Antwoorden op kamervagen van Verbeet, Atsma, Van der Sande over wangedrag
bij amateursport
Kamerstuk, 23-5-2006
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DBO-K-U-2682069
23 mei 2006
Antwoorden van staatssecretaris Ross op de vragen van de Kamerleden
Verbeet, Atsma, Van der Sande over wangedrag bij amateursport
(2050612610).
Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van de berichten over moreel verval bij
sportclubs en van de uitspraken van de secretaris-generaal van het
ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op het congres voor
sportbestuurders in Rotterdam over de benodigde aanpak door
amateurclubs van de verloedering in de sport?
Antwoord 1
Ja. De secretaris-generaal van VWS heeft op 22 april jl. een speech
gehouden op het landelijk congres voor sportbestuurders in Rotterdam
over bestuurlijk-organisatorische ontwikkelingen in de sport en
daarbij ook aandacht gevraagd voor de bedreigingen die voortkomen uit
wangedrag, alcoholmisbruik en dergelijke. De speech is, zoals
gebruikelijk, met mij afgestemd en had geheel mijn instemming. Voor de
goede orde voeg ik de tekst van de speech hierbij.
Vraag 2
Wat is de reden dat u plotseling de urgentie van de problematiek van
de verloedering in de amateursport inziet?
Antwoord 2
Dat het onderwerp wangedrag aan de orde is gesteld komt zeker niet
plotseling. In de Nota Tijd voor Sport is hier al op ingegaan. Onder
de paragraaf `Versterken waarden en normen door sport' wordt onder
meer aandacht gevraagd voor het opstellen van gedragscodes door de
sportorganisaties en voor het opstellen van een masterplan arbitrage
bij tien landelijke sportorganisaties. De speech was op dit punt een
uitwerking van de in de nota aangegeven beleidsopvatting.
Vraag 3
Mag uit de urgentieverklaring voor een brede en krachtdadige aanpak
van de verloedering in de amateursport worden opgemaakt dat nu
uiteindelijk de moties worden uitgevoerd die zijn aangenomen bij de
begrotingsbehandeling van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport 2006 ten aanzien van sport en dat de nota «Tijd voor sport
nader wordt uitgewerkt?» Op welke termijn zal dit alles gebeuren?
Antwoord 3
Bij de behandeling van de nota Tijd voor Sport heb ik uiteengezet hoe
ik de moties denk uit te voeren en heb tevens aangegeven dat ik dat
zal doen bij de vormgeving van het Sportprogramma. Inmiddels heeft de
Kamer per brief (DBO-CB-U-2661935, d.d. 15 mei 2006) een korte
toelichting op de stand van zaken van het Sportprogramma en de
uitvoering van de moties ontvangen. De presentatie van het
Sportprogramma zal plaatsvinden op 7 juni a.s..
Vraag 4
Hoe gaat het kabinet de doelstellingen voor een krachtdadig
anti-hufterbeleid van verenigingen en sportbonden ondersteunen?
Antwoord 4
Het kabinet is van mening dat de aanpak van wangedrag en de opstelling
van gedragscodes primair de verantwoordelijkheid betreft van de
georganiseerde sport zelf. De sport kent daarbij overigens al een
aantal goede voorbeelden; in de speech van de secretaris-generaal van
22 april jl. is bijvoorbeeld het lik-op-stuk beleid van de KNVB inzake
wangedrag als goed voorbeeld genoemd. Ook is in positieve zin gewezen
op de activiteiten van NOC*NSF. Vermeldenswaard is ook de aanpak van
`good governance' in de sport op grond van het rapport van de
Commissie Loorbach. In de afgelopen jaren heeft VWS een aantal
campagnes ondersteund, zoals de bevordering van fair-play en het
tegengaan van sexuele intimidatie. In aanvulling op de eigen
verantwoordelijkheid van de sport dragen ook een aantal voornemens uit
de kabinetsnota Tijd voor Sport bij aan het bevorderen van waarden en
normen in de sport: het programma Meedoen allochtone jeugd, het
masterplan arbitrage, de bestrijding van voetbalvandalisme, de
vernieuwing van de kaderopleidingen en de ontwikkeling van een
keurmerk voor sportverenigingen. In het sportprogramma is voor dit
onderwerp een apart onderdeel opgenomen.
Vraag 5
Met welke concrete plannen en op welke termijn komt u met
concretisering van de plannen voor het terugdringen van geweld in en
om het sportveld en ongezond en asociaal gedrag in sportkantines? Op
welke termijn worden welke concrete resultaten verwacht? Welke rol
krijgen de sportbonden hierin en welke rol is voor het ministerie van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport weggelegd?
Antwoord 5
Voor een aantal concrete projecten verwijs ik naar het antwoord op
vraag 4.
In het Sportprogramma als uitwerking van de nota `Tijd voor Sport'
wordt ingegaan op het belang van een keurmerk zoals dat van de
`Gezonde Sportvereniging'.
Verder zal in de tweede Preventienota bij de plannen voor het
bevorderen van gezond gedrag nadrukkelijk ook de `setting' sport
(sportclubs en sportkantines) worden betrokken. In die nota zal ook
een concreet actieprogramma opgenomen worden. Over die nota wordt
thans met maatschappelijke organisaties, waaronder NOC*NSF, gesproken.
In de brief van de minister van 24 maart 2005 (Kamerstukken II,
2004/2005, 27 565 nr. 29) is al aangekondigd dat de handhaving van de
wettelijke leeftijdsgrenzen voor alcoholverstrekking zal worden
geïntensiveerd en dat aan de ministerraad zal worden voorgesteld de
Drank- en Horecawet zodanig te wijzigen dat de leeftijd van degene
onder wiens directe leiding de verstrekking van alcohol in een kantine
geschiedt, wordt verhoogd van 16 naar 21 jaar.
Vraag 6
Bent u bereid de Kamer te informeren over de bevindingen van uw
«studiereis» naar Australië, en de suggesties en/of aanbevelingen die
zijn gedaan ten aanzien van de uitwerking van de nota «Tijd voor
Sport»?
Antwoord 6
Het was geen studiereis van mij; ik ben samen met de MP naar Australië
geweest in het kader van de 400-jarige betrekkingen tussen Nederland
en Australië. Waarschijnlijk wordt gedoeld op de studiereis van een
groep deskundigen en bestuurders uit de sportwereld, waaraan ook de SG
van VWS heeft deelgenomen, en die als doel had kennis te nemen van de
meest recente ontwikkelingen in sport en sportbeleid in Australië. Er
is een verslag van deze studiereis gemaakt dat u als bijlage hierbij
aantreft.
Documenten
* Verslag studiereis Australië (nieuw venster) Kamerstuk | 23-5-2006
(pdf, 22 pag., 1.265 kB)
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport