Uitspraak vastgesteld d.d. 11 mei 2006
door mr. A. Herstel, voorzitter, T.R. Harkema, mw. C.J.E.M. Joosten en
mr. drs. G.J. Wolffensperger, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr.
D.C. Koene, secretaris.
X / TROS Radar (TROS)
Uitspraak: ongegrond
In een uitzending van het televisieprogramma TROS Radar is aandacht
besteed aan de praktijken van Chinese kruidendokters, waaronder
klager.
De Raad overweegt dat verweerder met de publicatie heeft beoogd zijn
kijkers te informeren over misstanden in de branche van Chinese
kruidendokters. Deze misstanden zouden onder meer erin zijn gelegen
dat sommige Chinese kruidendokters beweren dat zij suikerziekte kunnen
genezen en in dat verband bepaalde middelen aan diabetespatiënten
verschaffen, hetgeen ertoe zou kunnen leiden dat de desbetreffende
patiënten worden afgehouden van reguliere medische behandeling. De
Raad acht het aannemelijk dat verweerder zonder toepassing van de
gevolgde werkwijze niet aan het licht had kunnen brengen of bedoelde
misstanden al dan niet bestaan. Aldus is sprake van bijzondere
omstandigheden die rechtvaardigen dat de verslaggever bij zijn eerste
twee bezoeken aan klager zijn hoedanigheid niet bekend heeft gemaakt.
Naar het oordeel van de Raad is de uitzending evenwichtig en
zorgvuldig. Niet is gebleken van relevante onvolledigheden of
onjuistheden. Ten slotte acht de Raad het aannemelijk dat klager niet
voldoende adequaat gebruik heeft gemaakt van de hem geboden
gelegenheid tot wederhoor.Dit kan verweerder echter niet worden
verweten.
Een en ander leidt tot de slotsom dat verweerder geen grenzen heeft
overschreden. Daarbij neemt de Raad mede in aanmerking dat de naam van
klager niet in de uitzending is vermeld en dat zijn gezicht zodanig is
bewerkt, dat hij daardoor voor het grote publiek onherkenbaar is
gebleven. (vgl. RvdJ 2005/10)
- Journalistieke werkwijze: hoor en wederhoor, verborgen
cameratechniek, verzwijgen eigen identiteitbronnen
- Privacy: televisie
Publicatie op www.rvdj.nl onder nr. 2006/27
Uitspraken vastgesteld d.d. 11 mei 2006
door mr. A. Herstel, voorzitter, T.R. Harkema, mw. C.J.E.M. Joosten,
mr. A.H. Schmeink en mr. drs. G.J. Wolffensperger, leden, in
tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris.
mr. M.F. Le Coultre / J. van den Heuvel en M. Koolhoven (Bureau
Misdaad/RTL5 en De Telegraaf)
Uitspraak: niet-ontvankelijk c.q. gegrond
De klacht is allereerst gericht twee publicaties in De Telegraaf van
16 en 17 maart 2005. De klacht is niet binnen de termijn van zes
maanden bij de Raad binnengekomen. In dit geval is geen sprake van
omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden
geoordeeld dat klager in verzuim is geweest. Klager is in zijn klacht
tegen deze artikelen niet-ontvankelijk.
Verder maakt klager bezwaar tegen een aflevering van het
televisieprogramma Bureau Misdaad. De uitzending gaat over een
afpersingszaak waarbij E. de Vlieger betrokken zou zijn. In dat
verband is vermeld dat De Vlieger gedwongen zou zijn een bedrag van 4
miljoen gulden te betalen. Dat bedrag zou hij hebben overgemaakt op
een rekening van een notaris, die dat bedrag vervolgens aan een derde
zou hebben uitgekeerd. Tegelijkertijd is klagers woning c.q. kantoor
in beeld gebracht. Daarbij is een bord te zien waarop de naam van
klager, diens beroep en telefoonnummer zijn vermeld.
Naar het oordeel van de Raad laat de vormgeving van de uitzending de
kijker weinig ruimte voor een andere conclusie dan dat klager in
verband kan worden gebracht met onoorbare praktijken en dat de
handelwijze van klager niet deugt. Voor een dergelijke zeer ernstige
beschuldiging aan het adres van klager, is bij uitstek een deugdelijke
grondslag vereist, maar die ontbreekt hier. Indien Van den Heuvel de
mening zou zijn toegedaan dat klager ter zake niets te verwijten viel,
dan had hij in zijn berichtgeving meer terughoudend kunnen zijn. Hij
had de beelden van klagers woning c.q. kantoor en diens persoonlijke
gegevens achterwege kunnen laten, zonder afbreuk te doen aan de inhoud
en nieuwswaarde van de publicatie. Dat heeft hij echter nagelaten.
Door zo te handelen en na te laten heeft Van den Heuvel de grenzen
heeft overschreden van hetgeen, gelet op de eisen van journalistieke
verantwoordelijkheid, maatschappelijk aanvaardbaar is. (vgl. onder
meer: RvdJ 2006/17 en RvdJ 2004/27)
- Journalistieke werkwijze: bronnen
- Privacy: vermelding persoonlijke gegevens
- Procedure: ontvankelijkheid
Publicatie op www.rvdj.nl onder nr. 2006/24
X / Brabants Dagblad
Uitspraak: deels gegrond
De klacht betreft het artikel Zelfmoordenaar zet afscheidsbrief op het
internet, dat gaat over de zoon van klager. De volledige naam van
klagers zoon is in het artikel vermeld.
Klager heeft op de dag na het overlijden van zijn zoon met de
verslaggever gesproken. Partijen verschillen van mening over de vraag
of toen is afgesproken dat het artikel zou worden geanonimiseerd. De
vraag die zich voordoet is of verweerder uit eigen beweging tot
anonimisering had moeten overgaan. Het is immers begrijpelijk dat
klager tijdens de telefoongesprekken met de verslaggever zeer
geëmotioneerd was. Naar het oordeel van de Raad had verweerder
bijzondere zorgvuldigheid dienen te betrachten en niet zonder meer
mogen afgaan op eventuele afspraken met klager. De Raad acht de
vermelding van de volledige naam van klagers zoon niet relevant en
disfunctioneel. Het artikel had geanonimiseerd kunnen worden, zonder
dat afbreuk zou zijn gedaan aan de inhoud en nieuwswaarde ervan. Door
de volledige naam van klagers zoon te vermelden heeft verweerder
journalistiek onzorgvuldig gehandeld. Dat de naam van klagers zoon in
een overlijdensadvertentie is vermeld, kan daaraan niet afdoen.
Overigens heeft verweerder desgevraagd meegedeeld dat in de
overlijdensadvertentie niets is vermeld over de wijze waarop klagers
zoon is overleden.
Voor het overige is de berichtgeving terughoudend en niet
grensoverschrijdend, aldus de Raad. De vermelding dat klager en zijn
familie vooralsnog geen pogingen in het werk hadden gesteld om de
afscheidsbrief van het internet te halen, is feitelijk niet juist
gebleken. Verder had het wellicht de voorkeur verdiend als boven het
artikel een iets minder uitgesproken kop was geplaatst. De Raad heeft
begrip voor klagers standpunten ter zake, maar acht deze omissies niet
van zodanige betekenis dat verweerder daarmee grenzen heeft
overschreden. (vgl. RvdJ 2004/97)
Trefwoorden:
- Feitenweergave: onjuiste, grievende berichtgeving
- Privacy: slachtoffers/nabestaanden, vermelding persoonlijke gegevens
Publicatie op www.rvdj.nl onder nr. 2006/25
Vereniging tegen de Kwakzalverij / M. Koolhoven en De Telegraaf
Uitspraak: gegrond
Klaagster maakt bezwaar tegen het artikel Kilos snel kwijt met
dna-pillen. De Raad is van oordeel dat klaagsters klacht past binnen
haar doelstelling, zodat zij ontvankelijk is in haar klacht. (vgl.
RvdJ 2005/66 en RvdJ 2003/24)
Volgens de Raad is algemeen bekend dat overgewicht voor velen een
ernstig gezondheidsprobleem oplevert. Dat brengt de journalistieke
verantwoordelijkheid mee om in berichtgeving een zo evenwichtig
mogelijk beeld te geven van het betreffende onderwerp c.q.
geneesmiddel. Door de eenzijdig positieve wijze van berichtgeving
hebben verweerders hun lezers een onvolledig en daardoor onjuist beeld
van het desbetreffende middel voorgehouden. Niet valt uit te sluiten
dat bepaalde lezers daardoor zijn afgehouden van een medisch
verantwoorde behandeling. Gesteld noch gebleken is dat voor de
publicatie voldoende feitelijke grondslag bestond. Overigens is
tijdens de zitting verwezen naar een discussie op internet, waaraan
Koolhoven heeft deelgenomen. Daaruit blijkt dat Koolhoven toegeeft,
dat door de producent van het onderhavige middel onprofessioneel is
gehandeld en dat het vervelend is dat de lezers van De Telegraaf met
de gevolgen daarvan zijn geconfronteerd.
De Raad is van oordeel dat verweerders ten onrechte met stelligheid in
positieve zin over de dna-pil hebben bericht. Zij hebben hun lezers
onvolledig en daardoor onjuist geïnformeerd. Aldus hebben zij de
grenzen overschreden van hetgeen, gelet op de eisen van journalistieke
verantwoordelijkheid, maatschappelijk aanvaardbaar is.
- Procedure: ontvankelijkheid
Publicatie op www.rvdj.nl onder nr. 2006/26
Raad voor de Journalistiek