College Bescherming Persoonsgegevens
Persbericht, 23 mei 2006
Particuliere recherchebureaus informeren burgers onvoldoende over onderzoek
De wetgever heeft bepaald dat burgers het recht hebben geïnformeerd te
worden over onderzoek dat een particulier recherchebureau naar hen verricht
of heeft verricht. De naleving van de informatieplicht is essentieel willen
burgers hun recht op inzage en correctie kunnen uitoefenen. Deze wettelijke
informatieplicht wordt onvoldoende nageleefd. In 2005 heeft het CBP bij 33
recherchebureaus onderzoek gedaan. Het onderzoek bestond uit een
schriftelijke enquête onder dertig bureaus en benutte daarnaast de
resultaten van een breder onderzoek ter plaatse bij drie bureaus. Het CBP
ziet hierin aanleiding de branche gericht voor te lichten en in 2007
controleonderzoeken te houden. Het niet naleven van de informatieplicht kan
gevolgen hebben voor de vergunning. Nog in 2006 zal het ministerie van
Justitie een evaluatieonderzoek doen naar de privacygedragscode, die
verbindend is voor alle bureaus.
De opdrachtgevers van de bureaus spelen een grote rol in het proces van de
naleving van de informatieplicht. Veel bureaus nemen de beslissing om de
betrokkene te informeren in overleg met de opdrachtgever. De
informatieplicht blijkt vaak te worden overgelaten aan de opdrachtgever.
Vrijwel geen particulier recherchebureau heeft een specifieke procedure of
werkinstructie voor het voldoen aan de informatieplicht. In de gedragscode
is niets geregeld over het 'uitbesteden' van de informatieplicht aan de
opdrachtgever. Doorgaans laat de opdrachtgever het bureau niet weten dat
daadwerkelijk aan de informatieplicht is voldaan.
Het CBP concludeert daarom dat in een groot aantal gevallen de onderzochte
particuliere recherchebureaus niet weten of aan de informatieplicht is
voldaan omdat zij dit hebben overgelaten aan de opdrachtgever. Gezien de
onderzoeksresultaten acht het CBP het noodzakelijk dat bureaus de naleving
van de informatieplicht steeds schriftelijk met de opdrachtgever regelen.
Indien een bureau het nakomen van de informatieplicht aan de opdrachtgever
overlaat, kan het bureau uitsluitend aannemen dat een betrokkene al op de
hoogte is, als hiervan een schriftelijk bewijs is overgelegd aan het
recherchebureau.
De particuliere recherche is een sterk gegroeide sector waarin vergaande
methoden van particulier onderzoek worden toegepast. De enquête naar de
naleving van de informatieplicht en het bredere onderzoek bij enkele bureaus
naar een aantal verplichtingen van de WBP (zoals gebruikte bronnen,
bewaartermijnen en de rechtvaardiging voor heimelijk onderzoek), vormt het
eerste onderzoek in de branche sinds de regulering ervan in 2004. Het CBP
heeft in januari 2004 een goedkeurende verklaring als bedoeld in artikel 25
WBP afgegeven voor de privacygedragscode die is opgesteld door de Vereniging
van Particuliere Beveiligingsbureaus (VPB; Staatscourant van 13 januari
2004). Vervolgens heeft de Minister van Justitie de naleving van de
privacygedragscode vanaf 1 juni 2004 verplicht gesteld voor alle
particuliere recherchebureaus. De Minister van Justitie en het CBP hebben
daarnaast een samenwerkingsovereenkomst gesloten voor het toezicht op de
branche.
Over de informatieplicht
Mensen hebben het recht te weten wat er met hun persoonsgegevens gebeurt. Op
grond van de Wet bescherming persoonsgegevens (WBP) zijn organisaties en
instellingen daarom verplicht mensen te informeren over hun identiteit en
over wat zij met hun persoonsgegevens doen. Een organisatie moet
bijvoorbeeld laten weten voor welk doel het de persoonsgegevens verzamelt.
Ook moet deze organisatie laten weten of het persoonsgegevens doorgeeft aan
andere organisaties en waarom. Als een organisatie persoonsgegevens van een
andere instantie krijgt, kan de informatieplicht zwaarder wegen dan wanneer
het de gegevens rechtstreeks van de betrokken persoon had ontvangen. Een
betrokken persoon is er namelijk niet altijd van op de hoogte dat zijn
persoonsgegevens doorgegeven zijn aan een andere organisatie.
Het is dus van groot belang dat personen die voorwerp van onderzoek zijn
geweest, daarvan op de hoogte worden gesteld. Op basis van hun recht op
inzage kunnen zij dan zelf controleren of er zorgvuldig met hun gegevens is
omgegaan. Dit geldt des te meer als het onderzoek van het particuliere
recherchebureau niet leidt tot een actie door de opdrachtgever.
Zie verder de informatiebladen Informatieplicht (voor organisaties) en Recht
op informatie (voor burgers).
Over het CBP
Het College bescherming persoonsgegevens (CBP) houdt -onder de Wet
bescherming persoonsgegevens (WBP)- toezicht op de naleving van wetten die
het gebruik van persoonsgegevens regelen. Bij het CBP moet het gebruik van
persoonsgegevens worden gemeld, tenzij hiervoor een vrijstelling geldt.
Het CBP adviseert de regering en organisaties over de bescherming van
persoonsgegevens en onderwerpen die daarmee samenhangen. Het CBP toetst
gedragscodes en bemiddelt in geschillen tussen burgers en gebruikers van
persoonsgegevens. Op eigen initiatief of op verzoek van een belanghebbende
kan het CBP onderzoeken of de manier waarop persoonsgegevens in een bepaalde
situatie zijn gebruikt, in overeenstemming is met de wet en daaraan zonodig
gevolgen verbinden. Voor in gebreke blijven bij de melding kan een boete
worden opgelegd. Bij overtreding van de wet of daarop gebaseerde regelingen
kan het CBP overgaan tot bestuursdwang of een dwangsom opleggen.
# # #
College Bescherming Persoonsgegevens