Gemeente Utrecht

Veertiende-eeuws Sint-Joostengasthuis gevonden tijdens archeologisch onderzoek in Tolsteeg.

Op vrijdagmiddag 23 juni 2006 om 16.00 uur worden gevonden sporen, zoals middeleeuwse fundamenten, kelders en een schouw, van het Sint-Joostengasthuis getoond aan de pers. Gemeentelijke archeologen en een bouwhistoricus geven daarbij uitleg. Wethouder Monumenten Harm Janssen is ook aanwezig.

Locatie: Onderzoeksterrein is gelegen op de hoek Ledig Erf en de Gansstraat

Roerig verleden

Het Sint-Joostengasthuis heeft een roerige geschiedenis gekend, zo valt uit het onderzoek te concluderen. Naast de pestlijders die er in de zestiende eeuw hebben gelegen en geleden, is het gasthuis meerdere keren het strijdtoneel geweest van hevige conflicten. Zoals in 1481-83 toen het tijdens de Stichtse Burgeroorlog in vlammen op ging. Bijna honderd jaar later, in 1577, brandde het gasthuis samen met enkele omliggende huizen opnieuw af toen Duitse huurlingen zich tegen de stad keerden omdat ze niet op tijd hun soldij ontvingen. Daarna is het in eenvoudige vorm weer herbouwd om nog tot 1613 dienst te doen als onderkomen voor pestlijders.

Eén van de vroegste Utrechtse gasthuizen

Veel sporen van die woelige historie zijn door de onderzoekers teruggevonden. Zo kunnen de Utrechtse archeologen en bouwhistorici, die bij dit onderzoek weer eens nauw samenwerken, maar liefst drie verschillende bouwfases van het gasthuis onderscheiden.

De vroegste daarvan gaat terug tot het midden van de veertiende eeuw. Daarmee behoort het Sint-Joostengasthuis tot de eersten van de stad Utrecht, waar immers pas vanaf de eerste helft van de veertiende eeuw gasthuizen werden ingericht. Deze middeleeuwse gasthuizen waren veelal eenvoudige onderkomens waar armen voor korte of langere tijd onderdak konden krijgen. Naast dak­lozen uit de stad zelf konden er ook pelgrims, reizi­gers en zwervers, terecht die 's nachts een veilig onderkomen zochten en geen geld hadden voor een gewone herberg. Ook degene die te laat aankwam en de Utrechtse stadspoorten gesloten vond, kon zijn heil zoeken in de net buiten de stad gelegen gasthuizen, zoals ook bij het Sint-Joostengasthuis het geval was. Niet voor niets lagen veel gasthuizen aan de grote toegangswegen net buiten de stadspoorten. Gasthuizen waren dus aanvankelijk niet speciaal voor zieken bedoeld, al werden er wel zeker mensen verzorgd die aan van alles en nog wat leden. Dat gebeurde in de zaal van het gasthuis, die vrijwel altijd één geheel vormde met een kapel. De bedden in de slaapzaal stonden zo gerangschikt, dat de bedlegerige goed zicht had op het altaar in de kapel. De geestelijke verzorging was immers minstens zo belangrijk in de Middeleeuwen als de lichamelijke. Vanaf 1557 zou het Sint-Joostengasthuis speciaal ingericht worden voor pestlijders.

Karakteristieke opzet met keuken

Waarschijnlijk bestond het oorspronkelijk veertiende-eeuwse Sint-Joostengasthuis uit de karakteristieke opzet van een slaapzaal met in het verlengde daarvan een kapel. Ten westen van het gasthuis stonden nog twee dienstgebouwtjes, waarvan tijdens het onderzoek bleek dat er één een souterrainkelder had. Opvallend is de vondst van een grote schouw op de begane grond van het naastgelegen vertrek. Het heeft er alle schijn van dat daar de keuken van het gasthuis was. Het eten werd dan boven het vuur in de schouw bereid met levensmiddelen die in de naastgelegen kelder waren opgeslagen.

De grootte van de aldaar aangetroffen bakstenen wijzen erop dat het gebouw teruggaat tot in ieder geval het midden van de veertiende eeuw. Iets ouder dus dan de eerste historische vermelding uit 1377 toen er een broederschap werd gesticht, die twee hospitaalmeesters aanstelden voor het beheer. (zie afbeelding 1)

Duitse furie

Van de ellende die het Sint-Joostengasthuis overkwam ten tijde van de Stichtse Burgeroorlog uit 1481-1483 is tijdens het onderzoek niets teruggevonden, maar uit historische bronnen blijkt dat bisschop David van Bourgondië, die zelf nauw verwikkeld was geweest in de burgeroorlog, verzoekt milde gaven te geven voor de herbouw van het gasthuis dat door de vijand in brand was gestoken. Toen het gasthuis tijdens een pestepidemie in 1557 door het stadsbestuur werd gevorderd om dienst te doen als pestlijdershuis werd het vrijwel geheel vernieuwd. De ziekenzaal werd ter plaatse van het voorste dienstgebouw uitgebreid. Het achterste dienstgebouwtje waaronder de souterrainkelder gelegen was, bleef echter gehandhaafd, zodat een meer L-vormig gebouw ontstond (zie afbeelding 2). Twintig jaar later ging het gasthuis opnieuw in vlammen op door toedoen van in Tolsteeg gelegerde Duitse huurlingen die hadden geholpen de Spaanse troepen uit Vredenburg te verjagen. Uit onvrede over het uitblijven van hun soldij wilden zij Vredenburg opnieuw innemen om zo de stad te dwingen tot betaling over te gaan. Die aanslag werd door het sluiten van de Tolsteegpoort verijdeld, maar daarmee was de ellende nog niet voorbij. Op 30 april was het namelijk opnieuw raak toen de huurlingen zich verzamelden voor de poort. Toen zij geen toegang tot de stad kregen, staken ze enkele gebouwen in de omgeving in brand, waaronder ook het Sint-Joostengasthuis. Na deze catastrofe werd het gasthuis in eenvoudige en veel kleinere vorm herbouwd en bleef als pestlijdershuis in functie tot 1613. Daarna is dit gebouw blijven bestaan. In 2005 is het gedeeltelijk gesloopt maar het is goed mogelijk dat er nog delen van het gasthuis in de bestaande bebouwing aan de Gansstraat aanwezig zijn.

Middeleeuws voorstadje

In de afgelopen jaren zijn er meerdere archeologische en bouwhistorische onderzoeken gedaan in wat vroeger het voorstadje Tolsteeg was. Daarbij is onder meer gebleken dat langs de Oosterkade al in de elfde en twaalfde eeuw bewoning was. In de veertiende eeuw, toen het Sint-Joostengasthuis dus werd ingericht, was er ter hoogte van de Oosterkade een bloeiende pottenbakkersindustrie te vinden. Ook zijn er kortgeleden fundamenten tevoorschijn gekomen van een eveneens midden-veertiende-eeuws T-vormig huis, dat mogelijk een herberg was. Deze herberg stond net iets ten westen van het Sint-Joostengasthuis.

Voor de pers: Er is een hoogwerker aanwezig om vanuit de lucht foto's van de opgraving te maken.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met A. Bakker, archeoloog gemeente Utrecht telefoon: 030 286 39 90 of e-mail: a.m.bakker@utrecht.nl.

Bij haar zijn ook meer afbeeldingen op te vragen.