parlementaire stukken - Antwoorden op kamervragen over het observeren
van journalisten door de AIVD
Antwoorden op kamervragen over het observeren van journalisten door de AIVD
30 mei 2006
Antwoorden op kamervragen van het lid Externe link Van Schijndel
(VVD) over de AIVD. (Ingezonden 23 mei 2006)
---
1. Vraag
Kent u de berichten 1) over het gedurende vier maanden observeren door
de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst van twee journalisten
van De Telegraaf in verband met onderzoek naar de aanwezigheid van
staatsgeheime informatie in het criminele drugscircuit?
1. Antwoord
Ja
2. Vraag
Kunt u de Kamer - zonodig in de Commissie voor de Inlichtingen- en
Veiligheidsdiensten - informeren over de feiten die aanleiding hebben
gegeven tot het observeren van de betrokken journalisten?
2. Antwoord
In het openbaar doe ik geen uitspraken over de concrete, operationele
activiteiten van de AIVD. Naar aanleiding van de bewuste artikelen in
de Telegraaf van 20 en 21 mei 2006 heb ik de commissie voor de
inlichtingen- en veiligheidsdiensten (IVD) van Uw Kamer schriftelijk
ingelicht. Eerder heb ik Uw Kamer, in het openbaar en via de commissie
IVD, geïnformeerd over berichten eind januari 2006 dat BVD-dossiers in
het criminele milieu zouden circuleren (Vgl Kamerstuk Adobe Acrobat
PDF Tweede Kamer 2005-2006, 29876, nr. 11).
3. Vraag
Dienen naar uw oordeel jegens journalisten - mede gelet op hun
speciale functie in het maatschappelijk leven - bijzondere maatstaven
te worden toegepast bij de beslissing tot observatie over te gaan om
de bron van het lekken van staatsgeheime informatie op te sporen?
3. Antwoord
Naar aanleiding van deze berichten heeft de AIVD, in overleg met mij,
destijds aangifte gedaan ten behoeve van strafrechtelijk onderzoek.
Tegelijkertijd heb ik zoals bekend de AIVD opgedragen ook eigenstandig
een diepgaand onderzoek in te stellen naar de schade voor de nationale
veiligheid (Vgl Handelingen Tweede Kamer, 26 januari 2006, blz.
42-2814 r.k.) Hierbij gaat het vooral om de vraag wat de gevolgen
kunnen zijn voor eventueel lopende AIVD-onderzoeken en voor de
mogelijke onthulling van de identiteit en de veiligheid van de
menselijke bronnen waarmee de gegevens verkregen zijn. Daarnaast
spelen vragen over de hoeveelheid en aard van de uitgelekte gegevens
en op welke wijze deze gegevens bij onbevoegden derden bekend (kunnen)
zijn. De integriteit en het effectief functioneren van de AIVD in het
belang van de nationale veiligheid kan hierbij in het geding zijn. Een
eigenstandig AIVD onderzoek is, naast het strafrechtelijk onderzoek,
dus van wezenlijk belang.
Ter uitvoering van zijn taak beschikt de AIVD over een aantal in de
Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (WIV 2002) geregelde
bijzondere bevoegdheden, waaronder volgen en afluisteren. Indien
noodzakelijk kunnen deze bevoegdheden worden ingezet. Dit gebeurt met
inachtneming van de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit.
Voor het afluisteren van telecommunicatie dien ik persoonlijk
toestemming te geven. In de wet zijn verder geen bijzondere eisen
gesteld ten aanzien van eventueel onderzoek naar journalisten. Ik
realiseer mij overigens terdege dat de pers vanwege haar bijzondere
positie in een democratische samenleving vergaande bescherming
verdient. Om die reden heeft de jurisprudentie aanvaard dat
journalisten zich in beginsel kunnen verschonen van het beantwoorden
van vragen indien daardoor hun bronnen bekend zouden worden. Dit
betekent echter niet dat journalisten bij hun beroepsuitoefening mogen
handelen in strijd met de (straf)wet; zij zijn met andere woorden niet
gevrijwaard van onderzoek door het OM of in bijzondere gevallen de
AIVD. Gelet op hun bijzondere positie in het belang van de
democratische rechtstaat zal in voorkomende gevallen uiteraard extra
zorgvuldig moeten worden afgewogen of onderzoek naar journalisten
noodzakelijk is en of aan alle wettelijke eisen is voldaan.
Volledigheidshalve voeg ik hieraan toe, dat de WIV 2002 voorziet in
een onafhankelijke commissie van toezicht, met vergaande bevoegdheden,
die toeziet op de rechtmatige uitvoering van de WIV 2002. Deze
commissie oefent structurele controle (monitoring) uit op het gebruik
van de bijzondere bevoegdheden door de AIVD (Zie het openbare
jaarverslag van de commissie over 2005-2006 afgesloten op 31 maart
2006).
4. Vraag
Waarom zijn de betrokken journalisten vingerafdrukken en DNA
afgenomen? Zijn de betrokken journalisten als verdachten aangemerkt?
Zo neen, op grond van welke bevoegdheid is dit gebeurd?
4. Antwoord
De betrokken journalisten zijn onlangs als verdachten verhoord. Zij
worden verdacht van overtreding van artikel 98 van het Wetboek van
Strafrecht (schending staatsgeheim).In het belang van de
waarheidsvinding is deze verdachten gevraagd om vrijwillig
vingerafdrukken en DNA af te staan. Aan dit verzoek hebben zij gevolg
gegeven. Nu het een lopend strafrechtelijk onderzoek betreft onthoud
ik mij voor het overige van inhoudelijke mededelingen.
1) De Telegraaf, 20 en 21 mei 2006
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties