Ministerie van Buitenlandse Zaken

Uw brief Uw kenmerk Ons nummer Datum
2050614890 DVB/NN-416/06 3 juli 2006

Graag bieden wij u hierbij, mede namens de Minister-President, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Koenders over de persconferentie van president Bush en premier Blair inzake Irak. Deze vragen werden ingezonden op 9 juni 2006 met kenmerk 2050614890.

De Minister van Buitenlandse Zaken , De Minister van Defensie,

Dr. B.R. Bot H.G.J. Kamp
Antwoord van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken, en de heer Kamp, minister van Defensie, mede namens de heer Balkenende, minister-president en minister van Algemene Zaken, op vragen van het lid Koenders (PvdA) over de persconferentie van president Bush en premier Blair inzake Irak.

Vraag 1
Hoe beoordeelt u de uitlatingen van president Bush en premier Blair dat er belangrijke fouten zijn gemaakt bij de aanvang van de oorlog in Irak? Hoe beoordeelt u hun uitlatingen in dit verband dat niet de massavernietigingswapens zijn gevonden die men verwachtte aan te treffen? 1)

Antwoord
President Bush en premier Blair hebben in hun persconferentie in Washington op 25 mei jl. gesteld dat, ondanks tegenslagen en fouten die zijn gemaakt, het gewapend ingrijpen in Irak gerechtvaardigd was en dat zij de overtuiging zijn toegedaan het juiste te hebben gedaan. Beiden gingen tijdens de persconferentie met name in op fouten die tijdens en na afloop van het gewapend ingrijpen zijn gemaakt. Ten aanzien hiervan gaf president Bush toe dat hij zich wellicht beter wat minder krijgshaftig had kunnen uitdrukken. Premier Blair noemde als grootste fout hetgeen in Abu Ghraib was gebeurd. Daarnaast gaf hij aan dat de-Baathificatie wellicht beter op een meer gedifferentieerde manier had kunnen worden doorgevoerd. Dat in Irak niet de massavernietigingswapens zijn gevonden, waarvan door velen werd gedacht dat ze er zouden zijn, had volgens Bush weliswaar vragen opgeroepen, maar deed wat hem betreft niet af aan de juistheid van de gewapende actie tegen Irak. President Bush en premier Blair trekken dus hun beslissing terzake niet in twijfel. President Bush merkte daarentegen juist op dat uit onderzoek was gebleken dat Saddam Hoessein ernaar toe werkte om, zodra het sanctieregime zou eroderen en de wereld zijn blik zou afwenden, zijn wapenprogramma's weer te hervatten.

Vraag 2
Hoe beoordeelt u het feit dat president Bush voor het eerst deze fouten heeft toegegeven? Sluit de Nederlandse regering, die politieke steun heeft gegeven aan de oorlog tegen Irak, zich bij deze kritiek aan? Zo ja, op welke wijze? Zo neen, waarom niet?

Antwoord
Het valt te prijzen dat zowel president Bush als premier Blair niet hebben geschroomd aan te geven waar zij tijdens en na afloop van het gewapend ingrijpen in hun ogen tekort zijn geschoten. Tijdens het overleg met de Kamer inzake de eindevaluatie van de Nederlandse deelname aan vredesmissies op 5 oktober 2005 heeft de Minister van Buitenlandse Zaken aangegeven dat men achteraf kan zeggen dat na het gewapend optreden een aantal minder verstandige beslissingen is genomen. Hij heeft daarbij echter ook aangegeven dat deze beslissingen zijn genomen door het VK en de VS en dus onder hun verantwoordelijkheid vallen. De Nederlandse verantwoordelijkheid in Irak beperkte zich tot het bijdragen aan de stabilisatie in Zuid-Irak.

Vraag 3
Hoe beoordeelt de minister-president achteraf zijn uitlatingen, waaronder 'De regering neemt het verhaal van de heer Powell buitengewoon ernstig' 2) en 'De internationale gemeenschap is het er volstrekt over eens dat er van Saddam Hoessein een zeer grote dreiging uit gaat voor de wereld.(.). Uit rapporten van internationale wapeninspecteurs weten wij dat hij ook grote voorraden biologische wapens heeft aangelegd'. 3) In het licht van de persconferentie van president Bush en premier Blair, die erkennen ernstige inschattingsfouten te hebben gemaakt? Wat betekent dit exact voor de beoordeling van de inlichtingen die leidden tot de inval in Irak?

Vraag 4
Hoe beoordeelt de minister van Defensie achteraf zijn uitlating: 'Met die opvatting (van de MIVD en de AIVD) is uiteindelijk rekening gehouden toen wij ons besluit namen om politieke steun te geven aan de aanval op Irak' 4), in het licht van de persconferentie van president Bush en premier Blair die erkennen ernstige inschattingsfouten te hebben gemaakt? Wat betekent dit exact voor de beoordeling van de inlichtingen die leidden tot de inval in Irak?

Vraag 5
Bent u bereid nu wel onderzoek te doen naar de kwaliteit en de betrouwbaarheid van de inlichtingen en de beoordeling van de inlichtingen in het politieke besluitvormingsproces die leidden tot het verlenen van politieke steun van de Nederlandse regering aan de oorlog in Irak, en de Kamer de daarvoor relevante informatie te verschaffen?

Antwoord
Zoals uit het antwoord op vraag 1 reeds blijkt constateerde president Bush tijdens de persconferentie dat in Irak niet de massavernietigingswapens waren gevonden, waarvan werd gedacht dat ze er zouden zijn, maar trokken president Bush en premier Blair hun beslissing om Irak binnen te vallen niet in twijfel. In de afgelopen jaren is de regering uitgebreid ingegaan op de dreiging die in de ogen van de regering uitging van het Iraakse regime, de gebleken afwezigheid van massavernietigingswapens na afloop van de militaire interventie, de inlichtingen en overwegingen die aan de Nederlandse besluitvorming terzake ten grondslag lagen, en de twijfels die door de voormalige Amerikaanse minister voor Buitenlandse Zaken, Colin Powell, zijn geuit ten aanzien van de door hem gepresenteerde bewijzen voor een Irakees massavernietigingswapenprogramma in de Veiligheidsraad op 5 februari 2003. Meer specifiek verwijs ik naar de plenaire debatten op 26 juni 2003, 28 augustus 2003, 19 februari 2004, 20 april 2004, 30 juni 2004, 25 november 2004, 8 maart 2005 en 6 oktober 2005, alsmede het algemeen overleg van 10 september 2003 (Kamerstuk 23 432 nr. 127), het algemeen overleg van 27 november 2003 (Kamerstuk 23 432 nr. 139) en het algemeen overleg van 4 november 2004 (Kamerstuk 29 800 X nr. 55).

Niet het bewijs van de aanwezigheid van massavernietigingswapens, maar de wederom gebleken onwil van het Iraakse regime van Saddam Hoessein om actief mee te werken met de VN-wapeninspecties en daarmee te voldoen aan de resoluties van de VN-Veiligheidsraad over ontwapening, in het bijzonder Resolutie 1441, gaf voor het kabinet de doorslag bij haar beslissing om politieke steun te verlenen aan het militair optreden in Irak. De regering heeft zich in haar uiteindelijke oordeelsvorming primair laten leiden door de openbare rapportages van UNSCOM, UNMOVIC, en het IAEA, waarbij het zogenaamde clusterdocument van UNMOVIC van 6 maart 2003, met daarin 128 onbeantwoorde vragen, een belangrijke rol speelde. Voor zover inlichtingen van buitenlandse inlichtingendiensten bij de oordeelsvorming zijn betrokken, is dat alleen gebeurd nadat deze inlichtingen zijn getoetst door Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten. In het algemeen geldt dat rapportages van buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten worden geëvalueerd op basis van een vergelijking met eventueel ander inlichtingenmateriaal, een weging van de herkomst van de informatie en een inhoudelijke beoordeling van consistentie en waarschijnlijkheid. De MIVD en de AIVD hebben over hun bevindingen steeds op genuanceerde wijze gerapporteerd. Om deze reden is de regering niet van mening dat zij een heroverweging van de werkzaamheden van de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten moet maken.

De Kamer is verschillende malen schriftelijk geïnformeerd over de genoemde kwesties, waaronder de MIVD-rapporten over Irak . Voorts is in 2003 en 2004 verschillende malen vertrouwelijk overleg gevoerd met de CIVD over Irak.

Vraag 6
Welke conclusies trekt u uit het voorgaande voor de Nederlandse positiebepaling ten aanzien van het conflict over nucleaire wapens met Iran?

Antwoord
De regering streeft een diplomatieke oplossing na voor het nucleaire dispuut met Iran. Deze wordt niet naderbij gebracht door nu te speculeren over verschillen of overeenkomsten met de situatie destijds rondom Irak.


1) Persconferentie President Bush en premier Blair, transcript onder meer op www.washingtonpost.com, 29-05-06


2) TK 43-3027


3) TK 50-3275


4) TK 90-5811


-----------------------
Brieven van 10 juni 2003 (vergaderjaar 2002-2003 aanhangsel nr. 1391), 8 juli 2003 (vergaderjaar 2002-2003 aanhangsel nr. 1591), 22 augustus 2003 (Kamerstuk 23 432 nr. 124), 9 september 2003 (Kamerstuk 23 432 nr. 125), 23 februari 2004 vergaderjaar 2003-2004, nr. 927), 20 oktober 2003 (kamerstuk 23 432 nr. 129), 24 februari 2004 (vergaderjaar 2003-2004, nr. 908), 1 maart 2004 (vergaderjaar 2003-2004, nr. 1013), 13 mei 2004 (vergaderjaar 2003-2004, nr. 1543), 21 juni 2004 (Kamerstuk 23 432 nr. 166), 23 augustus 2004 (vergaderjaar 2003-2004, nr. 2120), 23 augustus 2004 (vergaderjaar 2003-2004, nr. 2123), 29 september 2005 (vergaderjaar 2005-2006, nr. 98).

Jaarverslag van de CIVD over 2003 (Kamerstuk 29 622 nr 1) alsmede het jaarverslag over 2004 (Kamerstuk 30 122 nr. 1).


---- --