Persbericht
Tweede Kamer stemt in met tweede Anti-terrorismewet
23 mei 2006
Het wetsvoorstel van minister Donner van Justitie dat de mogelijkheden
tot opsporing en vervolging van terroristische misdrijven verruimt, is
vandaag door de Tweede Kamer aanvaard.
Bijzondere opsporingsbevoegdheden als observatie, infiltratie,
pseudo-koop en de telefoontap zijn straks inzetbaar bij aanwijzingen
dat een terroristische aanslag wordt voorbereid. Voor inzet van
bijzondere opsporingsbevoegdheden bij terrorisme is dus niet langer
een redelijk vermoeden van een strafbaar feit nodig; aanwijzingen zijn
voldoende. Daarvan is sprake als feiten en omstandigheden duiden op de
voorbereiding van een terroristische aanslag. Opsporingsactiviteiten
op basis van aanwijzingen vinden in de huidige praktijk ook al plaats,
bijvoorbeeld bij economische delicten en als het gaat om wapens en
munitie.
Het groene licht voor gebruik van een bijzondere opsporingsbevoegdheid
komt van de officier van justitie. Bij de telefoontap is een
machtiging van de rechter-commissaris nodig. Bijzondere
opsporingsbevoegdheden worden nu al ingezet bij de bestrijding zware
en georganiseerde criminaliteit. Het wetsvoorstel wijzigt de
voorwaarden voor toepassing van deze bevoegdheden. Het gevolg hiervan
is dat bijzondere opsporingsmethoden bij terreur sneller kunnen worden
ingezet. De grote dreiging van terrorisme rechtvaardigt snel en
preventief overheidsoptreden. Terroristen laten zich niet snel
afschrikken door het vooruitzicht van strenge straffen. De
destructieve aard van hun daden maakt dat de overheid er alles aan
moet doen om het daadwerkelijk plegen daarvan tegen te gaan. Daarom
zijn ruimere bevoegdheden om terroristische misdrijven te voorkomen
wenselijk.
Daarnaast mag de officier van justitie volgens het wetsvoorstel in
bepaalde gebieden personen preventief laten fouilleren, en voertuigen
en voorwerpen laten onderzoeken. Zo kan het nodig zijn alle voertuigen
rond een voetbalstadion of evenemententerrein grondig te bekijken bij
berichten dat explosieven zijn aangevoerd voor een aanslag. Zon
omgeving is doorgaans niet voor lange tijd doelwit van terrorisme. Bij
zogeheten veiligheidsrisicogebieden zoals luchthavens,
industriecomplexen, stations en overheidsgebouwen kan dat anders zijn.
De politie zal in die veiligheidsrisicogebieden zonder voorafgaande
toestemming van de officier van justitie personen preventief kan
fouilleren, en voertuigen en voorwerpen kan onderzoeken om een
terreurdaad te voorkomen.
Verder komen er meer bevoegdheden om in een verkennend onderzoek
informatie te verzamelen over groepen van personen waarbinnen mogelijk
een aanslag wordt beraamd. De officier van justitie kan namen,
adressen, woonplaatsen, klantnummers en bankrekeningnummers opvragen.
Daarmee kan hij verbanden tussen groepen personen en situaties beter
in kaart brengen. Ook mogen bestanden van private en publieke
instellingen en organisaties met elkaar vergeleken worden om verborgen
patronen in handelingen of gebeurtenissen van personen boven tafel te
krijgen. De officier van justitie mag deze bestanden alleen opvragen
met toestemming van de rechter-commissaris.
De rechter-commissaris kan verdachten van terroristische misdrijven
eerder in bewaring nemen dan nu het geval is. Bewaring is de eerste
fase van de voorlopige hechtenis, en duurt maximaal veertien dagen.
Gedurende deze periode zijn bij een verdenking van een terroristisch
misdrijf niet langer ernstige bezwaren vereist; een redelijk vermoeden
van schuld is voldoende. Dit is nodig omdat aan het begin van een
onderzoek naar de voorbereiding van een terroristisch misdrijf er soms
slechts een lichte verdenking is, terwijl de overheid ingrijpen niet
kan uitstellen vanwege mogelijk grote aantallen slachtoffers. De
officier van justitie krijgt zo meer tijd om de verdenking steviger te
onderbouwen maar dit kan alleen met instemming van de
rechter-commissaris. Na maximaal veertien dagen bewaring is verlenging
van de voorlopige hechtenis mogelijk, maar dan moet er wel sprake zijn
van ernstige bezwaren tegen de verdachte. Dit betekent dat vanaf dat
moment weer de gewone vereisten voor het voorarrest gelden.
Tenslotte wil het wetsvoorstel mogelijk maken dat volledige inzage van
processtukken van een terroristisch misdrijf wordt uitgesteld, als
voortijdige openbaarmaking de voorbereiding van de zaak tegen een
verdachte bemoeilijkt, of schadelijk is voor de voorbereiding van
strafzaken tegen eventuele medeverdachten. De dagvaarding van een
verdachte bij een terroristisch misdrijf kan dan maximaal twee jaar
worden uitgesteld. Dat betekent niet dat documenten die essentieel
zijn voor de beoordeling van de rechtmatigheid van verdere verlenging
van het voorarrest buiten het procesdossier kunnen worden gehouden.
Overigens is ook nu voorarrest van twee jaar in beginsel mogelijk
voordat het tot een inhoudelijke berechting komt. Het wetsvoorstel
verandert aan de duur van het voorarrest niets. Iedere verlenging moet
worden getoetst door de rechter.
In plaats van de zittingsrechter zal echter in de toekomst in een
terreurzaak de meervoudige raadkamer gedurende die periode kunnen
beslissen over de voortduring van het voorarrest, waardoor
geheimhouding van bepaalde stukken mogelijk blijft.
Ministerie van Justitie