EPO vermindert bloedarmoedeklachten bij kankerpatiënten
Kankerpatiënten hebben minder bloedarmoedeklachten als in een
vroegtijdig stadium EPO wordt toegediend. Dit concludeert Jorine
Augustijn-Savonije die woensdag 5 juli promoveert aan VU medisch
centrum in Amsterdam.
Bij patiënten die behandeld worden met chemotherapie ontstaat vaak
bloedarmoede. Klachten die daarmee gepaard gaan zijn vermoeidheid,
duizeligheid, verminderde eetlust en hoofdpijn. Bloedarmoede kan op
twee manieren behandeld worden: door bloedtransfusies of door
toedienen van recombinant humaan erytropoëtine, in de volksmond EPO
genoemd. De onderzoekster heeft verschillende aspecten v+an de
behandeling van bloedarmoede met bloedtransfusies of middels
toediening van EPO met elkaar vergeleken.
Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat wanneer al bij een lichte
bloedarmoede wordt aangevangen met de toediening van EPO, het aantal
benodigde bloedtransfusies tijdens de behandeling met chemotherapie
afneemt en het bloedgehalte stijgt. Patiënten die met EPO waren
behandeld gaven in vergelijking met patiënten die geen EPO hadden
ontvangen aan beter in staat te zijn om dagelijkse handelingen zoals
aankleden en eten uit te voeren, en meer energie en een betere
kwaliteit van leven te hebben.
De onderzoeksresultaten kunnen direct toegepast worden in de praktijk.
Kankerpatiënten krijgen dan in een eerder stadium EPO en hoeven
daardoor minder bloedtransfusies te ondergaan. Transfusierisico's,
zoals de overdracht van ziekten en de onderdrukking van het
afweersysteem, worden hierdoor ook kleiner. Uit het onderzoek blijkt
wel dat extra toediening van ijzer gewenst is om de werkzaamheid van
EPO te verhogen.
Vrije Universiteit Amsterdam