Federale regering Belgie
TOESPRAAK VERHOFSTADT - EUROPESE PARLEMENT
(2006-05-31)
Persdienst van de Eerste Minister
TOESPRAAK VAN EERSTE MINISTER GUY VERHOFSTADT VOOR HET EUROPESE
PARLEMENT.
BRUSSEL, 31 MEI 2006.
Mijnheer de Voorzitter, geachte leden van het Europees Parlement,
Als ik het goed voor heb, bijt ik de spits af in een reeks van
debatten die u met de regeringsleiders over de toekomst van Europa
wenst te houden. Ik ben daar zeer door gevleid. Dit initiatief getuigt
in ieder geval van de inzet en volharding van het Europees Parlement.
Uw Parlement speelde reeds een doorslaggevende rol in de Conventie. Ik
ben blij dat het Europees Parlement met dit initiatief opnieuw haar
verantwoordelijkheid opneemt om de toekomst van Europa vorm te geven.
Ik wil mijn toespraak over de toekomst van de Europese Unie niet
aanvatten zonder U eerst een datum uit ons recent verleden in
herinnering te brengen: 1 mei 2004. Een mijlpaal in de geschiedenis
van Europa. Een ware hoogdag voor de Europese Unie. Zestig jaar na de
machtsdeling in Yalta, achtenveertig jaar na de Hongaarse opstand,
drieënveertig jaar na de bouw van de schandelijke muur in Berlijn,
vijfendertig jaar na de Praagse Lente, betekende die dag zoals onze
collega Bronislaw Geremek het uitdrukte: "het échte einde van de
Tweede Wereldoorlog."
Ik breng U die dag kort in herinnering omdat velen vandaag blijk geven
van een bijzonder kort geheugen wanneer ze het hebben over de
uitbreiding van Europa. De Unie zou te snel de voormalige
Sovjet-satellietstaten in haar schoot hebben opgenomen. De Unie zou te
vlug zijn uitgebreid. De Unie zou ook haar natuurlijke grenzen hebben
bereikt, de limieten van haar zogenaamde absorptiecapaciteit hebben
overschreden. Maar wat heet "te snel" voor mensen die bijna vijftig
jaar lang werden verknecht? Wat is "te vlug" voor volkeren waar we tot
ze zichzelf van het communistisch juk hadden bevrijd, nauwelijks naar
hadden omgekeken? En wat zijn "natuurlijke grenzen", waar liggen die
in godsnaam, wanneer we zien dat Europese steden als Belgrado of
Dubrovnik nog steeds buiten de Europese Unie liggen? En over welke
"absorptiecapaciteit" praten we? Die in ons hoofd of die in onze
geldbeugel?
Wat ik hiermee van bij de aanvang van mijn tussenkomst wil duidelijk
maken, is dat nadenken over de toekomst van de Unie niet mag gebeuren
in schema's van "of", "of". Of de "uitbreiding", of de "verdieping".
Of Turkije, of de constitutie. De richting van de geschiedenis is
éénduidig. De Unie moet verder worden uitgebreid. Het is de enige
garantie voor duurzame vrede en stabiliteit op het oude continent. De
enige waarborg dat morgen Bosnië of Kosovo, kortom de gehele Balkan
niet opnieuw in vuur en vlam staat. De enige hoop ook dat landen zoals
Oekranië stabiele democratieën worden.
En tegelijk moet de Unie verder worden verdiept, moet de Europese
integratie onverminderd worden verder gezet. Er moet in ieder geval
een einde komen aan de periode van stilstand in Europa. Een gebrek aan
vooruitgang in de Europese integratie dateert niet van de uitkomst van
de referenda in Frankrijk en Nederland. De burger ervaart al langer
een crisis in Europa: de verdeeldheid over Irak, de niet-naleving van
het stabiliteitspact, de discussie over de financiële perspectieven.
Aan dat lijstje durf ik ook de Lissabonstrategie toevoegen. Er is
versta me niet verkeerd niets mis met de doelstellingen van die
strategie. Maar de methode die wordt aangewend, de zogenaamde open
coördinatiemethode is veel te zwak om na de succesvolle invoering van
de euro een nieuwe, beslissende impuls te geven aan de Europese
integratie.
Er moet geen keuze worden gemaakt tussen eerst verdiepen of eerst
uitbreiden. Beide zijn noodzakelijk. Net zo min als er een keuze zou
moeten worden gemaakt tussen Europa als een economische
vrijhandelszone of Europa als een politieke entiteit. Ook hier is de
richting van de geschiedenis éénduidig. Van een unipolaire wereld
gedomineerd door de Verenigde Staten van Amerika evolueren we
razendsnel naar een multipolaire wereld waarin landen als China en
India terecht een nadrukkelijke rol opeisen. Wil Europa in deze nieuwe
wereldorde economisch, politiek of militair nog meespelen, dan is een
politieke unie de enige uitkomst. Geen enkele van de lidstaten, ook
niet de grote kunnen nog de illusie koesteren alleen op het
wereldgebeuren te wegen. Mijn illustere voorganger Paul Henri Spaak
drukte het cynischer uit: "L'Europe n'est encore composée que de
petits pays. La seule distinction pertinente qui demeure réside dans
le fait que certains pays le comprennent et que d'autres refusent
encore toujours de le reconnaître".
Kortom, de vraag luidt niet of de Unie zich zal omvormen tot een meer
federale, politieke entiteit. De vraag luidt, wanneer dit zal gebeuren
of beter nog, of dit wel op tijd zal gebeuren. En het is over die
laatste vraag, de vraag of we op tijd die sprong zullen maken, dat ik
gerede twijfels heb. Op 29 mei en op 1 juni 2005 brachten de referenda
in Frankrijk en Nederland een klap toe aan de totstandkoming van een
Europese politieke Unie. Het afwijzen van een Grondwet, die hoewel
verre van ideaal, toch heel wat meer democratie, meer transparantie en
een vlottere besluitvorming had kunnen tot stand brengen, betekende
een mokerslag. De klap die beide referenda veroorzaakten was zo groot
dat het nog steeds onduidelijk is of de Grondwet overleven kan of
niet. De ratificaties gaan dan wel door. En vijftien landen keurden
inmiddels de Grondwet goed. Maar laten we eerlijk met onszelf blijven.
Enkele lidstaten waren misschien ook opgelucht na het Franse en
Nederlandse "neen". Ze verschoven althans hun referendum naar de
Griekse kalender. In elk geval liet de uitkomst van beide referenda
Europa in verwarring achter. Een verwarring waar vandaag, exact één
jaar later, nog steeds geen einde is aan gekomen. Want laat ons ook
daar maar eerlijk over zijn. De reflectieperiode die sindsdien werd
afgekondigd, leverde weinig of niets op. In plaats van een
luidruchtige brainstorming, heerste er over de toekomst van Europa de
voorbije twaalf maanden een oorverdovende stilte.
De laatste weken werden wel enkele nieuwe ideeën geopperd. Maar ik
betwijfel het of die veel zoden aan de dijk zullen brengen. Het
"Europa van de projecten" bijvoorbeeld. Terwijl we eerder aan het
omgekeerde, aan een "project voor Europa" nood hebben. Of de idee om
iedereen een nieuw engagement, een nieuwe Europese gelofte te laten
afleggen. Of de intentie om tegen 2009 een deel van het grondwettelijk
verdrag te redden, zonder de zekerheid te hebben dat het niet opnieuw
op een "neen", een "non" of een "nie" zal stuiten.
Hoe dan ook, binnen enkele weken gaan we de reflectieperiode
verlengen. Verkiezingen in Frankrijk en Nederland, een aankomend
voorzitterschap. We moeten wachten om knopen door te hakken, zo luidt
het. Het tijdstip om te handelen laten afhangen van een verkiezing in
een of andere lidstaat of van wie in de Raad de voorzittershamer
hanteert, lijkt me niet de beste benadering. Er ligt altijd wel ergens
één nationale verkiezing in het verschiet. En wachten op een
voorzitterschap, is het gevaar lopen dat niemand nog de urgentie van
de zaak inziet. De gewenning. De slijtage. Waarom zouden we ons nog
druk maken over de toekomst van Europa? Het draait ook zo wel, zonder
project, zonder grondwet.
Mijn overtuiging is het, dat er een enorme urgentie aanwezig is om
iets te ondernemen. En de redenen daartoe wil ik nog even herhalen: de
economische groei in Europa hinkt achterop, onze politieke invloed in
de wereld taant en onze militaire sterkte is ondermaats.
Om echter te weten wat we moeten ondernemen, is het eerst van belang
aandachtig in de spiegel te staren. Antwoorden te geven op vragen
zoals: waarom keren zoveel burgers zich van Europa af? Wat is hun
drijfveer? Wat ging er mis in Frankrijk en Nederland?
Naar mijn overtuiging vallen er vooral twee antwoorden of verklaringen
te geven. De eerste is dat vele politieke leiders in eigen land al
geruime tijd een negatief beeld ophangen van Europa. Wanneer het goed
gaat, worden de pluimen op de eigen nationale hoed gestoken. Wanneer
evenwel iets verkeerd uitdraait, wordt steevast Europa met de vinger
gewezen. En het moet gezegd: Europa is een gewillig slachtoffer. Als
je ertegen afgeeft of schopt, komt er nooit ofte nimmer een wederwoord
of een reactie. Ook al worden de meest groteske onwaarheden verkocht.
Zo zou Brussel een immense kafkaiaanse bureaucratie herbergen. De
waarheid is dat in de Europese instellingen zo'n vierentwintigduizend
ambtenaren werken. Dat is minder dan het ambtenarenkorps van vrijwel
iedere Europese grootstad. Europa zou ook een enorme geldverslindende
machine zijn. De waarheid is dat het budget van de Europese Unie
twintig maal kleiner is dan dat van de Verenigde Staten van Amerika en
zelfs veertig maal kleiner dan dat van alle andere (nationale,
regionale, lokale) overheden samen. Iedere Europese burger betaalt per
week minder dan vijf euro aan Europa, met andere woorden een fractie
van wat hij of zij aan zijn of haar nationale, regionale en lokale
overheden afdraagt. En voor die vijf euro krijgt de burger al jaren,
sommigen al meer dan een halve eeuw, vrede en welvaart. Maar zoals we
weten, is een roddel hardnekkiger dan de waarheid. Zeker wanneer die
roddel te pas en te onpas wordt verkondigd.
Maar er is een tweede, en volgens mij meer doorslaggevende reden
waarom de burger afhaakt. Naar zijn oordeel biedt Europa geen of geen
afdoend antwoord meer op zijn vele vragen en bekommernissen. In dit
tijdperk van ongeremde globalisering, ziet hij dat de Europese motor
sputtert, de Europese economie in ademnood verkeert. De werkloosheid
blijft hoog. Bedrijven en jobs verhuizen naar het (verre) oosten. En
een krachtig Europees antwoord blijft uit. De grensoverschrijdende
criminaliteit neemt toe. Maar we moesten wachten tot de Twin Towers
werden neergehaald voordat een akkoord kon worden bereikt over het
Europees aanhoudingsmandaat. En hetzelfde gebeurt nu met het Europees
patent. Iedereen weet dat dit instrument een absolute noodzaak is om
onze achterstand inzake research en ontwikkeling in te lopen. Maar
ondanks alle intentieverklaringen dreigt dit nog jaren aan te slepen.
Het hoeft ons dus niet te verwonderen dat de Europese burger afhaakt.
En laten we eerlijk zijn, het verwondert ons ook niet dat hij dat
doet. We beseffen maar al te goed dat de Unie zoals ze nu functioneert
onvoldoende bij machte is krachtige en eenduidige antwoorden te
formuleren. En we beseffen ook maar al te goed, waarom dat zo is.
Zolang Europa niet definitief de weg opgaat van een heuse federatie
waarin de unanimiteitsregel wordt afgeschaft of minstens tot het
strikte minimum beperkt wordt, zal zij steeds onmachtig blijven om
snel en krachtdadig op nieuwe uitdagingen te reageren. Een
confederatie, gestoeld op de intergouvernementele methode en het
beginsel van de unanimiteit verlamt de Europese besluitvorming.
Vijftig jaar na de start van de Unie wordt het inderdaad tijd dat we
een definitieve keuze maken. Confederatie of federatie. Unanimiteit of
gekwalificeerde meerderheid. Intergouvernementele of communautaire
aanpak. Een directoire geleid door een aantal lidstaten of een
versterkte Europese democratie gestoeld op een actieve Europese
Commissie en een volwaardig Europees Parlement.
Laat me het cruciaal belang van die tweesprong illustreren, door terug
te grijpen naar de grootste uitdaging waarvoor we staan, namelijk de
modernisering van de Europese economie. De cijfers spreken boekdelen.
De gemiddelde groei van het BBP in Europa bedroeg de voorbije tien
jaar 2,3%. In de VS was dit 3,3%. De totale werkgelegenheid groeide in
die periode in Europa met 9%. In de VS met 14%. In de jaren tachtig
lag het inkomen per capita in Europa en dat in de VS nog gelijk.
Vandaag ligt het Europees inkomen dertig procent onder dat van de
Verenigde Staten van Amerika. En dan heb ik het nog niet gehad over
China, India of Japan. Vorig jaar kende China een economische groei
van net geen 10%. Het handelsdeficit van de Europese Unie met de
Aziatische regio liep op tot honderd miljard euro. En de verwachting
is dat dit tekort alleen maar verder zal toenemen.
Het antwoord van de Europese Unie hierop heet de "Lissabonstrategie".
En over de doelstellingen van die strategie ik zei het reeds - bestaat
geen betwisting. Europa moet zich ontwikkelen tot "'s werelds meest
competitieve kenniseconomie". Maar de methode die daartoe wordt
gehanteerd, een methode waarbij de lidstaten zelf kunnen invullen hoe
ze die doelstelling willen waar maken, is weinig succesvol. De feiten
tonen aan dat we op tal van domeinen steeds verder en verder uit koers
geraken. En de reden hiervoor is eenvoudig te verklaren. De
Lissabonstrategie bedient zich van de zogenaamde open
coördinatiemethode, een vorm van intergouvernementele benadering,
hoofdzakelijk gestoeld op "best practices", "benchmarking", "peer
review". Behoudens het formuleren van een aantal algemene
doelstellingen beperkt de rol van de Europese instellingen zich tot
het opstellen van "rankings" en tabellen. Precies zoals dat ook
gebeurt in de jaarlijkse rapporten van het World Competitiveness
Centre (IMD) of van het World Economic Forum (WEF).
Het enige verschil tussen de Lissabonrapporten en deze rapporten is
dat in die laatste bijna alle Europese landen collectief achteruit
boeren. Ongetwijfeld, zo zullen sommigen zeggen, als gevolg van de
sterkte van de euro. Maar vooral, me dunkt, het gevolg van een gebrek
aan gezamenlijke hervormingen. Kortom, in plaats van de meest
competitieve kenniseconomie ter wereld, dreigen we steeds minder en
minder competitief te worden.
De conclusie die zich opdringt, is dan ook zonneklaar: de
vrijblijvende, intergouvernementele methode die de basis vormt van de
Lissabonstrategie werkt niet naar behoren. We hebben integendeel nood
aan een heel wat dwingender, meer communautair gerichte aanpak. Een
"social and economic governance" in de ware zin van het woord. Een
gezamenlijk Europees sociaal-economisch beleid waarbij de Unie de
krijtlijnen uittekent van de noodzakelijke hervormingen. Hervormingen
die hoogdringend zijn, willen we het hoofd kunnen bieden aan de
toenemende concurrentie van de nieuwe groeipolen en tegelijkertijd het
sociaal model veilig stellen waar we in Europa terecht zo fier op
zijn. Die hervormingen behelzen ingrepen op het vlak van de industrie,
de innovatie, de research, de belastingen, maar ook de arbeidsmarkt,
de pensioenvorming, de sociale zekerheid, de gezondheidszorgen
inzonderheid.
De methode die daarbij moet worden aangewend, mag niet die van een
blinde harmonisering zijn, met andere woorden een uniformisering die
geen oog heeft voor de bestaande verscheidenheid tussen de lidstaten.
Botweg de verschillen in gewoontes en tradities negeren, is geen
optie. Neen, waar ik voor pleit, is het voeren van een beleid van
convergentie, eenzelfde aanpak als deze die ook met succes werd
aangewend in het groei - en stabiliteitspact en die leidde tot de
invoering van de Euro. In tegenstelling tot "harmonisering" waarbij
men zich bedient van absolute waarden, draait het in "convergentie" om
het vastleggen van minima en maxima, van bandbreedtes, van een kader
waarbinnen de verschillende lidstaten van de Unie moeten opereren en
hun economie moeten moderniseren. De maxima zijn noodzakelijk om de
lidstaten tot hervormingen te bewegen. De minima onontbeerlijk om
sociale dumping te verhinderen. Door convergentie wordt het alzo
mogelijk om geleidelijk aan, een gelijklopende ontwikkeling van de
verschillende lidstaten te bewerkstelligen, en de Unie opnieuw
competitief te maken met de andere groeiregio's in de wereld. Maar met
dit grote verschil dat een moordende interne concurrentie wordt
vermeden en de Unie niet verplicht wordt haar sociale inslag prijs te
geven. De Europese burger van zijn kant zal de Unie herontdekken als
een hecht samenwerkingsverband, een federatie van volkeren en naties,
ditmaal wel in staat om een antwoord te geven op de uitdagingen van de
globalisering.
Hoe dan ook, door het roer van de Lissabonstrategie om te gooien en te
versterken met een meer dwingende, uitgesproken communautaire methode,
kan de Unie opnieuw aansluiting vinden bij de successen uit het
verleden. Noch de interne markt, noch de euro zouden er immers gekomen
zijn zonder een sterke, communautaire motor. Voor de interne markt was
dat het beginsel van de wederzijdse erkenning én de gekwalificeerde
meerderheid zoals ontwikkeld door Delors. De euro van zijn kant zou
nooit zijn ingevoerd zonder de Maastricht-criteria én de normen van
het groei- en het stabiliteitspact.
Dames en heren,
Is zo'n nieuwe, communautaire economische strategie hoogst wenselijk
voor de Unie, voor de Eurozone is zij onontbeerlijk, wat zeg ik, van
levensbelang. Een gemeenschappelijke munt en een monetaire Unie zijn
op termijn gedoemd te verdwijnen, indien zij niet geschraagd worden
door een gemeenschappelijke aanpak van de sociale en economische
uitdagingen. Het gebrek aan hervormingen in één land heeft
onvermijdelijk negatieve gevolgen op de gezondheidstoestand van de
andere landen, met andere woorden van de ganse zone. Wie daaraan
twijfelt, stelt zich even de Verenigde Staten van Amerika voor met één
munt, de dollar, één centrale bank, de Federal Reserve Board, maar een
socio-economisch beleid dat zou verschillen in elk van zijn vijftig
staten. "Onwerkbaar" zouden we oordelen. Maar het is wel die
onwerkbare situatie die we vandaag ondergaan in de Europese Unie,
althans in de Eurozone.
Vandaar dat ik al geruime tijd pleit voor het nemen van een initiatief
ter versterking van de Eurogroep. Niet om wie dan ook uit te sluiten.
Want nogmaals, indien het ontwikkelen van een nieuwe communautaire
strategie mogelijk zou zijn met alle vijfentwintig lidstaten samen dan
verdient zo'n gezamenlijke aanpak zeker ook mijn voorkeur. Maar indien
dit onmogelijk blijkt - wat ik iedere dag meer en meer vrees dan kan
dit geen reden zijn om niets te ondernemen. Overigens, als ik het over
de Eurogroep heb, dan heb ik het niet alleen over de huidige leden van
de Eurozone, maar over alle landen die verdragsrechterlijk geroepen
zijn toe te treden tot de Eurozone. Met andere woorden, niemand wordt
uitgesloten.
Hoe zou zo'n versterking van de Eurozone er kunnen uitzien? Ik denk
zowel aan een institutionele als aan een inhoudelijke versterking,
zoals (1) een gezamenlijke voorbereiding van de EU-lenteraad, (2) een
frequente rapportering en formulering van aanbevelingen voor de
Eurozone binnen de Europese instellingen, (3) het vastleggen van
gemeenschappelijke macro-economische uitgangspunten bij de opmaak van
de nationale budgetten, (4) het opstellen van convergentiecriteria
inzake sociale, fiscale of economische materies, (5) het houden van
vergaderingen van de ministers van arbeid, sociale zaken en
wetenschapsbeleid, en (6) een autonome vertegenwoordiging in de
internationale financiële instellingen.
Dames en heren,
Heb ik het tot hier toe quasi uitsluitend gehad over de economische
uitdagingen waarvoor de Unie staat, dan zijn er vele andere domeinen
waar we niet minder, maar meer Europa behoeven. Justitie en veiligheid
bijvoorbeeld waarbinnen we illegale immigratie, georganiseerde
criminaliteit en terrorisme effectiever moeten aanpakken. Vooruitgang
is nodig in concrete juridische dossiers waarmee de Europese burger in
zijn dagelijks leven wordt geconfronteerd. Ik denk aan de gevolgen van
grensoverschrijdende huwelijken, erfenissen, minimale waarborgen
inzake gerechtelijke procedures, Onderzoek en ontwikkeling
bijvoorbeeld waartoe we ik herhaal dringend het Europees brevet nodig
hebben. Een gemeenschappelijk buitenlands beleid ook. En wat dat
laatste aangaat, is het essentieel te beseffen dat enkel een Europese
defensie zo'n gemeenschappelijk buitenlands beleid dichterbij kan
brengen. Mijn ervaring in 2003, kort voor de aanvang van de oorlog in
Irak was pijnlijk maar leerrijk. Toen bleek het volstrekt onmogelijk
om in de Europese Raad over de crisis rond Irak van gedachten te
wisselen. Zo verdeeld als we waren, hielden we het liefst met zijn
allen onze kaarten tegen de borst gedrukt. Kortom, alleen wanneer we
gemeenschappelijke instrumenten ontwikkelen, zoals een Europees leger
en een Europese diplomatie, zullen we gedwongen worden samen en op
tijd kleur te bekennen in internationale crisissituaties.
De uitbouw van een Europees leger of een Europese defensie kan voor
sommigen nog altijd als een vloek in de Atlantische oren klinken of
als een negatie van onze transatlantische verplichtingen. Maar dat is
het allerminst. De NAVO zal zich in de 21ste eeuw wellicht omvormen
van een regionale verdedigingsalliantie tot een internationaal
veiligheidsnetwerk, samengesteld uit bondgenoten en partners. Tegelijk
valt te verwachten dat men de internationale veiligheidsvraagstukken
steeds nadrukkelijker te lijf zal willen gaan vanuit zo'n vernieuwd
internationaal samenwerkingsverband, eerder dan blijven beroep te doen
op zogenaamde coalitions of the willing. Zij bezitten het nadeel dat
ze door opeenvolgende regeringswissels gemakkelijk verworden tot los
zand. Binnen dit nieuw "internationaal veiligheidsnetwerk" moet de
Europese defensie als autonome Europese pijler worden uitgebouwd en
ingebracht. Vanzelfsprekend zullen daartoe nog heel wat weerstanden
overwonnen moeten worden. Bij sommige Amerikanen die de NAVO alleen
maar kunnen zien als een bondgenootschap van landen. Bij sommige
Europeanen die de Europese defensie blijven beschouwen als een
alternatief of een concurrent voor de NAVO. Maar het zijn weerstanden
die kunnen overwonnen worden. Zoals de Europese operaties in Bosnië,
Macedonië of Congo bewijzen.
Hoe dan ook, de verdere uitbouw van de Europese defensie die zowel
autonoom, dan als pijler van de NAVO moet kunnen fungeren, is dringend
en onontbeerlijk. We kunnen niet het morele geweten van de wereld
spelen, als we daar geen militaire actie tegenover kunnen stellen. En
we kunnen ook niet steeds aan Amerika vragen ons ter hulp te snellen
wanneer we zoals in Bosnië en Kosovo geconfronteerd worden met een
burgeroorlog op ons eigen continent.
Dames en heren,
Blijft de vraag, wat bij dit alles met de grondwet? Theoretisch zijn
er uiteraard verschillende mogelijkheden. We kunnen opteren voor het
"status quo", de grondwet als verloren beschouwen en verder werken op
basis van de in Nice en eerder afgesloten verdragen. We gaan dan door
met de unanimiteit, de veto's, en wellicht het immobilisme.
We kunnen ook kiezen voor een "pick and choose"-benadering, waarbij we
de meest aantrekkelijke elementen van de grondwet trachten te redden.
Maar de vraag is welke elementen? Elk lid van de Raad zal wel een
andere prioriteit kennen. Voor de ene de subsidiariteitstoets. Voor de
andere grotere bevoegdheden voor het Europees Parlement. Ik laat U
raden. Uiteindelijk is de kans groot dat we op het einde van de rit
bij min of meer dezelfde grondwet uitkomen. En of een ratificatie
binnen twee, drie jaar dan meer kans maakt dan vandaag, is maar zeer
de vraag.
We zouden ook een "roll-back"-houding kunnen aannemen, waarbij we de
uitkomst van de referenda interpreteren als een teken dat de bevolking
in feite minder Europa wil en we best het Europees project terugvoeren
tot een loutere vrijhandelszone. Dit zou een abdicatie zijn, een vorm
van verraad, het afvoeren van onze Europese ambities tegen de gang van
de geschiedenis in. Want de Europese eenmaking is totnogtoe
onmiskenbaar een succes geweest. Ze is de beste remedie gebleken tegen
armoede, tegen dictatuur, tegen oorlog. Europa heeft duurzame vrede,
sociale bescherming en ongekende welvaart gebracht. We moeten dus
ophouden met cynisch te doen, en de Unie af te schilderen als een vorm
van overlast.
Zowel praktisch, als politiek is er dus eigenlijk maar één optie, en
dat is doorgaan met de ratificatie van de grondwet. Niet alleen heeft
elk land, heeft elke burger van de Unie het recht zich uit te spreken
over die grondwet. Maar tegenover tweemaal neen' in Nederland en
Frankrijk, staat intussen ook vijftien maal ja' in vijftien andere
Europese lidstaten. Europa zou geen democratie zijn als het daarmee
geen rekening houdt. Meer nog, ik vind dat diegenen die de voorbije
maanden de ratificatie in de koelkast hebben gestopt, de plicht hebben
de procedure tot ratificatie alsnog op te starten of te hernemen.
Dit hadden we overigens afgesproken. Daarom hebben we trouwens aan de
grondwet een bijzondere verklaring toegevoegd, de verklaring 30.
Daarin staat: "Indien viervijfde van de lidstaten het Verdrag tot
aanstelling van een grondwet voor Europa twee jaar na de ondertekening
ervan hebben bekrachtigd en een of meer lidstaten moeilijkheden bij de
bekrachtiging hebben ondervonden, zal de Europese Raad de kwestie
bespreken". Welnu, indien niet alle landen een procedure tot
ratificatie starten, blijft de inhoud van deze verklaring
vanzelfsprekend zinledig en wordt iedere doorbraak in de Europese Raad
geblokkeerd.
Ik denk trouwens dat viervijfde van de lidstaten geenszins onhaalbaar
is, als tenminste elk land zijn verantwoordelijkheid neemt. En halen
we dit quorum, dan zou er een totaal nieuwe situatie ontstaan, een
situatie die in elk geval nieuwe perspectieven opent. Want ik kan me
niet voorstellen dat de Raad in dat geval gewoon zou overgaan tot de
orde van de dag, vaststellend dat de nodige ratificaties ontbreken.
Maar intussen, of we nu dit quorum van viervijfde halen of niet, staat
niets een verdere, integratie zoals ik die daarnet beschreef, in de
weg. Integendeel. Het zou goed zijn indien naast het spoor van de
ratificatie, een tweede spoor zou worden geopend. Een spoor dat geen
verdragswijzigingen vereist. Een project waarbij alle landen die er
deel van willen uitmaken, betrokken kunnen worden.
Met andere woorden, waar ik voor pleit is dat we snel een nieuwe
strategie zouden ontwikkelen, een nieuwe strategie die twee lijnen
volgt. Aan de ene kant doorgaan met de ratificatie en verklaring 30
volledig toepassen en invulling geven en waarbij we anderzijds, zonder
dat een verdragswijziging nodig is, een nieuwe, belangrijke sprong
voorwaarts in de Europese eenmaking maken. Deze tweesporenstrategie is
de enige manier om de huidige onzekere periode, die anders nog jaren
kan aanslepen, positief in te vullen en vooral geen tijd te verliezen.
Tijd is immers het laatste wat we ons kunnen veroorloven te verliezen.
Dames en heren,
Tweeënvijftig jaar geleden mislukte de Europese defensiegemeenschap na
een "neen" in de Franse Assemblee. Ook toen was de verslagenheid
groot. Maar de toenmalige Europese leiders lieten zich niet uit hun
lood slaan. Zij wisten perfect wat hun te doen stond. Er was geen
reflectieperiode nodig. Geen bevraging. Geen opiniepeiling. Ze
onderhandelden gedurende twee jaar op een plaats, op Hertoginnendal,
nog geen twee kilometer van hier. En met dit resultaat trokken ze naar
Rome en ondertekenden een verdrag dat leidde tot de oprichting van de
Europese Economische Gemeenschap. Zij hebben toen Europa definitief op
de sporen gezet.
Vandaag is precies hetzelfde nodig. Want de situatie van nu is niet zo
heel verschillend van tweeënvijftig jaar geleden. Nu heeft een
meerderheid van het Franse en het Nederlandse volk zich tegen de
grondwet verzet. Ook nu mogen we ons niet uit het lood laten slaan.
Ook nu is de tijd rijp voor een grote sprong voorwaarts. Ook nu moeten
we Europa opnieuw op de sporen zetten.
Waarom gebeurde totnogtoe niet wat tweeënvijftig jaar geleden wel
gebeurde? Wat is het grote verschil? Wat is er nodig? Het antwoord is
eenvoudig: moed, politieke moed, dezelfde moed die Jean Monnet, Alcide
de Gasperi, Konrad Adenauer, Max Kohnstamm, Paul-Henri Spaak en Robert
Schumann eertijds betoonden, de moed om na een zware tegenslag terug
op te staan, de rug te rechten en door te gaan.
Ik dank u.