Voorwaarde inkomenstoeslag kan strijdig zijn met discriminatieverbod
Utrecht, 5 juli 2006 â De Centrale Raad van Beroep heeft in een aantal
zaken uitspraak gedaan over de zogenaamde langdurigheidstoeslag, een
vanwege de gemeente verstrekte inkomensondersteuning voor personen die
langdurig zijn aangewezen op een inkomen op het sociaal minimum en
grote afstand hebben tot de arbeidsmarkt, waardoor zij geen uitzicht
hebben op inkomensverbetering.
Recht op deze toeslag bestaat als voldaan is aan een aantal
voorwaarden, vastgelegd in artikel 36, eerste lid, van de Wet werk en
bijstand (WWB). Als gedurende een ononderbroken periode van zestig
maanden het inkomen niet hoger is geweest dan de toepasselijke
bijstandsnorm (onderdeel a), er geen inkomen uit of in verband met
arbeid is ontvangen (onderdeel b) en voldoende is getracht algemeen
geaccepteerde arbeid te verkrijgen (onderdeel c), is er in beginsel
recht op een zogenoemde langdurigheidstoeslag. Over deze voorwaarden
en enkele andere aspecten heeft de Raad een aantal uitspraken gedaan.
In twee uitspraken werd onderdeel b wegens strijd met het in artikel
26 IVBPR neergelegde discriminatieverbod buiten toepassing gelaten. De
Raad acht de doelstelling, te voorzien in een inkomenssuppletie voor
personen die langdurig zijn aangewezen op een inkomen op
bijstandsniveau en die geen perspectief hebben op de arbeidsmarkt,
aanvaardbaar. De Raad acht het in de referteperiode hebben ontvangen
van inkomsten uit arbeid in beginsel een geschikt en evenredig middel
om vast te stellen dat arbeidsmarktperspectief aanwezig is. Dit is
anders indien in de referteperiode sprake is geweest van zeer geringe
inkomsten uit arbeid en deze arbeid van zeer geringe duur is geweest.
Onder dergelijke omstandigheden kan uit het ontvangen hebben van
inkomsten niet worden afgeleid dat er sprake is van reële
arbeidsmarktperspectief. Ook het zonder meer aanwezig achten van een
reëel arbeidsmarktperspectief bij personen die in de referteperiode
inkomen in verband met arbeid ontvingen, bestaande uit een
gedeeltelijke WAO-uitkering, acht de Raad niet aanvaardbaar. Niet is
gebleken dat het voor gedeeltelijk arbeidsongeschikte personen
eenvoudiger is om daadwerkelijk arbeid te verwerven dan voor personen
ten aanzien van wie geen gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid is
vastgesteld.
De uitspraken zijn na te lezen op www.rechtspraak.nl onder Centrale
Raad van Beroep, Uitspraken, LJN-nrs. AY0161, AY0173, AY0259, AY0260,
AY0263, AY0266, AY0262, AY0265 en AY0269.
Voor eventuele vragen over dit persbericht kunt u zich wenden tot
A.J.Th. Kok, tel.nr. 030-8502120 (of 030-8502123).
LJ Nummers
AY0161
AY0173
AY0259
AY0260
AY0263
Bron: Centrale Raad van Beroep
Datum actualiteit: 5 juli 2006 Naar boven
Gerechtelijke organisatie