Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen

30-05-2006

Installatiebijeenkomst Akademiehoogleraren
Op maandag 29 mei 2006 zijn de vier nieuwe Akademiehoogleraren officieel geïnstalleerd door de president van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, prof. dr. Frits van Oostrom. De vier Akademiehoogleraren zijn:

* prof. dr. Sierd Cloetingh (Vrije Universiteit Amsterdam)
* prof. dr. Paul Emmelkamp (Universiteit van Amsterdam)
* prof. dr. Maurice Sabelis (Universiteit van Amsterdam)
* prof. dr. Jan Vandenbroucke (Leids Universitair Medisch Centrum, Universiteit Leiden).

Zij kunnen zich als Akademiehoogleraar geheel wijden aan innovatief onderzoek en de begeleiding van jonge onderzoekers. Akademiehoogleraren worden door de universiteit vrijgesteld van bestuurlijke verplichtingen. Het Akademiehoogleraarschap wordt voor een periode van vijf jaar toegekend. Voor iedere Akademiehoogleraar stelt de KNAW één miljoen euro beschikbaar.

V.l.n.r. Jan Vandenbroucke, Paul Emmelkamp, Sierd Cloetingh en Maurice Sabelis

Uit de juryrapporten:

De KNAW heeft professor Sierd Cloetingh (1950), hoogleraar Tektoniek aan de Vrije Universiteit Amsterdam, geselecteerd voor het Akademiehoogleraarschap vanwege zijn belangrijke bijdragen aan het inzicht in de dynamische processen in de lithosfeer en hun expressie aan het aardoppervlak. Zijn bijdragen bestrijken een breed terrein en hebben betrekking op numerieke en analoge modellering van sedimentaire bekkens op diverse schalen, platentektoniek in extensieve en compressieve gebieden, en gebergtevorming. Hij geniet internationale erkenning als toonaangevende wetenschapper op het gebied van het modelleren van geodynamische processen in de lithosfeer, met name ten aanzien van sedimentaire bekkens. Professor Cloetingh vervult een sleutelrol in de internationale aardwetenschappelijke wereld en heeft een internationaal gerenommeerde school opgezet op het gebied van de tektoniek van sedimentaire bekkens en continentale topografie.

Aan professor Paul Emmelkamp (1949), hoogleraar Klinische psychologie aan de Universiteit van Amsterdam, is het Akademiehoogleraarschap toegekend vanwege zijn vanwege zijn invloedrijke werk op het gebied van evidence-based psychotherapie en gecontroleerd klinisch uitkomstonderzoek naar de effecten van cognitieve therapie en gedragstherapie. Met zijn multidisciplinaire werk heeft hij een substantiële bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van formele internationale klinische richtlijnen voor de klinische praktijk van de psychotherapie. Daarnaast heeft zijn onderzoek naar de rol van de partner in de etiologie en naar begeleiding en behandeling van patiënten met een angststoornis internationaal een brede impact gehad. Professor Emmelkamp heeft cruciale bijdragen geleverd aan zijn vakgebied en loopt voorop in het onderzoek op zijn terrein.

Professor Maurice Sabelis (1950), hoogleraar Populatiebiologie aan de Universiteit van Amsterdam, is benoemd tot Akademiehoogleraar vanwege zijn unieke bijdrage aan het inzicht in de mechanismen die ten grondslag liggen aan persistentie en extinctie in levensgemeenschappen, en in de feedback tussen populatiedynamiek en natuurlijke selectie. Hij ontdekte SOS-signalen van planten: plantenetende geleedpotigen zetten hun gastheerplant ertoe aan vluchtige chemische stoffen af te scheiden, die vervolgens door de natuurlijke vijanden van planteneters worden gebruikt om hun prooi te lokaliseren. Professor Sabelis heeft een internationaal erkende onderzoeksgroep opgezet, waar theoretisch en empirisch onderzoek wordt gedaan naar de rol die de populatiestructuur speelt bij het bepalen van de dynamiek van populaties (genetische structuur, ruimtelijke structuur, fysiologische structuur en voedselwebstructuur). Hiermee stapt hij op innovatieve wijze af van de veronderstellingen uit de klassieke ecologische theorie.

Professor Jan Vandenbroucke (1950), hoogleraar Klinische epidemiologie aan het Leids Universitair Medisch Centrum van de Universiteit Leiden, is benoemd tot Akademiehoogleraar vanwege zijn toepassing van epidemiologische methoden in het onderzoek van ziekteprocessen. Hij richt zich op observationele onderzoeksmethoden voor behandelingsproblemen die niet in aanmerking komen voor de gebruikelijke gerandomiseerde aanpak met betrekking tot diagnose en therapie. Opmerkelijk - te midden van een aantal belangrijke, innovatieve toepassingen van nieuwe methodologische ontwikkelingen - is de eerste grootschalige genetische case-controlstudie op het gebied van veneuze trombose. In deze studie naar erfelijke factoren bij veneuze trombose werd de factor V Leiden geïdentificeerd als de verantwoordelijke mutatie voor familiaire stollingsdeficiënties. Professor Vandenbroucke geldt internationaal als autoriteit op het gebied van de theorie van het medisch onderzoek en de geschiedenis van de epidemiologische methodologie.

Meer informatie over deze vier nieuwe en de eerder door de KNAW geselecteerde zestien Akademiehoogleraren is te vinden op de website http://www.knaw.nl/akademiehoogleraren.