Ministerie van Buitenlandse Zaken

Beantwoording kamervragen over mogelijke verlenging van de reflectieperiode

Europese hervormingen

|Aan de Voorzitter van de        |          |                             |
|Tweede Kamer der Staten-Generaal|          |Directie Integratie Europa   |
|                                |          |Bezuidenhoutseweg 67         |
|Binnenhof 4                     |          |Postbus 20061                |
|Den Haag                        |          |2500 EB Den Haag             |
|Datum |31  mei 2006                        |Behand|Hilde Laffeber       |
|      |                                    |eld   |                     |
|Kenmer|DIE-738/06                          |Telefo|070-348 4211         |
|k     |                                    |on    |                     |
|Blad  |1/5                                 |Fax   |070-348 4086         |
|Bijlag|                                    |hilde.laffeber@minbuza.nl    |
|e(n)  |                                    |                             |
|Betref|Beantwoording vragen van het lid Van|                             |
|t     |Bommel over mogelijke verlenging van|                             |
|      |de reflectieperiode                 |                             |
Zeer geachte Voorzitter,

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op schriftelijke vragen van het lid Van Bommel (SP) over Europese hervormingen. Deze vragen werden ingezonden op 11 mei 2006 met kenmerk 2050613190.

De Staatssecretaris voor Europese Zaken,

Atzo Nicolaï
Antwoord van de heer Nicolaï, staatssecretaris voor Europese Zaken, op vragen van het lid Van Bommel (SP) over over mogelijke verlenging van de reflectieperiode

Vraag 1
Bent u van mening dat de Nederlandse regering in voldoende mate invulling heeft gegeven, onder andere via de website www.nederlandineuropa.nl, aan de reflectieperiode die volgde na het 'nee' van de Nederlandse bevolking bij het referendum over de Europese grondwet op 1 juni 2005? Indien neen, waarom niet?

Antwoord
Ja.

Vraag 2
Bent u van mening dat de activiteiten die u ontplooid hebt, zoals de populaire website www.nederlandineuropa.nl en de serie lessen over Europa, voldoen als input voor de standpuntbepaling van de regering in aanloop naar de Europese Top van juni dit jaar? Indien neen, waarom niet?

Vraag 5
Bent u van mening dat andere lidstaten onvoldoende invulling hebben gegeven aan de reflectieperiode? Indien ja, aan welke lidstaten denkt u dan en waarop baseert u dat?

Antwoord
Nadat bleek dat er onvoldoende draagvlak bestond in uw Kamer voor een gezamenlijk met het kabinet te organiseren brede maatschappelijke discussie, heeft de regering verscheidene activiteiten ontplooid in de Europese bezinningsperiode, zowel op nationaal als op Europees niveau. Ook anderen hebben zich in het afgelopen jaar geroerd in het debat over de toekomst van Europa, in Nederland en in andere lidstaten van de EU. Het Verenigd Koninkrijk en Oostenrijk maakten in december 2005 een gezamenlijk tussentijds verslag van activiteiten in de EU-lidstaten in het kader van de bezinningsperiode. De Europese Raad van 15-16 december 2005 nam nota van dit verslag in zijn conclusies, welke u zijn toegezonden als bijlage bij het verslag van die ER (nummer 21501-20, nr. 302). Voor de komende Europese Raad heeft het Oostenrijks Voorzitterschap aangekondigd een evaluatie te maken van de bezinningsdebatten in de lidstaten.

Voor een overzicht van het debat over de toekomst van Europa verwijs ik u volledigheidshalve naar de notitie 'Kabinetsanalyse Europese bezinningsperiode', welke op 19 mei jl. aan uw Kamer werd aangeboden. In deze notitie is ook aangegeven welke conclusies het kabinet uit de bezinningsperiode trekt voor de inzet van Nederland op de Europese Raad van 15 en 16 juni a.s.

Vraag 3
Hoe rijmt u uw uitspraken dat de populariteit van de website www.nederlandineuropa.nl "overweldigend" is en "onze stoutste verwachtingen overtreft" met uw uitspraak dat "Nederland het een goed idee zou vinden om ruim meer tijd te nemen om te bepalen hoe het verder moet"?

Antwoord
De grote respons die de website www.nederlandineuropa.nl ontving en de intensiteit van de discussies in focusgroepen en andere discussiefora over Europa onderstrepen mijn stelling dat burgers graag de discussie over de toekomst van Europa aangaan en dat zij het daarbij waarderen gelegenheid te krijgen hun mening toe te lichten. Het kabinet is van mening dat het debat over de toekomst van de Europese Unie verdere voortgang en verdieping behoeft. De discussie is nog niet afgerond. Zij heeft nieuwe inzichten opgeleverd, maar ook nieuwe vragen opgeworpen. In het afgelopen jaar zijn de eerste stappen gezet richting onder meer het politiseren van het Europadebat, het nauwer betrekken van burgers bij de totstandkoming van Europees beleid, het verkrijgen van een beter inzicht in de verwachtingen van burgers en het verbeteren van de prestaties van de EU zelf. In de komende periode moet verdere voortgang worden geboekt. Voor de inzet van het kabinet in deze verlengde bezinningsperiode verwijs ik u eveneens naar bovengenoemde notitie aan uw Kamer d.d. 19 mei jl.

Vraag 4
Deelt u de opvatting dat uitstel opgevat kan worden als een vertragingsactie om de Europese Grondwet alsnog te redden? Indien neen, waarom niet? Indien ja, waarom hebt u dan steun gegeven aan verlenging van de reflectieperiode?

Vraag 6
Deelt u de mening dat de huidige regering de verantwoordelijkheid moet nemen in het debat over de toekomst van de Europese Grondwet en de verantwoordelijkheid hiervoor niet moet doorschuiven naar een volgende regering?

Antwoord
Het Grondwettelijk Verdrag kan niet worden ingevoerd als niet alle lidstaten van de EU deze hebben geratificeerd. Evenals de Nederlandse kiezers hebben de Franse kiezers het Grondwettelijk Verdrag in een referendum afgewezen en zeven lidstaten besloten hun ratificatieprocedures voorlopig op te schorten. In antwoord op vragen van het lid Karimi van 20 januari jl. (aanhangsel bij de Handelingen 2005-2006, nr. 797) gaf ik reeds aan dat het kabinet niet over zijn termijn heen kan regeren en derhalve geen uitspraken kan doen over wat een volgend kabinet zal doen.

In bovengenoemde notitie inzake de analyse van de Europese bezinningsperiode heeft het kabinet aangegeven dat op termijn verdere verbetering van het functioneren van de EU niet kan uitblijven. De EU moet en kan beter. De weg naar verandering van de huidige Verdragen is echter een lange en deze dient zorgvuldig te worden voorbereid. Het kabinet neemt verantwoordelijkheid door in een verlengde bezinningsperiode onder meer over dit onderwerp nader in gesprek te treden met Eerste en Tweede Kamer, met burgers en met maatschappelijke organisaties. De inzichten die hierbij worden opgedaan kunnen mede dienen ter onderbouwing van de Nederlandse inzet in de toekomstige discussie over mogelijke wijzigingen van de Verdragen.


-----------------------
de Volkskrant, "Enorme interesse voor Europa-site verrast Nicolaï", 18 april 2006 het Financieele Dagblad, "Vertraging bij reddingsactie EU-Grondwet", 9 mei 2006 het Financieele Dagblad, "Vertraging bij reddingsactie EU-Grondwet", 9 mei 2006


---- --