Raad van de Europese Unie

| | | |

|RAAD VAN                 |                                       |NL         |
|DE EUROPESE UNIE         |                                       |           |
|Luxemburg,                                                          |
|10870/06 (Presse 191)                                               |
|(OR. en)                                                            |
|PERSMEDEDELING                                                      |
|Betreft:                                                            |
|Vaststelling van het gemeenschappelijk standpunt van de Raad inzake |
|de nieuwe EU-wetgeving betreffende chemische stoffen -              |
|REACH-systeem                                                       |
De Raad heeft, in aansluiting op zijn politiek akkoord van 13 december 2005, twee gemeenschappelijke standpunten vastgesteld (7524/06, 7525/06) inzake:


1. de ontwerp-verordening inzake de registratie en beoordeling van en de vergunningverlening en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), en tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen


2. de ontwerp-richtlijn tot wijziging van Richtlijn 67/548/EEG betreffende de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen teneinde deze aan te passen aan de ontwerp- verordening over REACH.

Het gemeenschappelijk standpunt zal nu aan het Europees Parlement worden toegestuurd met het oog op een tweede lezing in het kader van de medebeslissingsprocedure.

Het communautaire chemicaliënbeleid strekt ertoe de chemische verontreiniging van lucht, water, bodem en het menselijk leefmilieu te voorkomen, teneinde de biodiversiteit te behouden en de gezondheid en de veiligheid van werknemers en het grote publiek te beschermen. Er wordt met dit beleid gestreefd naar een evenwicht tussen de voordelen voor gezondheid en milieu en de noodzaak om een concurrerende, innoverende en werkgelegenheid scheppende Europese industrie en de goede werking van de markt te ondersteunen.

In dit verband zijn de belangrijkste doelstellingen van het nieuwe REACH- systeem:

een coherent registratiesysteem invoeren dat basisinformatie verschaft over de gevaren en risico's van nieuwe en bestaande chemische stoffen die in de EU worden vervaardigd of ingevoerd;

de bewijslast omdraaien, en verleggen van de autoriteiten van de lidstaten naar de fabrikanten en importeurs, die zullen moeten aantonen dat de stoffen veilig gebruikt kunnen worden;

de downstreamgebruikers verantwoordelijk stellen voor het verschaffen van informatie over het gebruik van de stoffen en bijbehorende risicobeheersmaatregelen;

het bestaande systeem van beperkingen handhaven en, voor de gevaarlijkste stoffen, als nieuw instrument een vergunningsprocedure invoeren;

meer transparantie en openheid voor het publiek tot stand brengen door de toegang tot relevante informatie over chemische stoffen te vergemakkelijken;

een Europese centrale instantie (het Agentschap) oprichten om de administratie van REACH te vergemakkelijken en ervoor te zorgen dat het systeem op geharmoniseerde wijze in de hele EU wordt toegepast.

De tekst van het Commissievoorstel is uitvoerig besproken door de Raad, waarna overeenstemming is bereikt. De voornaamste kenmerken van het gemeenschappelijk standpunt van de Raad zijn:


1. Werkingssfeer en stoffen die eronder vallen

REACH zal van toepassing zijn op alle stoffen die vervaardigd of geïmporteerd worden in een hoeveelheid van meer dan 1 ton per jaar. Aangezien "stof" breed gedefinieerd is, heeft de Raad het toepassingsgebied van de verordening en van bepaalde vrijstellingen geconsolideerd en verduidelijkt (bijv. voor afvalstoffen, stoffen die gebruikt worden in levensmiddelen of diervoeder en in bepaalde gevallen voor defensiedoeleinden),

De Raad heeft ook wijzigingen aangebracht in de definitie van bestaande stoffen ("geleidelijk geïntegreerde stoffen") zodat alle stoffen eronder vallen die voorkomen in de Europese inventaris van bestaande chemische handelsstoffen (EINECS).

Voorts heeft de Raad niets veranderd aan de vrijstelling van registratie voor afzonderlijke stoffen waarover voldoende informatie beschikbaar is en die op grond van hun intrinsieke eigenschappen niet als gevaarlijk worden beschouwd (met als enige uitzondering de toevoeging van cellulosepulp. Binnen 12 maanden na de inwerkingtreding van de verordening zal deze lijst echter door de Commissie opnieuw worden bezien.

De Raad besloot een aantal "natuurlijke stoffen" zoals ertsen, ertsconcentraten, mineralen en cementklinker van registratie vrij te stellen. Met betrekking tot legeringen en de definitie ervan als speciale preparaten, heeft de Raad zich positief uitgesproken over het voornemen van de Commissie om, in nauwe samenwerking met de lidstaten en belanghebbenden, richtsnoeren te verstrekken voor de beoordeling van speciale preparaten.


2. Registratie van stoffen

In het algemeen is het gemeenschappelijk standpunt van de Raad erop gericht enerzijds een werkbaar registratiesysteem te ontwikkelen en anderzijds de chemische sector ertoe te brengen voldoende gegevens te verstrekken om het veilig gebruik van een stof mogelijk te maken en de overheid en downstreamgebruikers informatie ter beschikking te stellen.

In dit verband zijn de oorspronkelijke bepalingen betreffende meerdere registranten van éénzelfde stof door de Raad gewijzigd, met als doel de belangrijkste elementen van het voorstel inzake"één stof - één registratie" in te voeren. In het gemeenschappelijk standpunt is derhalve bepaald dat alle fabrikanten en importeurs van dezelfde stof bepaalde delen van het registratiedossier gezamenlijk moeten indienen.

Wel zijn specifieke situaties vastgesteld waarin niet aan deze verplichting hoeft te worden voldaan, namelijk wanneer er onder de registranten meningsverschillen bestaan over de keuze van de informatie, wanneer het gezamenlijk indienen van deze informatie onevenredig duur zou uitvallen en wanneer het zou leiden tot het uitwisselen van commercieel gevoelige informatie.

Om de gevolgen voor het MKB, een van de belangrijkste zorgpunten van de Raad, te beperken, zijn belangrijke onderdelen van een voorstel voor gerichte informatievereisten voor stoffen in kleine hoeveelheden in het gemeenschappelijk standpunt van de Raad opgenomen. Fabrikanten of importeurs van stoffen in kleine hoeveelheden (1-10 ton) zullen alleen de reeds beschikbare gegevens over deze stoffen moeten overleggen, tenzij de stoffen voldoen aan eenvoudige criteria waardoor ze als potentieel zorgwekkend kunnen worden aangemerkt.

Voor stoffen die in hoeveelheden van 10 ton of meer per jaar per fabrikant of importeur worden vervaardigd of ingevoerd, wordt voorgesteld normaliter slechts één proef voor toxiciteit voor de voorplanting te eisen, naast de informatie die vereist is voor potentieel zorgwekkende stoffen in kleine hoeveelheden.

De Raad besloot geen significante wijzigingen aan te brengen in de aanvullende standaardinformatie voor stoffen die tot de volgende twee categorieën behoren: vervaardigd of ingevoerd in hoeveelheden van 100 tot 1000 ton, respectievelijk 1000 ton of meer per jaar per fabrikant of importeur. De Commissie stelt binnen 18 maanden na de inwerkingtreding criteria vast om te bepalen wat een adequate motivering is om op grond van de in het chemisch veiligheidsrapport ontwikkelde blootstellingsscenario's een aantal van de proeven achterwege te laten.


3. Stoffen in voorwerpen

Stoffen die bedoeld zijn om uit voorwerpen vrij te komen, worden inhoudelijk als alle andere stoffen behandeld, en geregistreerd volgens de 3-, 6- of 11-jarige periode van geleidelijke integratie. Voorts zullen fabrikanten en importeurs verplicht worden bij het Agentschap een kennisgeving in te dienen voor stoffen die aan de vergunningscriteria voldoen indien de hoeveelheid stoffen in de voorwerpen bepaalde drempels overschrijdt, en wanneer niet valt uit te sluiten dat de mens of het milieu tijdens de levenscyclus van het voorwerp aan deze stof zal worden blootgesteld.

Wanneer het Agentschap van oordeel is dat er redenen zijn om te vermoeden dat een stof uit voorwerpen vrijkomt en dat dit een risico voor de gezondheid van de mens of voor het milieu inhoudt, kan het eisen dat fabrikanten of importeurs van voorwerpen een registratie indienen.


4. Informatie in de toeleveringsketen

In het gemeenschappelijk standpunt wordt de rol van de distributeurs en de downstreamgebruikers in de toeleveringsketen verduidelijkt, vooral wat betreft de wijze waarop fabrikanten, importeurs of downstreamgebruikers moeten reageren op door distributeurs en/of downstreamgebruikers verstrekte informatie over geïdentificeerd gebruik. Tevens wordt in het gemeenschappelijk standpunt verduidelijkt dat downstreamgebruikers kunnen deelnemen aan een stoffen-informatieforum, en wordt toegelicht in welke gevallen zij een chemische veiligheidsbeoordeling moeten uitvoeren en een chemisch veiligheidsrapport moeten opstellen,


5. Evaluatie

De Raad besloot het Agentschap in de evaluatiefase van REACH tijdens welke registratiedossiers zullen worden behandeld en zal worden nagegaan welke potentieel zorgwekkende stoffen nader moeten worden bestudeerd, een centralere rol te geven dan in het voorstel is bepaald. Doel is te zorgen dat de evaluatie in de hele EU efficiënter en consistenter wordt uitgevoerd. Tegelijk was de Raad van mening dat het essentiële wetenschappelijke werk inzake de beoordeling van stoffen nog steeds in de lidstaten moet worden gedaan, die daarvoor over de nodige expertise beschikken. Uit hoofde van het gemeenschappelijk standpunt is de beoordeling van dossiers nu overgedragen aan het Agentschap, terwijl de stoffenbeoordeling door de bevoegde instanties van de lidstaten zal worden uitgevoerd, op basis van één enkel voortschrijdend plan voor de gehele EU, dat door het Agentschap wordt opgesteld en waarvoor de lidstaten bijdragen leveren.


6. Vergunningen

De overeenstemming binnen de Raad over vergunningsvoorschriften streeft naar een evenwicht tussen, enerzijds, de noodzaak krachtige stimulansen of zelfs eisen in te stellen om gevaarlijke stoffen te vervangen en, anderzijds, de gevolgen voor het bedrijfsleven van de invoering van te strenge vergunningseisen.

De Raad besloot dat vergunningen worden verleend wanneer de risico's voor het gebruik van een stof afdoende worden beheerst of wanneer wordt aangetoond dat de sociaaleconomische voordelen zwaarder wegen dan de risico's voor de gezondheid van de mens of voor het milieu van het gebruik van stoffen waarvoor geen geschikte alternatieve stoffen of technieken beschikbaar zijn. Tegelijk bepaalt het gemeenschappelijk standpunt dat afdoende beheersing onvoldoende grond is voor het verlenen van vergunningen voor stoffen die persistent, bioaccumulerend en toxisch (PBT), dan wel zeer persistent en sterk bioaccumulerend zijn (vPvB).

Voor stoffen waarvoor met de huidige methodes geen veilige drempels kunnen worden vastgesteld, voorziet het voorstel in een evaluatie binnen twaalf maanden na de inwerkingtreding van de verordening, op basis van de werkzaamheden in de REACH-uitvoeringsprojecten (RIP's). Voorts werd overeengekomen dat bij alle aanvragen van vergunningen de registrant steeds een analyse van mogelijke alternatieven moet bijvoegen.

Om het systeem transparanter te maken en de planning binnen de sector te faciliteren, publiceert het Agentschap een lijst met in aanmerking komende stoffen die voldoen aan de vergunningscriteria. De stoffen zullen na een periode van openbare raadpleging worden geïdentificeerd en op de lijst geplaatst.


7. Beperking

De Raad heeft in zijn gemeenschappelijk standpunt een overgangsperiode na de inwerkingtreding van REACH opgenomen om de lidstaten de gelegenheid te bieden de bestaande nationale wetgeving betreffende de huidige beperkingen op het in de handel brengen en het gebruik van chemische stoffen te actualiseren.


8. Inlichtingen

De Raad heeft de regels voor toegang tot informatie grondig gewijzigd teneinde de bepalingen ervan in overeenstemming te brengen met Verordening (EG) nr. 1049/2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.

Het gemeenschappelijk standpunt bepaalt dat de nadere regels inzake toegang tot bij het Agentschap berustende informatie door de raad van bestuur van het Agentschap moeten worden opgesteld conform de bepalingen van het Verdrag van Aarhus en Verordening (EG) nr. 1049/2001.

Het gemeenschappelijk standpunt bepaalt ook dat het Agentschap niet- vertrouwelijke informatie op zijn website beschikbaar zal stellen, om registratie te vergemakkelijken, onder meer voor het MKB.


---
Op basis van dit voorstel wordt een Europees Agentschap voor chemische stoffen opgericht om de technische, wetenschappelijke en administratieve aspecten van REACH te beheren en in bepaalde gevallen uit te voeren en de consistentie op communautair niveau met betrekking tot deze aspecten te waarborgen.
PB 196 van 16.8.1967, blz. 1-98.