Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Antwoorden op kamervragen van Arib over borstkankeronderzoek

Kamerstuk, 9-6-2006

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

DBO-K-U-2684721

9 juni 2006

Antwoorden van minister Hoogervorst op de vragen van het Kamerlid Arib (PvdA) over borstkankeronderzoek (2050613140).

Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van de uitspraak van de rechtbank in Zwolle waarin een vrouw die deelnam aan het bevolkingsonderzoek naar borstkanker van de Stichting Bevolkingsonderzoek Borstkanker Noord-Nederland in het gelijk is gesteld?

Antwoord 1
Ja, het betreft een rechtszaak aanhangig tussen de Stichting Bevolkingsonderzoek Borstkanker Noord Nederland (BBNN) en nabestaanden van een vrouw die is overleden aan de gevolgen van borstkanker. Kern van het geschil betreft de stelling van eiser dat bij de beoordeling van het eerder bij het bevolkingsonderzoek op borstkanker gemaakte mammogram een kunstfout is gemaakt omdat reeds aanwezige afwijkingen niet hebben geleid tot doorverwijzing voor nader onderzoek. BBNN heeft tegen de uitspraken van de rechtbank Zwolle van 4 februari 2004 en 8 september 2004 beroep aangetekend bij het gerechtshof te Arnhem. Dit gerechtshof heeft in zijn uitspraak van 17 januari 2006 comparitie gelast om aan de hand van deskundigenonderzoek te achterhalen of de door BBNN ingeschakelde radiologen, als redelijk handelend en redelijk bekwaam radioloog onder de gegeven omstandigheden en naar de maatstaven die in 1997 golden in zorgvuldigheid zijn tekortgeschoten. Dit deskundigenonderzoek heeft nog niet plaatsgevonden en er is nog geen definitieve uitspraak in deze.

Vraag 2
Klopt het dat deze rechterlijke uitspraak verregaande consequenties kan hebben voor het bevolkingsonderzoek in Nederland? Zo ja, welke en wat kunt u daaraan doen?

Antwoord 2
Zoals bij 1 is vermeld, is er nog geen definitieve uitspraak in deze zaak. In acht rechtszaken met betrekking tot het bevolkingsonderzoek borstkanker is in zes gevallen de schadeclaim afgewezen en twee zaken lopen nog.
Een negatieve uitspraak zou mogelijk gevolgen kunnen hebben voor het bevolkingsonderzoek op borstkanker. Er zijn nog geen aanwijzingen dat radiologen niet meer willen meewerken aan het bevolkingsonderzoek uit vrees aansprakelijk te worden gehouden, maar mogelijk zouden zij veel meer vrouwen doorsturen voor verder onderzoek teneinde op die wijze het risico op aansprakelijkheid te verkleinen. Indien meer vrouwen worden doorgestuurd, zal echter het aantal fout-positieve uitslagen toenemen, hetgeen tot veel (onnodige) ongerustheid bij die vrouwen zal leiden. Bovendien zullen de kosten van de gezondheidszorg belangrijk toenemen; een groot deel van deze kosten wordt echter onnodig gemaakt. Het gerechtshof te Arnhem heeft in hoger beroep de uitspraak van de rechtbank in Zwolle genuanceerd, in die zin dat ook voor de feitelijke werkzaamheden van de in het kader van een bevolkingsonderzoek werkzame arts de norm van een redelijk handelende en redelijk bekwame vakgenoot onder gelijke omstandigheden, geldt. Het gerechtshof heeft zich daarmee niet verenigd met het standpunt van de rechtbank in Zwolle dat een strengere zorgvuldigheidsmaatstaf zou moeten gelden voor deze werkzaamheden. Naar mening van het hof moet beoordeeld worden of in deze zaak sprake is van "een individueel geval waarbij de aan het mammogram te ontlenen aanwijzingen voor een verdenking op borstkanker zodanig duidelijk zijn dat deze niet hadden mogen worden gemist en tot doorverwijzing hadden dienen te leiden. Het gaat dan dus om fout-negatieve beoordelingen die, volgens de in de beroepsgroep geldende maatstaven, buiten aan de screeningsradioloog toekomende beoordelingsmarge om al dan niet door te verwijzen liggen."

Vraag 3
Wat zegt deze rechterlijke uitspraak over de huidige praktijk met betrekking tot het bevolkingsonderzoek naar borstkanker? Wanneer wordt wel of niet doorverwezen voor verder onderzoek? Wie is uiteindelijk verantwoordelijk?

Antwoord 3
De uitspraken van de rechtbank Zwolle en het gerechtshof Arnhem gaan in op de bijzondere setting van een bevolkingsonderzoek. Het aanbieden van een bevolkingsonderzoek aan ogenschijnlijk gezonde mensen vereist een verhoogde mate van zorgvuldigheid met betrekking tot de organisatie. Het hof oordeelde dat aan de feitelijke uitvoering geen hogere eisen worden gesteld dan aan die van een redelijk handelende en redelijk bekwame vakgenoot.
Daarbij wordt door het hof aangetekend dat voorkomen moet worden dat er teveel vals-positieve uitslagen ontstaan. "De mogelijk positieve uitslag dan wel de nadere diagnostiek kunnen dermate ernstig of ingrijpend zijn dat betrokkenen hier emotioneel onder gebukt gaan." Om het doel van het bevolkingsonderzoek, te weten collectieve volksgezondheidswinst, te bereiken, moet een balans gevonden worden tussen gemiste afwijkingen en het onnodig ongerust maken van gezonde vrouwen.
De voorlichting over het bevolkingsonderzoek (die wordt meegestuurd met de uitnodiging) gaat naar de mening van de rechters voldoende in op het risico van een vals-negatieve uitslag en de noodzaak om altijd zelf alert te zijn op afwijkingen en klachten.

Vraag 4
Welke consequenties heeft deze rechterlijke uitspraak voor radiologen die aan het bevolkingsonderzoek meewerken?

Antwoord 4
Zie het antwoord op vraag 2.