Ministerie van Buitenlandse Zaken

Kamerbrief inzake aangehouden motie lid Herben over toepassing van GEMAP in partnerlanden

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Binnenhof 4

Den Haag


- Directie Mensenrechten en Vredesopbouw

Afdeling Vredesopbouw en Goed Bestuur

Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061

2500 EB Den Haag


Datum


- 3 juli 2006

Behandeld


- Sandra Belder


Kenmerk

DMV/VG-327/06

Telefoon


- 070-3486697


Blad


- 1/3

Fax


- 070-3484486


Bijlage(n)


- - sandra.belder@minbuza.nl


Betreft

Aangehouden motie Herben over toepassing van GEMAP in partnerlanden

Graag bied ik u hierbij mijn reactie aan op de aangehouden motie Herben (nr.43), - waarin de regering wordt verzocht na te gaan welke van de partnerlanden en potentiële partnerlanden in aanmerking komen voor de toepassing van een Governance and Economic Management Assistance Programme (GEMAP) en de Kamer hierover tijdig te berichten. Deze motie, die werd mede ondertekend door het lid Szabo (VVD), is ingediend tijdens het Verlengd Algemeen Overleg (VAO) over Kenia op 18 april 2006.

Tijdens het VAO Kenia heb ik toegezegd te bezien of GEMAP een bruikbaar systeem is dat kan worden geïncorporeerd in het anti-corruptiebeleid, in welk geval ik dit zou overnemen. In deze brief zet ik uiteen waarom ik GEMAP ongeschikt acht voor  toepassing in partnerlanden. GEMAP wordt op dit moment toegepast in Liberia als een noodgreep die werd ingegeven door de bijzondere en ernstige situatie in Liberia.

Laat ik eerst ingaan op het ontstaan, de inhoud en de kenmerken van GEMAP dat speciaal in het leven is geroepen om de transitie van oorlog naar vrede in Liberia te redden. Na een jarenlange burgeroorlog, inzet van de VN-vredesmacht UNMIL en bemiddeling door het Westafrikaanse ECOWAS werd in augustus 2003 in Liberia een vredesakkoord gesloten, gevolgd door de instelling van een overgangsregering. Deze overgangsregering en inmiddels haar opvolger onder leiding van de nieuwe president, mevrouw Ellen Johnson-Sirleaf, die in januari 2006 werd geïnaugureerd, stond en staat voor de zware taak het land in bestuurlijke en economische zin weer op te bouwen. Dat is geen sinecure in een situatie van nauwelijks functionerende, door de oorlog verzwakte en verwaarloosde instituties, en van grootschalige corruptie en straffeloosheid in een land dat van oudsher wordt gekenmerkt door systemen van patronage en cliëntelisme. Hoewel in de eerste anderhalf jaar na het sluiten van het vredesakkoord enkele stappen in de goede richting werden gezet, concludeerden donoren op basis van onderzoeken die eind 2004, begin 2005 werden uitgevoerd door ECOWAS en de Europese Commissie, dat diefstal en fraude binnen de overgangsregering zo omvangrijk waren dat daarmee duurzame vredesopbouw werd tegengewerkt. Door het zwakke fiscale management bestond onvoldoende zicht op de inning en besteding van gelden en liep het land het risico de targets van het overeengekomen Results-Focused Transition Framework (RTFT) niet te halen. Daarmee dreigde de voor de wederopbouw zo broodnodige steun van donoren, en langs die weg de toekomst van het land, in gevaar te komen. Vastgesteld werd dat drastischer maatregelen nodig waren om het land niet weer te laten afglijden.

Daartoe werd GEMAP ontwikkeld, een vergaand programma voor verbetering van het fiscale en financiële bestuur, en van transparantie en verantwoording. Kenmerkend aan GEMAP is dat op sleutelposities naast Liberianen internationale experts worden ingezet die een bindende medeondertekeningsbevoegdheid hebben voor uitgaven en inkomsten.

GEMAP is overeengekomen voor een periode van 3 jaar, die is ingegaan in september 2005. Het programma wordt geleid en gemonitord door een Stuurgroep onder leiding van het Liberiaanse staatshoofd. De leden van deze stuurgroep zijn afkomstig uit verschillende Liberiaanse instellingen en van de deelnemende donoren (Afrikaanse Unie, Europese Commissie, ECOWAS, Wereldbank, IMF, Verenigde Naties, Verenigde Staten, Nigeria en Ghana). Jaarlijks wordt bezien in hoeverre de implementatie conform plan verloopt en zal waar nodig bijstelling plaatsvinden.

Tot zover het bestaande GEMAP. In het licht van de aangehouden motie Herben luidt de vraag of Nederlandse partnerlanden in aanmerking zouden komen voor toepassing van eenzelfde programma. Ik ben om verschillende redenen van mening dat dit niet aan de orde is.

Afgezien van het feit dat de effectiviteit en duurzaamheid van het programma in Liberia nog zullen moeten blijken omdat het zich nog in de beginfase van uitvoering bevindt, is GEMAP onder zeer bijzondere omstandigheden tot stand gekomen, zoals uit bovenstaande blijkt. Liberia is een typisch voorbeeld van een falende staat, waar de interimregering na het sluiten van het vredesakkoord dermate zwak en corrupt bleek dat de wederopbouw en daarmee de toekomst en stabiliteit in het land ernstig in gevaar dreigden te komen. Die precaire situatie, die vroeg om uitzonderlijke maatregelen teneinde erger te voorkomen, is onvergelijkbaar met enige van de landen waarmee Nederland een bilaterale ontwikkelingssamenwerkingsrelatie onderhoudt. De criteria op basis waarvan de partnerlanden worden geselecteerd zijn de Kamer bekend.

Naast het feit dat de situaties onvergelijkbaar zijn, wordt met de partnerlanden ook op geheel andere wijze gewerkt. De samenwerkingsrelatie met partnerlanden is gebaseerd op het idee van partnerschap, hetgeen gelijkwaardigheid en wederzijdse verantwoordelijkheid impliceert. In de partnerlanden is het primair de ontvangende overheid die in de driver's seat zit. Deze overheid stelt haar eigen beleidsprioriteiten en -programma's vast. Nederland en andere donoren voeren hierover met de betreffende regering een - waar nodig kritische - dialoog en sluiten in hun steunverlening zoveel mogelijk aan bij het beleid van de ontvangende overheid. In een dergelijke relatie past het niet om eenzijdig als donorgemeenschap een vergaand pakket aan maatregelen à la GEMAP op te leggen dat zeer diep ingrijpt in de nationale bevoegdheden en verantwoordingsstructuren, door daar internationale experts met bindende medeondertekeningsbevoegdheid naast te plaatsen. Wanneer in partnerlanden de ontwikkelingen een verkeerde kant dreigen uit te gaan worden andere mechanismen ingezet. In eerste instantie zal via de politieke dialoog worden getracht de betreffende regering tot maatregelen te overreden. Wanneer dit onvoldoende oplevert kan worden besloten tot inzet van middelen via andere kanalen, verlaging of opschorting van de hulp of, in een uiterste geval, beëindiging van de hulprelatie.


-
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven

Mocht het document in de email u niet in goede orde bereiken, ga dan voor het brondocument naar: http://www.minbuza.nl/20060703-125102-A

===