Senaat hikt aan tegen concurrentiebeding bij arbeid

Eerste kamer

Senaat hikt aan tegen concurrentiebeding bij arbeid

In de Eerste Kamer leven sterke bedenkingen tegen het wetsvoorstel dat regels stelt voor een concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst. Onduidelijk is nog of het voorstel bij de stemming op 13 juni een meerderheid haalt, omdat CDA en VVD grote bezwaren hebben en samen over een meerderheid beschikken. De ministers Donner van Justitie en De Geus van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben tijdens het debat over het wetsvoorstel op 30 mei een klemmend beroep op de Eerste Kamer gedaan om voor te stemmen.

Nieuw evenwicht
Vooral Donner spande zich in om de senaat ervan te overtuigen dat het wetsvoorstel een verbetering is. Hij wees erop dat in de Grondwet sinds 1983 een recht op vrije arbeidskeuze staat. Al bijna honderd jaar is echter een wettelijk concurrentiebeding van kracht dat werkgevers de mogelijkheid biedt om belemmeringen op te leggen aan werknemers die ontslag nemen. Het wetsvoorstel probeert volgens Donner een nieuw evenwicht te scheppen door eisen te stellen aan een concurrentiebeding. Zo moet er een billijke vergoeding worden gegeven en mag het beding niet langer dan een jaar gelden.

Scherpe kritiek
In de eerste ronde van het debat bleken alleen de senatoren mevrouw De Wolff (GroenLinks) en Holdijk (namens SGP en ChristenUnie) nog wel te voelen voor aanvaarding van de voorstellen van de regering. Andere woordvoerders hadden scherpe kritiek, onder wie mevrouw Westerveld (die sprak namens haar eigen PvdA-fractie en ook namens de SP) en mevrouw Broekers-Knol namens de VVD-fractie. Hun collega De Wolff wees erop dat zij destijds als regeringspartijen in het eerste paarse kabinet verantwoordelijk zijn geweest voor het indienen van de wettelijke regeling van het concurrentiebeding. Ook CDA-woordvoerder Van de Beeten uitte overwegend kritiek en dat was volgens mevrouw De Wolff weer opmerkelijk, omdat het nu werd verdedigd door twee ministers van CDA-huize.

Pijlers weg geslagen
De critici wezen erop dat het oorspronkelijke wetsvoorstel danig is veranderd door amendering in de Tweede Kamer. Daar hebben de fracties van CDA en VVD naar het oordeel van PvdA en SP teveel de kant van de werkgevers gekozen. 'De aanpassingen van de Tweede Kamer hebben vrijwel alle pijlers onder het oorspronkelijke wetsontwerp weggeslagen', zei mevrouw Westerveld. Tot deze pijlers rekende de PvdA-senator: het tegengaan van onnodig beroep op concurrentiebedingen, het vergroten van de rechtszekerheid en het tot stand brengen van een beter evenwicht tussen de belangen van werkgever en werknemer.

SER-advies
CDA-senator Van de Beeten herinnerde eraan dat de Eerste Kamer over het aangepaste wetsvoorstel advies heeft gevraagd aan de Sociaal Economische Raad. Dit advies was volgens de CDA-senator 'niet mals'. Voor zijn fractie bleven er drie hoofdbezwaren bestaan. Onduidelijk is welk probleem er eigenlijk wordt opgelost. Daar komt bij dat de vergoeding die een werkgever moet geven aan een werknemer die door een concurrentiebeding wordt getroffen 'billijk' moet zijn, anders is het beding nietig. Maar de vraag wat 'billijk' is moet de rechter beantwoorden van geval tot geval en dat leidt tot rechtsonzekerheid. 'Is het moreel wel juist om welbewust die onzekerheid te scheppen?', vroeg de CDA-senator. Als derde bezwaar noemde Van de Beeten dat de beoordeling over de billijkheid is gekoppeld aan de ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Hij vreesde dat kantonrechters zaken aan elkaar koppelen. Ook wees hij erop dat tegen een besluit van de kantonrechter over een ontbindingsovereenkomst geen beroep mogelijk is, terwijl tegen een besluit over een concurrentiebeding wel appèl mogelijk is.

Geen rechtszekerheid
Mevrouw Broekers-Knol zei namens de VVD-fractie dat haar fractie het niet juist heeft gevonden om advies aan de SER te vragen. De Eerste Kamer zou mans genoeg moeten zijn om een door de Tweede Kamer aanvaard wetsvoorstel te beoordelen. Maar nu het SER-advies er toch ligt, wilde zij wel zeggen dat de VVD het grotendeels met dat afwijzende advies eens is. Het wetsvoorstel biedt geen rechtszekerheid en belemmert de arbeidsmobiliteit. Het volledig afschaffen van het concurrentiebeding is voor de VVD geen optie. Maar de fractie heeft vertrouwen in rechters die in voorkomende gevallen naar redelijkheid en billijkheid over de rechtmatigheid van zo'n beding zullen oordelen.

Relatiebeding
Mevrouw De Wolff constateerde dat het wetsvoorstel zes verbetering bevat ten opzichte van de huidige situatie en minder verslechteringen, al vond zij wel dat de amendering in de Tweede Kamer het 'voorstel uit balans' heeft gehaald. Net als andere sprekers sneed ook senator Holdijk het door de Tweede Kamer ingelaste 'relatiebeding' aan. Hij zei dat dit verbod voor de ex-werknemer om klanten van de ex-werkgever te benaderen niet valt onder het concurrentiebeding. De Tweede Kamer en de regering zien hier een wezenlijk verschil, maar deskundigen betwijfelen dit. Holdijk citeerde een criticus die de indieners van het amendement over het relatiebeding 'een gebrek aan kennis' toeschreef. Ook volgens de SER kan er lange tijd onzekerheid blijven bestaan of het 'relatiebeding' zoals dat in de wet is omschreven ook daadwerkelijk een relatiebeding is. Het bevorderen van de rechtszekerheid was toch een van de belangrijkste doelstellingen van de wet, vroeg senator Holdijk. Bovendien wees senator Van de Beeten er op dat uit onderzoek niet is gebleken in welke mate de huidige concurrentiebedingen eigenlijk relatiebedingen zijn, of 'benaderingsbedingen' in de woorden van de ministers. Een rem op concurrentiebedingen haalt dan niets uit, wanneer het overgrote deel onder de noemer relatiebeding wel in stand kan blijven.

Jurisprudentie
Minister Donner zei in zijn beantwoording dat het hoofddoel van het wetsvoorstel is om de werknemers te beschermen tegen de huidige praktijk waarbij werkgevers onbekommerd concurrentiebedingen opleggen. 'Het gaat om een nieuw evenwicht', zei de minister van Justitie. De rechtszekerheid zou moeten ontstaan door jurisprudentie. Donner achtte het onvermijdelijk dat er rechtszaken komen nu de wetgever eisen stelt aan een concurrentiebeding. Minister De Geus zei dat uit onderzoek blijkt dat 60% van de grote bedrijven met concurrentiebedingen werken in arbeidsovereenkomsten en dat een op de vijf werknemers met een of andere vorm van concurrentiebeding heeft te maken.

Stemming
De Eerste Kamer stemt op dinsdag 13 juni over het wetsvoorstel.