vóór inschrijving in de registers

In artikel 15, eerste lid, onderdeel p, van de WBR is een vrijstelling van overdrachtsbelasting opgenomen voor verkrijgingen van monumenten door rechtspersonen werkzaam in het belang van de monumentenzorg. De vrijstelling geldt als het monument op het moment van de verkrijging is ingeschreven in een van de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers van beschermde monumenten (de registers). De vrijstelling geldt niet voor de verkrijging van een onroerende zaak die nog niet is ingeschreven in de registers. Soms wordt al voor inschrijving in de registers een onroerende zaak verkregen met het oog op het behoud, bijvoorbeeld in verband met een dringende restauratie. Ik acht het ongewenst dat in dergelijke gevallen geen vrijstelling wordt verleend.

2.1. Goedkeuring

Ik keur met toepassing van artikel 63 van de AWR goed dat de vrijstelling ook geldt, indien:
- de verkrijger een rechtspersoon is als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel p, van de WBR, en
- de onroerende zaak, die nog niet is ingeschreven in de registers, wordt verkregen met het oog op het behoud van die onroerende zaak.

De vrijstelling vervalt, indien:

- de onroerende zaak niet binnen drie jaren na de verkrijging is ingeschreven in de registers,
- er niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden zoals vermeld in artikel 6, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer,
- voor zover, op grond van de verschuldigdheid van de niet geheven belasting een beroep wordt gedaan op artikel 9, vierde lid, en artikel 13 van de WBR.


3. Beoordeling van rechtspersonen

De bevoegdheid tot het aanwijzen van rechtspersonen welke hoofdzakelijk de instandhouding van monumenten ten doel hebben en tot het intrekken van zodanige aanwijzingen heb ik gemandateerd aan de Belastingdienst/Oost Brabant/kantoor 's-Hertogenbosch. Dit mandaat geldt ook voor de beoordeling van de vereisten genoemd in de artikelen 3 en 6 van het Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer.


4. Ingetrokken regelingen

De volgende besluiten zijn ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit:


- 17 december 1975, nr. 07/500924

- 03 november 1999, nr. VB99/2152


5. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met de dagtekening van het besluit.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 12 mei 2006,

De staatssecretaris van Financiën,
namens deze
Mr. J. Thunnissen,
directeur-generaal Belastingdienst.