Nivel
NIVEL international
Huisartspatiënt met psychische stoornissen beter geholpen dan in 2000
3 juli 2006
Huisartsen hebben sinds 2000 meer mogelijkheden gekregen om patiënten
met psychische stoornissen te helpen. Ze kunnen vaker een beroep doen
op een Sociaal Psychiatrisch Verpleegkundige (SPV), die de behandeling
overneemt. Ook is de relatie met de gespecialiseerde GGZ (geestelijke
gezondheidszorg) sterk verbeterd, waardoor veel huisartsen makkelijker
hun patiënten doorverwijzen.
Dit blijkt uit onderzoek van het NIVEL (Nederlands Instituut voor
Onderzoek van de Gezondheidszorg) naar de aard, de omvang en het
effect van de consultatieregeling over de periode 2000 2005.
Consultatie is het vragen van advies van de ene hulpverlener aan de
andere hulpverlener over de behandeling van een patiënt. Dit kan de
vorm hebben van een driegesprek (consultatiegever, consultatievrager
en patiënt), een tweegesprek (consultatiegever en patiënt), of van
telefonisch overleg tussen consultatiegever en consultatievrager.
De consultatieregeling bestond uit een groot aantal door het
Ministerie van VWS gefinancierde projecten, die de toegenomen vraag
naar GGZ-hulp en de wachtlijsten in de GGZ moesten oplossen. Dit zou
moeten gebeuren door de eerstelijnszorg (huisartsen, Algemeen
Maatschappelijk Werk en, eerstelijnspsychologen) te ondersteunen bij
het behandelen van mensen met psychische stoornissen, zonder dat de
werkdruk van huisartsen betreffende patiënten met psychosociale en
psychische problemen zou toenemen. VWS heeft het NIVEL gevraagd deze
consultatieregeling te evalueren. Het NIVEL monitort de
consultatieregeling al jaarlijks sinds 2000.
Gebruik en effecten
Meer dan 130 projecten hebben gebruik gemaakt van de
Consultatieregeling, zeker 100 hiervan hebben substantiële
activiteiten ontwikkeld. Huisartsen waren betrokken bij 90% van de
projecten. Het Algemeen Maatschappelijk Werk (AMW) en de
eerstelijnspsychologen waren betrokken bij meer dan de helft van de
projecten, dit leverde echter slechts een gering aantal gevraagde
consultaties op.
De meest voorkomende reden voor een huisarts om consultatie te vragen
is diens behoefte aan een advies over verwijzing. Daarna komen vragen
omtrent de diagnose en de omgang met de patiënt. De gekregen adviezen
zijn vaak niet gericht op ondersteuning van de consultatievrager in
zijn behandeling, maar op de overdracht van die behandeling. Vaak zet
de consultatiegever de behandeling zelf voort, of verwijst de patiënt
door.
Een ander doel van de consultatieregeling was ervoor te zorgen dat
patiënten waar mogelijk in de eerstelijn behandeld zouden worden, en
waar nodig snel in de tweedelijn terecht zouden kunnen. Het tweede
lijkt beter gerealiseerd dan het eerste. Uiteindelijk belandt bijna
een derde van de ter consultatie ingebrachte patiënten in de
tweedelijns GGZ. Weliswaar verbeterde de relatie tussen huisarts en
GGZ door de consultatie-projecten, maar de GGZ-behandeling is er niet
door naar eerstelijn verplaatst.
Deskundigheidsbevordering van de huisarts was een ander doel van de
regeling; het merendeel der projecten nam echter niet een vorm aan
waarbij van enige deskundigheidsbevordering sprake geweest had kunnen
zijn. In plaats van het overdragen van kennis en vaardigheden aan de
huisarts is er sprake geweest van het ondersteunen van de huisarts
door middel van de kennis en vaardigheden van anderen, met name de
SPV-en. Binnen de eerstelijns GGZ zijn de reacties hierop verdeeld.